Hoe een democratie kan ontaarden in tirannie
Intolerante trekjes van het democratische stelsel. Over tweedracht en het algemeen belang, de tirannie van de meerderheid, apathie, publiekekeuzetheorie en pathologische politici.
In de voorgaande nieuwsbrieven ging het over de vraag hoe om te gaan met antidemocratische bewegingen. Het komt zelden voor dat het volk bij meerderheid willens en wetens een tiran verkiest. Dat schreef ik al eerder. Een veel groter probleem zijn de staatsgreep en democratische leiders die zich geleidelijk ontpoppen tot tiran. Over staatsgrepen gaan we het hier niet hebben. Maar dus wel over de democratie die verwordt tot een tirannie.
De voorbeelden zijn legio. De Joegoslavische president Slobodan Milošević, die genocide liet plegen op zijn eigen volk. De meedogenloze Vladimir Poetin, die overal bloedsporen achterlaat. De democratisch verkozen president Soeharto van Indonesië, die vreselijk liet huishouden in Oost Timor. De president van Peru, Alberto Fujimori, die honderdduizenden inheemse Peruanen gedwongen liet steriliseren.
De zegeningen van democratie
De zegeningen van de parlementaire democratie hoeven wij niet uitvoerig te bewieroken. Het gaat hier over tolerantie, niet over democratie. Wij staan daarom maar kort stil bij de voordelen van democratie.
Democratie gaat goed samen met idealen van gelijkwaardigheid en autonomie van alle burgers. Democratie is goed in het bedienen van de belangen van substantiële groepen in het electoraat. Democratieën doen het economisch gemiddeld beter dan andere systemen. Democratieën gaan vaak samen met een behoorlijke bescherming van burgerlijke vrijheden, rechtsbescherming en sterke andere instituties. Burgers in een democratie ontwikkelen enige empathie voor hun medeburgers, denken mee over maatschappelijke en morele dilemma’s en andere complexe vraagstukken en voelen zich meer verantwoordelijk voor de samenleving als geheel. Een goed functionerende democratie kan een bron zijn van nationale trots.
Jean-Jacques Rousseau vond dat politieke tolerantie een gunstig effect heeft op het karakter van de participanten: door participatie krijgen zij medeverantwoordelijkheid voor de genomen besluiten, en worden zij gestimuleerd om te luisteren naar de ingebrachte argumenten en deze af te wegen.
Montesquieu had zich in vergelijkbare zin uitgelaten: als ideeën met elkaar moeten concurreren, zullen de beste ideeën de overhand krijgen.
Niettegenstaande zijn bezwaren bepleitte John Stuart Mill politieke tolerantie. Hoe meer mensen er in de politieke arena betrokken zijn, hoe meer belangen, rechten en opinies van mensen gewogen worden, des te beter zal dat leiden tot een optimale utilitaire uitkomst. Doordat er publiek debat plaatsvindt waarbij meningen, belangen en levensstijlen met elkaar een interactie aangaan, kunnen de participanten beter geïnformeerd tot een besluit komen. Voor Mill was er maar één oplossing voor het probleem van conflicterende ideologieën: laat ze het maar in het parlement met elkaar uitvechten. Zo lang elke ideologie dezelfde vrijheid heeft en het spel volgens de regels speelt: moge het beste idee winnen, te bepalen door de kiezer.
Ook bij de nadelen van democratie hoeven wij niet uitgebreid stil te staan, al zijn die aanzienlijk. Wij concentreren ons op de nadelen die intolerantie aanwakkeren.
Kenmerkend aan een tirannie is een gebrek aan politieke tolerantie. De wil van de heerser is wet; dissidenten zijn niet gewenst.
Democratie en tolerantie zijn geen siamese tweeling
Maar ook democratie en intolerantie gaan prima samen. In de eerste plaats als de kiezer intolerantie wil. Hard straffen, bijvoorbeeld. Of geen seksuele vrijheid. Of religieuze onderdrukking, of een hardvochtig etnisch beleid. De oorzaken liggen dan doorgaans elders. De samenleving kan gebukt gaan onder hardnekkige groepsconflicten bijvoorbeeld, of de moderniteit heeft weinig vat op de samenleving. Daar valt van alles over te zeggen, maar dat komt later nog wel.
Maar ook in het democratische systeem zitten mechanismen ingebakken die juist kunnen zorgen voor méér intolerantie. We behandelen er drie. Democratie kan eendracht ondermijnen. Democratie heeft weinig oog voor minderheden. En democratie heeft een recruteringsprobleem.
Democratie zaait tweedracht
Mijn vader was zijn hele loopbaan beroepsmilitair. Zoals bijna iedereen in de jaren ‘70 was hij linksig, tot verwondering van zijn collega’s. Begin jaren ‘80 werd ik politiek bewust; ik vroeg hem wat hij stemde. Hij twijfelde, zei hij. Als hij zijn geweten volgde, zou hij kiezen voor de sociaal-democraten. Maar de socialisten hadden weinig affiniteit met de krijgsmacht. Links was beter voor het land, vond hij, maar rechts stemmen was meer in zijn eigen belang.
Voor de kiezer geeft het algemeen belang zelden de doorslag
Dit dilemma werd in 1651 al benoemd door Thomas Hobbes in diens boek Leviathan. Democratie wakkert tweedracht tussen burgers aan omdat niemand het gemeenschappelijk belang voor ogen heeft. Burgers laten hun stem niet bepalen door het belang van het algemeen, maar hun eigen belang. Wie rijk is wil minder belasting betalen; wie arm is wil meer herverdeling. Pensioengerechtigden willen meer pensioen, huizenbezitters willen fiscale subsidie voor hun hypotheek.
Wat voor kiezers geldt, geldt ook voor politici. Politici praten de kiezers naar de mond. Hun herverkiezing hangt er niet van af hoe het met het land gaat, maar hoe het met hun achterban gaat. Minderheden hebben electoraal weinig in de melk te brokkelen. Dit is een gouden formule voor het aanwakkeren van groepsconflicten.
Polarisatie is een verwant probleem. Waar de meeste kiezers van nature gematigd zijn, wordt de toon van het politieke debat gezet door de uitersten. Vooral in tweepartijenstelsels laat zich dit gelden. De rivaliserende partijen kunnen worden gegijzeld door luidruchtige, fanatieke leden; gematigde stemmen delven het onderspit.
De tirannie van de meerderheid
Het tweede nadeel is in 1859 goed verwoord door John Stuart Mill. Hij noemde het de tirannie van de meerderheid.
‘Het volk’ dat de macht uitoefent zijn niet altijd dezelfde mensen als degenen over wie het wordt uitgeoefend; en het ‘zelfbestuur'‘waarover gesproken wordt, is niet het bestuur van ieder door zichzelf, maar van ieder door de rest. De wil van het volk betekent bovendien in de praktijk de wil van het talrijkste of meest actieve deel van het volk; de meerderheid, of degenen die erin slagen zichzelf als meerderheid te laten accepteren: het volk kan bijgevolg verlangen dat een deel wordt onderdrukt; en hiertegen zijn net zozeer voorzorgsmaatregelen nodig als tegen elk ander machtsmisbruik.
De beperking van de regeringsmacht over individuen verliest dus niets van zijn belang wanneer de machthebbers regelmatig verantwoording moeten afleggen aan de gemeenschap, dat wil zeggen aan de sterkste partij daarin. (…) In politieke bespiegelingen wordt 'de tirannie van de meerderheid' nu algemeen gerekend tot het kwaad waartegen de samenleving op haar hoede moet zijn.
— John Stuart Mill, On liberty (1859)
De speltheoreticus William Riker toonde aan dat rationele politici streven naar zo klein mogelijke coalities. Hoe kleiner de coalitie, des te minder concessies je hoeft te doen, en des te minder gunsten je hoeft te beloven. Dit verschijnsel werkt de kans op Mills tirannie van de meerderheid in de hand.
Democratie wakkert dus niet alleen verdeeldheid aan: het heeft ook weinig oog voor minderheden. Daarmee kan democratie in potentie het ontstaan van hardnekkige groepsconflicten aanwakkeren: minderheden die zich misdeeld of miskend voelen, gaan zich roeren. Zo ontstond in Sri Lanka een hardnekkige opstand van de hindoeïstische Tamils op een door boeddhistische Singalezen gedomineerd eiland. Het aanleggen van een cordon sanitaire rond een politieke beweging kan potentieel eenzelfde effect hebben.
Apathie, beeldvorming en instincten
In de publiekekeuzetheorie wordt op deze argumenten voortgebouwd. Het publieke debat en de publieke besluitvorming worden gedomineerd door deelbelangen die - vaak geholpen met geldelijke invloed of een omvangrijk (elitair) netwerk - de weg naar de publiciteit en de besluitvormingscircuits makkelijk weten te vinden. Maar de burger is of wordt slecht geïnformeerd en komt veelal tot een oordeel op basis van apathie, beeldvorming en instincten.
De cabaretier Wim Kan (1911-1983) was zoon van een minister en was vooral bekend van zijn politiek getinte conferences. Maar verrassend genoeg stemde hij nooit. Het was de moeite niet waard, vond hij. (Ik vertel de anekdote uit het hoofd, met het risico van onzorgvuldigheid.) Een verslaggever stelde hem de vraag die voor de hand ligt. Wat nou als iedereen dacht zoals Kan, en niemand meer zou stemmen? In dat geval, antwoordde Kan, zou hij meteen zijn vrouw roepen. Kom, Corry, we gaan naar het stembureau, we hebben het eindelijk voor het zeggen!
Volgens publiekekeuzetheoretici als Anthony Downs en Mancur Olson had Kan gelijk: een rationele burger laat zich nauwelijks informeren over politieke kwesties, en laat politieke actie over aan anderen. De energie die ermee gemoeid gaat, overstijgt de kans op daadwerkelijke invloed. Apathische desinteresse is voor burgers de meest rationele keuze.
Het ligt voor de hand dat rationele, apathische burgers merendeels gematigd zijn. Activistische burgers zijn fanatieker: zij willen iets veranderen, en daar zetten zij zich voor in. Dit effect kan ervoor zorgen dat de politiek radicalere standpunten inneemt dan de burgers eigenlijk willen. In theorie kan dat voor meer intolerantie zorgen: de redelijke, rationele, tolerantere burgers houden zich afzijdig.
Gematigden en minderheden worden minder gehoord
De apathie hakt er nog dieper in doordat grote groepen in het algemeen een onevenredig grote invloed hebben. Marktleiders en wereldmachten hebben meer te winnen bij collectieve besluiten, en dat geldt ook voor dominante etnische groepen. Dus zij besteden meer energie aan groepsbeslissingen. Voor kleine landen, leden van kleine partijen en kleine minderheden is apathie de rationeelste opstelling. Zelfs als hun aanhang zich net zo hard inspant als de grote partijen, hebben zij nog steeds weinig te winnen: getalsmatig leggen zij het sowieso af.
Ik werkte ooit bij een brancheorganisatie. Het grootste lid, een multinational met een marktaandeel van veertig procent, was het actiefste lid. Wij lobbyden uit naam van de hele branche. De marktleider spaarde kosten noch moeite om ons daarbij te ondersteunen. De rest van de leden dobberde een beetje mee. Maar de kleinste leden voelden zich genegeerd en buitenspel gezet, en scheidden zich af van de vereniging. Toen had je de poppen aan het dansen, want de kleintjes gingen zich na hun afsplitsing gedragen als een olifant in de porseleinkast.
Dit verschijnsel zie je vaker bij kleine minderheden: hun leden zullen zich niet roeren, totdat de mainstream het te bont maakt, het gezamenlijke belang te weinig aandacht krijgt. Dan gaan de kleine minderheden radicaliseren: dat is de enige manier om nog gehoord te worden, om de eigen achterban te mobiliseren en om hun geringe omvang te compenseren.
En dat is nog niet alles.
Democratie trekt de verkeerde leiders aan
Het derde nadeel is al genoteerd door Plato: democratie trekt de verkeerde mensen aan. Engerds als Charles Taylor van Liberia en Robert Mugabe van Zimbabwe waren democratisch gekozen staatshoofden toen zij hun misdaden begingen, vergeet dat niet.
De meeste kiezers zijn slecht geïnformeerd over beleidskwesties. Zij missen de kennis of het boeit ze niet. Goede politiek is saai; niemand leest voor zijn plezier beleidsstukken, maar beleid is complex en voor goede beslissingen moet je echt wel de diepte in.
Wat doet dus een slimme politicus die verkozen wil worden? Die begint niet over moeilijke onderwerpen, maar hij simplificeert. Hij wil deskundig lijken, maar hoeft niet bekwaam te zijn. In plaats daarvan verlegt hij de aandacht naar onderwerpen die de kiezer wel in beweging brengen. Het belasteren van de tegenstander bijvoorbeeld, of het verketteren van groepen die niet tot zijn achterban behoren. Of hij gaat dingen beloven die hij helemaal niet waar kan maken. Of hij wordt een mediapersoonlijkheid die met populistische soundbites het publiek op zijn hand probeert te krijgen. Zo leidt hij zijn electoraat een droomwereld in.
Maar uiteindelijk wordt het electoraat wakker, en beseft dat het op een charlatan gestemd heeft.
Het vertrouwen in de politiek neemt af, en dat lokt weer een ander soort politicus aan: de antipoliticus. De outsider, of de sterke man, die zijn publiek wil laten geloven dat hij zegt waar het op staat, en die wel eens orde op zaken zal komen stellen. Dat loopt ofwel ook op een fiasco uit, of hij grijpt daadwerkelijk de macht, en dan zijn de rapen pas echt gaar. In plaats van een democratie krijgt het volk uiteindelijk een tirannie.
Herkenbaar? Bedenk dan dat die oude Plato dit al 2400 jaar geleden had voorspeld.
In de minst vertrouwde beroepsgroepen bungelen politici onderaan, nog onder de autoverkopers. Dat is grotendeels onterecht. In een serie over groepsconflicten komt nog een nieuwsbrief, speciaal gewijd aan de rol van politici in groepsconflicten. Ik vat het hier alvast samen.
Fatsoenlijke politici, pervers systeem
Politici zijn in het algemeen aardige, betrokken mensen, bovengemiddeld extravert en meer dan gemiddeld gemotiveerd door macht. Maar die zucht naar macht is riskant.
Leiders met een bovengemiddelde behoefte aan macht zijn effectievere leiders, heeft onderzoek uitgewezen. Mensen met een grote behoefte aan macht krijgen sneller de macht en zij zijn beter dan anderen in staat om ook hun organisatie machtiger te maken. Politici die het meest gemotiveerd worden door macht komen daardoor al snel bovendrijven; de collega’s die minder in macht geïnteresseerd zijn, blijven op de achtergrond. Daar wemelt het van in de politiek, maar je vindt ze niet op de voorste bankjes.
Machtsbeluste mensen zijn in het algemeen effectieve leiders, maar zij zijn ook bovengemiddeld manipulatief en gewetenloos. Met te veel macht krijg je geen tegenspraak meer. Maar die tegenspraak heb je wel nodig. Bijvoorbeeld om rekening te houden met invalshoeken die je zelf niet had gezien, risico’s beter in te schatten en morele grenzen te bewaken.
Meestal blijft het hierbij. Als je denkt aan bekende politieke leiders herken je het beeld misschien wel. Maar het kan ook verder uit de hand lopen.
Voor politieke leiders met veel macht ligt namelijk de verleiding op de loer om hun macht aan te wenden voor nog meer macht, maar ook voor begeerte en zelfs voor sadisme. Het aanwakkeren van negatieve gevoelens tegenover een vijand of uitgroep is een beproefde strategie van machtszoekers.
Bij mensen met langdurige macht ontstaat bovendien ongezond vaak het hybris-syndroom: zij willen niet meer tegengesproken worden, gaan zichzelf overschatten en worden roekeloos.
Ik noem dit de dodelijkste beroepsziekte ter wereld; niet omdat de leider er zelf aan sterft, maar omdat dit soort leiders bewust of onbewust grootschalige conflicten en zelfs oorlogen op hun geweten hebben.
Hybristische leiders zijn bovendien meer dan gemiddeld behept met een of meer stoornissen in het spectrum van de donkere drie (narcisme, machiavellisme of psychopathie) of met een bipolaire stoornis. Aan de beruchtste tirannen uit de recente geschiedenis zijn vaak stoornissen uit deze categorie toe te rekenen.
De goeden willen niet regeren omwille van geld of eer. Ze hoeven geen loon voor hun diensten als bestuurder; ze willen niet als als huurling worden beschouwd, en ze pakken ook niet stiekem geld aan als dieven. Evenmin doen zij het omwille van de eer, want eer interesseert ze niet.
Je moet ze dus onder druk zetten om hun ambt te bekleden. Misschien daarom wordt het als schandelijk beschouwd om zelf een functie te ambiëren en niet af te wachten. De goede bestuurder ziet het als de ergste straf om geregeerd te worden door iemand die slechter is dan hijzelf. Volgens mij is het is uit angst hiervoor, dat je soms een goede bestuurder treft; dat doen ze niet voor hun plezier of als iets goeds, maar als een noodzakelijk kwaad, omdat ze het ambt niet kunnen overdragen aan betere mannen dan zijzelf.
— Sokrates, geciteerd in Plato, Politeia (ca. 375 v.Chr.)
Tot slot
Ook de minst intolerante staatsvorm, de democratie, heeft dus kenmerken die intolerantie kunnen aanwakkeren in plaats van bestrijden. Ik hoop niet dat je nu van de weeromstuit antidemocraat bent geworden; dat hoeft nou ook weer niet. Maar het is goed om het probleem niet te ontkennen. Ons stelsel van democratie is vatbaar voor verbetering. Het parlementaire stelsel kreeg zijn huidige vorm in de Verlichting en is sindsdien eigenlijk nauwelijks heroverwogen. Terwijl verbeteringen best denkbaar zijn.
In de volgende nieuwsbrief over politieke tolerantie gaan we kijken naar ideeën om tolerantie effectief te verweven met het primaat van de kiezer en het belang van de gemeenschap. Daarmee ronden wij de serie over politieke tolerantie dan af.
Maar eerst volgt nog een nieuwsbrief in de reeks over klassieke bronnen van tolerantie, over het begrip humanitas, menselijkheid.
Ik ben inmiddels aangespoeld in Griekenland, en heb weer tijd om veel bekers freddo espresso te lurken achter mijn laptop. Op verzoek van enkelen zal ik proberen het iets kalmer aan doen met publiceren.
Literatuur
Plato, Politeia (ca. 375 v.Chr.)
Thomas Hobbes, Leviathan (1651)
Charles Montesquieu, De l’esprit des lois (1748)
Jean-Jacques Rousseau, Du contrat social ou principes du droit politique (1762)
John Stuart Mill, On liberty (1859)
Anthony Downs, An economic theory of democracy (1957)
William H. Riker, The theory of political coalitions (1962)
Mancur Olson, The logic of collective action (1965)
Charles K. Rowley, Friedrich Schneider, Readings in public choice and constitutional political economy (2008)
Zeker in tijd van a.s. verkiezingen boeiend om te lezen Kaj! Democratie als ‘minst tolerante’ staatsvorm. En wat je zegt over samenstelling van meerderheden en (stille) minderheden. En de persoonlijkheidstrekjes van ‘machthebbers’. En dat stemmen het vaakst gebeurt op basis van instinct en zelfs apathie.
Ik vind dat je helder uitlegt mét de nodige persoonlijke voorbeelden (vader / branche organisatie) én met wetenschappelijke onderbouwing/ verwijzingen naar Plato, Montesquieu etc. Heb het goed in Griekenland.
Ik gun iedereen de rust en de tijd om jouw stukken te lezen in deze tijd van snelle oordelen, wantrouwen, ongeduld en .... intolerantie. En het er serieus met elkaar over te hebben online, in de MSM en aan de keukentafel. Dankje voor je bijdragen!