Voor Christus
Jezus van Nazareth had een paar uitzonderlijk tolerante ideeën. Om ze te begrijpen, moeten we meer weten over de Joodse achtergrond van Jezus: de geschiedenis van het Joodse volk, hun god en hun wet.
In English: Before Christ
In deze nieuwsbrief ga ik de context schetsen waarin Jezus van Nazareth tot zijn opvattingen kwam. Want Jezus was in de eerste plaats een joodse prediker die nooit enige poging deed om zijn opvattingen buiten zijn eigen volk bekend te maken. Ook stond voor Jezus de toepasselijkheid van de joodse wet nooit ter discussie.
We zullen ingaan op de oorsprong van het Joodse volk, de oorsprong van hun uniciteit ten opzichte van andere religies in de regio, hun voortdurende strijd voor religieuze autonomie onder buitenlandse heerschappij. We gaan in op hun monotheïsme en op de prominente plaats van hun religieuze wet.
Jezus groeide op in een beschaving die niet alleen Joods was, maar ook sterk beïnvloed door de Griekse cultuur en filosofie. Door een erosie van het gezag van de hogepriesters was er veel religieus debat onder het gewone volk. Het was een tijd van religieuze polarisatie, sektarisme, charismatische lekenpredikers. Vooral door Romeins wanbeheer verkeerde de Palestijnse samenleving in de eerste eeuw van onze jaartelling in een staat van onrust. Velen geloofden dat het einde der tijden nabij was en dat de Romeinse bezetting een beproeving was voordat de dag des oordeels zou aanbreken. Volgens een bijbelse profetie zou een messias de rechtvaardigen uit hun ellende leiden. Zou Jezus die messias kunnen zijn?
De mysterieuze oorsprong van het Joodse volk
Op de grens van Libanon en Syrië ligt de hoge berg Hermon. In de winter kun je er leuk skiën. Het smeltwater stroomt zuidwaarts richting de Rode Zee, en vormt de rivier Jordaan. Ten oosten daarvan, tussen de Jordaan en de Middellandse Zee, ligt een tamelijk vruchtbaar heuvellandschap. Al sinds mensenheugenis woonden er mensen. De stad Jericho bestaat al bijna 12.000 jaar. Het gebied ligt tussen twee enorme rivierdelta’s: de Egyptische Nijl in het westen, en Mesopotamië, het tweestromenland van de Eufraat en de Tigris in het oosten. De oude beschavingen van Egypte en Mesopotamië ontmoetten elkaar in Kanaän, dat een smeltkroes van culturen werd.
Over de oorsprong van het volk Israël is heel veel en heel weinig bekend. Het staat beschreven in de collectie boeken die wij kennen als het Oude Testament en die de Joden de Tenach noemen. Als historische bron is de collectie uniek, maar niet zo betrouwbaar. Het is een religieus, juridisch, mythologisch, literair en historisch document in één; het is niet makkelijk om de historische elementen te isoleren van de andere. En dan werd het ook nog eens overgeleverd vanuit het perspectief van de devote verteller; objectiviteit hoef je niet te verwachten. Het werk werd deels mondeling doorverteld; het werd waarschijnlijk pas rond 120 v.Chr. voor het eerst integraal gebundeld, of misschien zelfs later. Zonder onafhankelijk aanvullend bewijs, bevind je je vooral op het terrein van het geloof, niet van wetenschap. Ik heb niets tegen gelovigen, maar dit is niet een plek voor wie in zijn geloof bevestigd wil worden. Wat je hier gaat lezen, is op basis van wetenschappelijke literatuur over de geschiedenis van het Joodse volk. Ik leun daarbij vooral op het boek The Jews, a history van de historici John Efron, Matthias Lehmann en Steven Weitzman (2009/2019). Voor wie zich meer in het onderwerp wil verdiepen, kan ik dat boek van harte aanraden. Het is doorwrocht, genuanceerd en prima leesbaar.
De eerste verifieerbare vermelding van een volk Israël is te vinden op de zogeheten stèle van Merenptah, die dateert van ongeveer 1210 v.Chr. Kanaän was toen een Egyptische provincie. De farao Merenptah beschrijft daarop dat hij een aantal steden en stammen in dat gebied heeft onderworpen. “Israël is verwoest, zonder zaad.”
Waar die vermelding van Israël op slaat is niet duidelijk. Uit de context is duidelijk dat het een volk of een gemeenschap betrof, geen bewoners van een stadstaat. Maar verder zijn er geen aanwijzingen welke gemeenschap Israël was, of waar die leefde, laat staan waar die van oorsprong vandaan kwam.
In Kanaän woonden Kanaänieten. Archeologen onderscheiden in de elfde eeuw v.Chr. drie onderscheiden bevolkingsgroepen in het gebied: bewoners van stadstaten als Jericho, de zogeheten zeevolken in het westen, en de bewoners van de hoger gelegen gebieden aan weerszijden van de Jordaan. Er wordt wel gedacht dat die laatste groep voorgangers waren van het volk Israël, maar de aanwijzingen zijn niet heel sterk. Dat volk zou dan (wellicht door de aanval van de farao) dieper de hooglanden zijn ingedreven, waar zij een betrekkelijk geïsoleerd bestaan leidden en een aparte cultuur ontwikkelden. Die cultuur zou zich dan onderscheiden door een afkeur voor varkensvlees, een specifieke vorm van woningbouw, een karakteristieke, niet gedecoreerde vorm van pottenbakken (wat duidt op een meer egalitaire samenleving) en besnijdenis om zich te onderscheiden van andere volken. Maar dat is speculatie.
De zeevolken zijn herkenbaar aan onder meer rijk gedecoreerde potscherven, die een aanwijzing zijn dat die volken uit de Helleense beschaving afkomstig waren. De bekendste van die zeevolken waren de Filistijnen. Zij woonden vooral aan de kust. Het gebied was aanvankelijk een Egyptische kolonie, maar toen de zeevolken binnen kwamen zeilen, was de Egyptische controle al tanende. Volgens de Tenach had het volk Israël het doorlopend aan de stok met de Filistijnen; omdat het naburige volken waren en de Filistijnen indringers waren met een andere culturele achtergrond, is dat aannemelijk.
In de negende eeuw v.Chr. was er een koning van Israël en een koning uit het huis van “dwd”, valt op te maken uit een inscriptie gevonden ten zuiden van de berg Hermon. “Dwd” verwijst mogelijk naar het huis van David, volgens de Tenach een dynastie uit het koninkrijk van Juda. En uit een Assyrische inscriptie uit 853 v.Chr valt uit af te leiden dat koning Ahab van Israël steden onder controle had, een leger, tempels en een hofcultuur. Dit is het moment waarop de Tenach enigszins verifieerbaar wordt. De Tenach beschrijft de geschiedenis vanuit het perspectief van het koninkrijk van Juda, het gebied rondom Jeruzalem. Het koninkrijk van Israël lag ten noorden daarvan, rondom de latere hoofdstad Samaria. Volgens de Tenach waren beide koninkrijken onder het huis van David verenigd, maar er zijn verder geen bronnen die dat bevestigen.
Een overheerst volk met een wet en één God
In de achtste eeuw v.Chr. begon de expansie van de volken uit Mesopotamië: achtereenvolgens kwamen eerst de Assyriërs uit het noorden op bezoek, en daarna de Babyloniërs uit het zuiden. Rond 722 v.Chr. werd het noordelijke koninkrijk veroverd door de Assyriërs. Rond 701 v.Chr. kregen de Assyriërs ook grote delen van Juda in handen. Jeruzalem werd ongeschonden gelaten, en Juda werd een Assyrische vazalstaat. Dat bleef het ruim honderd jaar lang, totdat de Babyloniërs het stokje van de Assyriërs overnamen. Het volk van Juda zag bij die machtsovername kansen om de autonomie weer in handen te krijgen, maar die opstand faalde. De Babylonische koning Nebukadnezar liet als reactie de tempel in Jeruzalem verwoesten, het koningshuis ombrengen, en hij nam een wezenlijk deel van de bevolking van Juda mee naar Babylon, waar zij in ballingschap moesten leven. Gaandeweg leerden deze nieuwe burgers van Babylon om te gaan met de nieuwe situatie; zij raakten geaard, en sommigen omarmden zelfs de goden van Mesopotamië.
Wij moeten het over Jahweh hebben, de hoofdpersoon uit de Tenach. Het was een god met speciale krachten waar het oorlog en weersinvloeden betrof. De eerste vermeldingen, vanaf de 14e eeuw v.Chr., duiden op herkomst in het gebied ten zuiden van de Dode Zee, maar zijn bekendheid strekte zich uit tot een groter gebied. In het koninkrijk Israël schopte hij het tot nationale god, samengesmolten met machtige goden als Baäl en El. Maar het volk Israël was nog lang niet monotheïstisch: er werden allerlei goden aanbeden. De Tenach bevat allerlei verwijzingen naar andere goden en opmerkelijk weinig uitspraken dat er maar één god is. Pas rond de Babylonische ballingschap in de 7e eeuw v.Chr. ontstond het karakteristieke monotheïsme van het volk Juda. Waarom dat gebeurde, is een raadsel. Mogelijk gebeurde het om zich af te zetten tegen het polytheïsme van de Babyloniërs. Helemaal uniek was het niet; ook de Egyptische beschaving had een periode waarin er maar één god erkend werd, en ook de Assyriërs en Babyloniërs hadden soms de neiging om al hun goden op één hoop te gooien om er één almachtige god van ten smeden.
Zoals wij al eerder lazen, nam koning Cyrus van Perzië in 539 v.Chr. Babylon in. Cyrus en zijn latere opvolger Darius waren kundige bestuurders, die graag op afstand en hoofdlijnen bestuurden; de volken van Juda en Israël kregen een mate van autonomie terug; zij konden als zij dat wilden weer uit Babylon terugkeren, en ook hun religie werd ongemoeid gelaten. Het gebied van het voormalige Kanaän zou twee eeuwen lang onder Perzisch bestuur blijven, totdat de Helleense cultuur van Alexandros de Grote het stokje zou overnemen. In de Tenach wordt het Perzisch bestuur in het algemeen gunstig beschreven.
In het judaïsme zoals wij het kennen is kennis van het Boek en de Wet heel belangrijk. Hoe kwam de Tenach tot stand? Veel weten wij niet, maar als wij één ding weten, is het dat de Tenach een bundeling is van verhalen en geschriften uit allerlei bronnen. Het boek Genesis is een combinatie van oude verhalen die in het antieke Midden-Oosten wijdverspreid waren. De andere boeken van de Torah, de joodse wet, zijn zeker niet geschreven door Mozes, maar zijn vermoedelijk een compilatie door vier verschillende auteurs. De meeste bijbelse verhalen zijn mondeling overgeleverd voordat zij op schrift werden gesteld. Vermoedelijk werd het proces van schriftelijke vastlegging vooral ter hand genomen tijdens de ballingschap in Babylon. Door de buitenlandse overheersing werd het volk zich meer bewust van de eigen identiteit, en nam de behoefte toe om de eigen geschiedenis meer nadruk te geven. Het heeft er alle schijn van dat de profeet Ezra in de 4e eeuw v.Chr, op Perzisch gezag, de wet van Mozes, de Torah, voor het eerst bindend oplegde aan de inwoners van Jeruzalem en omstreken. De Tenach in haar huidige vorm werd pas in de tweede eeuw n.Chr. gestandaardiseerd.
Tolerantie in de Tenach
Tolerantie is in de Tenach ver te zoeken. Gods wetten zijn strikt, en Jahweh liet niet met zich sollen. Hij begon zijn carrière niet voor niets als oorlogsgod. Zat het tegen, dan was dat doorgaans een straf van God. Je moest maar raden waar je voor gestraft werd.
In Genesis 6-9 wordt de Zondvloed beschreven. God zag dat alle mensen op aarde slecht waren. Ze waren oneerlijk en gemeen en bedachten alleen maar slechte dingen. God kreeg er spijt van dat hij de mensen gemaakt had. Hij wilde de schepping van mens en dier ongedaan maken. Er was maar één mens die goed leefde, Noach. God liet de aarde volstromen met enorme massa's water. Alles wat leefde kwam om. Behalve Noach en zijn familie en de dieren die hij van God moest meenemen op zijn boot.
Bijster succesvol was God niet met zijn grote schoonmaak. Het verdere verloop van de geschiedenis is bekend. De wandaden van de volgende eeuwen staan uitvoerig opgetekend. Maar God had een statement gemaakt. Slechte mensen hoeven niet op zijn genade te rekenen.
Verder bemoeide God zich intensief met zijn volk. Talloze vijanden werden door hem vernietigd. God strafte de Egyptenaren met de tien Plagen van Egypte omdat de farao de Israëlieten niet toestond om het land te verlaten (Exodus 7-11). Met hulp van God liet Jozua de muren van Jericho instorten (Jozua 6). In opdracht van God roeide Saul het hele volk van de Amalekieten uit, behalve de koning en hun vee. Dit laatste tot woede van God, die opdracht had gegeven om iedereen te doden. (1 Samuel 15). Voor geen van deze verhalen is overigens wetenschappelijke steun te vinden; het is onwaarschijnlijk dat zij in het echt hebben plaatsgevonden.
God vaardigde aan de Israëlieten een enorme lading wetten uit. De belangrijkste waren de Tien Geboden. De meeste vergrijpen moest het volk zelf bestraffen, en niet bepaald zachtzinnig. De doodstraf - vaak steniging - stond onder andere op: moord en doodslag (Exodus 21:12), mishandeling van je vader of moeder (Leviticus 20:9), overspel (Leviticus 20:10), incest (Leviticus 20:11-21), sodomie (Leviticus 20:13), bestialiteit (Leviticus 20:15), spiritisme (Exodus 22:17), offeren aan andere goden (Exodus 22:19), en op het onder invloed staan van valse profeten (Deuteronomium 13:13-19).
Ook in algemene zin eiste God gehoorzaamheid aan zijn voorschriften:
Wie ontrouw is aan God, zal gestraft worden. Hij wordt meteen gedood.
— Deuteronomium 7:10
Voor een select paar vergrijpen zou God zelf de straf toedienen: andere goden dienen (geloofsafval, afgodendienst) en Gods naam uitspreken, zonder nadenken (vloeken, godslastering, nomen sacrum). God had duidelijk lange tenen. Maar opmerkelijk genoeg is hij aanzienlijk milder over mensen die zijn bestaan ontkennen. Dat zijn weliswaar gekkies, maar zij hoeven niet dood. God rekent later wel met ze af.
Mensen zonder verstand denken: er is geen God.
— Psalmen 14:1
Een vergelijkbare opstelling koos God ten opzichte van deïsten:
Ik werd jaloers op mensen die zich niets van U aantrekken. (…)
Ze zeggen: "Het kan God niets schelen. Hoe zou God het weten? Hij ziet het niet!"
Het zijn slechte mensen.— Psalmen 73:3-12
Hoe dan ook: met God viel niet te spotten en iedereen die een loopje nam met zijn bevelen kon het wel schudden. Toch komen er ook tolerante teksten voor in het Oude Testament:
Jullie mogen vreemdelingen niet onderdrukken of slecht behandelen. Want jullie zijn zelf ook vreemdelingen geweest, toen jullie in Egypte waren.
— Exodus 22:21
Onderdrukking van vreemdelingen was dus niet toegestaan, maar vriendschap sluiten met vreemde volkeren werd ontraden. Sterker: gezorgd moet worden dat vreemde volken niet in het Joodse land konden blijven wonen. Want het risico was te groot dat de Israëlieten vreemde goden zouden gaan vereren en een slecht leven zouden leiden. (Exodus 23:32-33).
In een korte reeks nieuwsbrieven gaan wij later nog uitgebreid stilstaan bij tolerantie in het judaïsme.
Helleense invloeden
Wij waren gebleven bij de Perzische heerschappij tot in de 4e eeuw v.Chr. In deze min of meer chronologische benadering gaan wij nu stilstaan bij de Helleense invloeden op het jodendom. In de reeks over de klassieke bronnen van tolerantie wees ik al op de Helleense invloeden op Jezus’ opvattingen.
De Macedoniër Alexandros de Grote veroverde Palestina op de Perzen. Dat gebeurde in 331 v.Chr. Acht jaar later stierf Alexandros, nog maar 33 jaar oud. Hij stierf zo onverwacht dat hij zijn opvolging niet goed had geregeld. Hij was nog maar amper dood, of de strijd om de heerschappij over zijn rijk barstte los. Uiteindelijk werd het rijk opgeknipt. Alexandros’ veldheer Ptolemaios verzekerde zich van de Nijldelta en de oostkust van de Middellandse Zee, dus inclusief Palestina. Hij vestigde daar zijn dynastie, met Alexandrië als hoofdstad. De Macedonische dynastie van de Ptolemaeën (met de bekende Cleopatra als laatste telg) eigende zich de titel farao toe en huwde doorgaans met Egyptische aristocratie. Zo ontstond een gemengd Egyptisch-Helleense cultuur in het koninkrijk.
Naar goed gebruik werd de Joodse cultuur en religie ook door de Ptolemaeën goeddeels ongemoeid gelaten. Het feitelijke gezag in Judea werd uitgeoefend door een dynastie van hogepriesters. Van Helleense invloeden op Judea was nauwelijks iets te merken, al kwam de Joodse bovenlaag van de samenleving er uiteraard wel mee in aanraking: zij leerden Grieks, en gingen ook Griekse auteurs lezen.
In 200 v.Chr. kwam Palestina in handen van een andere Helleense dynastie, gesticht door een andere veldheer van Alexandros, Seleukos. Die Seleucidische dynastie had zo’n beetje het voormalige Babylonische rijk in handen. Voor Judea veranderde er aanvankelijk niet veel. Totdat een zekere priester Jason zich door de Seleucidische koning, tegen betaling, liet aanstellen tot hogepriester. Die positie was kennelijk voortaan te koop bij de soeverein. Was dat al tegen het zere been van de Judeeërs; diens opvolger Menelaus maakte het nog bonter. Ook die kwam het hogepriesterschap kopen bij de koning, maar om de aankoop te bekostigen, deed hij een greep in de tempelschatten. Dat werd absoluut niet gepikt door de Judeeërs. Hun grieven waren niet alleen gericht tegen de onbetamelijke inmenging van de Seleuciden in godsdienstzaken, maar ook tegen de toenemende hellenisering van Palestina die niet door de hogepriesters Jason en Menelaus werd ontmoedigd. De zaken liepen uit de hand, waarop de Seleucidische koning Antiochos besloot om uitingen van de joodse religie botweg te verbieden.
Lang verhaal kort: de Judeërs kwamen in opstand, daar hoefde je niet lang op te wachten. Die opstand staat bekend als de Makkabese opstand van 167 v.Chr. En de opstand slaagde: de Seleuciden werden verdreven, er werd een nieuwe dynastie van hogepriesters ingesteld die feitelijk het land bestuurden, de Hasmoneeërs. Maar al gauw verloren de Hasmoneeërs hun populariteit: de belastingdruk was hoog, en het regime kreeg tirannieke trekjes. En de hellenisering stopte niet: ook onder de Hasmonese dynastie stond de Griekse cultuur voor beschaving en moderniteit. Voor het gewone volk stond het voor decadentie.
Met al deze verwikkelingen had het hogepriesterschap voor menig jood flink aan gezag ingeboet. Vertegenwoordigden de hogepriesters voorheen nog het hoogste gezag in religieuze aangelegenheden; voor de goegemeente hadden de hogepriesters dat gezag nu wel verspeeld. De hogepriesters waren de baas in de tempel en omstreken, dat was onomstreden, maar daarbuiten werden de schouders opgehaald over hun religieuze gezag. Daar kwam bij dat de Helleense invloeden ook op religieuze kwesties haar sporen hadden nagelaten. Gelovigen gingen zelf nadenken. Zaken waar het volk voordien nauwelijks over nadacht, werden nu breed bediscussieerd. Denk dan aan zaken als de onsterfelijkheid van de ziel, de rol van het lot en van de vrije wil, spirituele of wereldse bezittingen. Er kwamen schriftgeleerden en charismatische figuren (zoals Johannes de Doper) die hun opvattingen aan de man brachten en een schare volgers wisten te verwerven. In Griekenland had je de cynici, de epicuriërs en de stoïci. In Judea ontstonden ook verschillende religieus-filosofische stromingen met elk hun eigen aanhang: de farizeërs, de sadduceërs en de essenen. Sommige waren losjes georganiseerd rondom een filosofische benadering, of vormden de aanhang van een bijzonder scherpzinnige schriftgeleerde. Dit soort bewegingen worden gewoonlijk geassocieerd met het begin van het rabbijns jodendom: gezaghebbende uitleg van Gods wet door schriftgeleerden, waar later de Talmoed uit voortkwam. Maar er waren ook groepen met een sektarisch geloof in afzondering en een obsessie met het einde der tijden. Aan zo’n laatste groep essenen hebben wij de Dode Zeerollen te danken.
De eindtijd?
In 67 v.Chr. versloeg de Romeinse generaal Pompeius de Seleuciden. Dat bracht hem op de drempel van Palestina, dat nog altijd bestuurd werd door de Hasmonese dynastie, die op dat moment met een opvolgingskwestie te maken had: twee zoons claimden allebei de opvolging van wijlen hun moeder. De Romeinse macht kon de doorslag geven in het conflict. Door partij te kiezen voor een van de zonen en de andere te arresteren, nam Pompeius feitelijk de macht in handen. Om te laten zien wie er voortaan de baas was, wandelde hij in 63 v.Chr. doodleuk de Tempel binnen, het heiligste der heiligen. Voor joden was dat een schokkende vernedering; alleen priesters mochten daar naar binnen.
Naar goed Romeins gebruik werd het Joodse volk verder goeddeels ongemoeid gelaten. Maar met de Hasmoneeën bleek geen land te bezeilen, dus werd er een loyale koning ingevlogen, Herodes. Die nam de touwtjes stevig in handen. Het land werd tot zijn dood veertig jaar lang kundig bestuurd. Hij bouwde een prachtige nieuwe tempel en onderhield goede betrekkingen met de Romeinen. De Helleens-Romeinse cultuur kreeg alle ruimte. Maar na Herodes’ dood in 4 v.Chr. kwam het slop erin. Zijn zoons bakten er niets van, waarop de Romeinen toen maar gouverneurs aanstelden. Maar Judea was voor de Romeinen een onbeduidend gebiedje; er kwamen prefecten en procuratoren van de tweede garnituur die niets snapten van de subtiliteiten in de omgang met de eigengereide Joden.
Door wanbestuur van de Romeinse gouverneurs, hoge belastingen en een aantal misoogsten begon het Joodse volk opstandig te worden. Er ontstonden groepen zoals de Zeloten die actief verzet tegen de Romeinse overheersing voorstonden. Nu konden de Romeinen best veel hebben, maar wie zich actief verzette tegen hun aanwezigheid kon rekenen op een snoeiharde reactie.
Daarbij kwam ook nog de joodse eschatologie in zwang. Zoals al vermeld, geloofden joden dat God gehoorzaamheid beloonde en zondig gedrag bestrafte. De onrustige periode onder de Romeinen, met economische tegenslag en bruut Romeins geweld, was daar niet mee te rijmen. Waarom werden de vrome joden zo gestraft? Het moest de eindtijd zijn, zoals in de Tenach al voorspeld. Er zou een nieuwe Joodse koning, een messias, opstaan die het land onder Gods leiding zou verlossen, dat was al zo voorspeld door de profeten. De Romeinse overheersing werd gezien als een periode van goddelijke beproeving die het laatste oordeel zou voorafgaan.
In die historische context leefde Jezus van Nazareth, waar wij de volgende nieuwsbrief aan zullen wijden. Zoals bekend laat de eindtijd nog even op zich wachten. Maar de Joden wachtte wel een dramatische apotheose. De verzetsbeweging groeide in kracht en in 66 n.Chr. werden de wapens opgenomen. De opstand had aanvankelijk succes; de Romeinen trokken zich terug en er kwam een Joodse interim-regering. Maar ze hadden beter moeten weten: met de macht van de keizer viel niet te spotten. Keizer Vespasianus stuurde zijn zoon Titus aan het hoofd van een enorme Romeinse legermacht. In 70 n.Chr. werd Jeruzalem ingenomen en de tempel vernietigd. Het Joodse verzet leidde tot een cascade aan etnische conflicten tussen Joden en niet-Joden, ook buiten Judea. Veel Joden zochten een heenkomen in allerlei steden rondom de Middellandse Zee, waar her en der kleine Joodse gemeenschappen werden gevormd. Die diaspora zou uiteindelijk het netwerk vormen waarin het christendom zich over het hele Romeinse rijk zou verspreiden. Maar daar komen we nog op terug.
Meer lezen?
Flavius Josephus, Historia Ioudaikou polemou (75 n.Chr.), vertaald in het engels als The wars of the Jews
John Efron et al., The Jews, a history (2009/2019)
Philip Davies, The history of ancient Israel (2015)
Susan Niditch (red.), The Wiley Blackwell companion to ancient Israel (2016)
George van Kooten, Jacques van Ruiten (red.), Intolerance, polemics, and debate in Antiquity (2019)
Dit was de eerste nieuwsbrief in een lange reeks: tolerantie en het christendom.
De reeks bestaat tot nu toe uit:
Voor Christus
Jezus van Nazareth had een paar uitzonderlijk tolerante ideeën. Om ze te begrijpen, moeten we meer weten over de Joodse achtergrond van Jezus: de geschiedenis van het Joodse volk, hun god en hun wet.Waar Jezus’ tolerante ideeën vandaan kwamen
In bepaalde opzichten was Jezus een tolerante denker. Maar lang niet al zijn opvattingen had hij van zichzelf. Over Jezus’ eenvoudige komaf, de halachische traditie en Helleense invloeden.Hoe deze dwarse apostel per ongeluk een wereldkerk stichtte
Over het wonderbaarlijke (over)leven van Paulos van Tarsos, de verweesde Jezusgemeenschap in Jeruzalem, de missie in het heidense Westen en de irrelevantie van de joodse wet.Geen joodse wet voor christenen, maar wat dan wel?
Waarom de christelijke wet niet in de Bijbel staat. Over Paulos’ selectieve toepassing van Jezus’ instructies, over schappelijkheid, en over zijn afkeer van seks, vrouwen, en mannen met lang haar.Met tranen in de ogen en bloed aan de handen
In de 4e eeuw verwierf de kerk van Rome de macht en verloor zij haar onschuld. De eenheid van de kerk werd hoofdzaak, ketterij een zonde. Na de worsteling van Augustinus ging de kerk over lijken.Christendom, slavernij, en bekering van heidenen
Bekering van heidenen zonder dwang. En christelijke goedkeuring van slavernij. Over seksslaven, de bekering van een toeristenparadijs, en uitbuiting door de dorpspastoor.De schone handen van de kerk, de vuile handen van de staat
Hoe de pausen het vuile werk lieten opknappen door de christelijke vorsten. Maar scheiding van kerk en staat ging later iets anders betekenen: een seculiere overheid.De rechtvaardige oorlog tegen de islam
Een botsing tussen christendom en islam was onvermijdelijk. Niet alleen omdat zij in elkaars vaarwater kwamen, maar ook omdat zij verschillende rechtvaardigingen voor oorlogsvoering hanteerden.
Daarna nog veel meer. Blijf lezen!