Geen joodse wet voor christenen, maar wat dan wel?
Waarom de christelijke wet niet in de Bijbel staat. Over Paulos’ selectieve toepassing van Jezus’ instructies, over schappelijkheid, en over zijn afkeer van seks, vrouwen, en mannen met lang haar.
In English: No Jewish law for Christians, but what then?
In de vorige aflevering ging het over de samenloop van omstandigheden waaronder de brieven van Paulos van Tarsos de kern werden van de leer van de officiële Romeinse christelijke kerk.
In deze aflevering gaan wij kijken welke morele opvattingen Paulos had. De joodse wet was buiten de orde geplaatst: die was alleen van toepassing voor Joden. Wat kwam daarvoor in de plaats voor de rest van de christelijke aanhang?
In de nieuwsbrief over Jezus’ begrip van tolerantie lazen wij dat Jezus de joodse wet vanzelfsprekend van toepassing achtte. Daarbinnen zette hij de volgende accenten:
Rein en onrein: echte reinheid zit van binnen.
Gods koninkrijk, een koninkrijk voor de armen, waarin voor rijken geen plaats is.
Een eenvoudige levensstijl, in collectivistische gemeenschappen.
De joodse wet gaat in de kern over liefde voor God en voor de mensen om je heen. De joodse wet is onverkort van kracht, maar geneuzel over regeltjes leidt af van de kern. Behandel andere mensen net zoals je zelf behandeld wilt worden, dat is de kern.
Je bent moreel gehouden om mensen die berouw tonen te vergeven. Alleen wie vergevingsgezind is, komt in aanmerking voor Goddelijke vergeving.
In geval van overmacht is overdreven overgave de beste optie. Zo zet je de bullebak in zijn hemd.
Je bent gebonden aan de joodse wet, maar je zult er niet toe worden gedwongen. Je hebt de keuze om de wet na te leven of niet. Mensen hebben daar niets mee te maken; God rekent later wel met je af. Je hebt een vrije wil.
Jezus dacht egalitair, in lijn met de joodse traditie. Iedereen staat daarmee op gelijke afstand tot God. Verbeeld je maar niet dat je meer voorstelt. En iedereen kan rechtstreeks contact opnemen met God. Je hebt niemands tussenkomst nodig.
Maar Paulos had ook heel veel andere dingen aan zijn hoofd.
Hij moest voortdurend onderbouwen waarom de joodse wet niet van toepassing is voor niet-Joden in het Nieuwe Israël.
Paulos was vooral geïnteresseerd in de constructie van een theologisch systeem, waar Jezus zich nauwelijks mee had beziggehouden. Hoe verhoud je je tot God, welke plaats neemt Jezus daarbij in? Hoe word je christen, en welke plaats nemen rituelen zoals doop en avondmaal in?
Doordat in zijn gemeenschappen Joden en Grieks-Romeinse heidenen het met elkaar moesten rooien, moest er disciplinerend maar ook tolerant worden omgesprongen met de ethische verschillen tussen die groepen. Met de opbouw van gemeenschappen vroegen praktische, pastorale zaken om zijn aandacht. Het ideaal dat hij daarbij voor ogen had, was de organisatie van de gemeenschap als een Grieks-Romeinse familie.
Morele uitspraken waren daardoor bijkomstig, maar niet onbelangrijk. In de eerste plaats om de culturele verschillen tussen de Joodse en Helleense leden te overbruggen. In de tweede plaats om het gat te vullen dat de joodse wet had achtergelaten.
De zeven wetten van Noach
Goed, de joodse wet deed er in het Nieuwe Israël niet meer toe volgens Paulos. Liefde voor God en voor de mensen om je heen, dat was de echte wet. Maar dat betekende niet dat het nieuwe Israël volkomen wetteloos was. Welke wetten golden volgens Paulos nog wel? In de eerste plaats het noachitische verbond. Dat waren de regels die God aan de wereld had opgelegd voordat zij de joodse wet dicteerde aan Mozes.
Waarom een beroep doen op de wetten van Noach? Dat waren de minimumvoorwaarden waaronder Joodse leden wilden verkeren met heidenen. Zonder de toepasselijkheid van die regels zou Jeruzalem zijn gemeenschappen beslist verstoten hebben. Voor Paulos waren het ook elementaire regels van fatsoen, die stonden niet ter discussie.
In de wet staat: «Vermoord niemand. Ga niet vreemd. Steel niet. Verlang niet naar iets dat van een ander is.»
Deze en alle andere regels kunnen in één zin gezegd worden:
“Van de mensen om je heen moet je evenveel houden als van jezelf.”— Paulos van Tarsos, Brief aan de Romeinen 13:9 (ca. 57 n.Chr.)
Meer precies zijn de regels van Noach:
Verbod om de schepper te vervloeken of zijn naam te gebruiken of om (iets van) het geschapene te vervloeken.
Verbod op afgoderij.
Verbod om te moorden.
Verbod op onzedelijkheid.
Verbod op diefstal.
Verbod op het eten van het vlees van een nog levend dier.
Gebod om rechtvaardigheid te betrachten, rechtbanken in te stellen en in stand te houden om de bovenstaande verboden te kunnen handhaven.
Ook als je niet christelijk bent opgevoed, ken je waarschijnlijk wel de tien geboden, maar niet de wetten van Noach. Vermoedelijk komt dat doordat je de wetten van Noach in de Bijbel niet aantreft. Het zijn regels die door Joodse schriftgeleerden uit bijbelteksten zijn afgeleid, en die zijn neergepend in de Babylonische Talmoed. Maar dat gebeurde pas honderden jaren na Paulos. Voordien vormden zij onderdeel van een mondelinge traditie.
Het is nogal gênant om de enige geldende christelijke geboden niet in de Bijbel terug te kunnen vinden. Wilde je die weten, dan moest je navraag doen bij een oude rabbijn. Daarom is onder christenen de gewoonte ontstaan om maar te verwijzen naar de tien geboden. Echter: volgens Paulos’ theologie kunnen die tien geboden niet bindend zijn voor christenen: die vormden immers onderdeel van de wet van Mozes, die voor christenen niet van toepassing was. Sterker: volgens sommige joodse theologen mogen niet-Joden de rest van de joodse wet niet eens naleven!
Strikt genomen zijn christenen volgens Pauliaanse theologie dus niet gehouden om sabbatsrust te houden, hun ouders met respect te behandelen, andermans spullen te begeren en geldt er geen religieus verbod op meineed. Die regels staan in de tien geboden, maar niet in de wetten van Noach.
Selectieve toepassing van Jezus’ instructies
Wat deed Paulos met de instructies die Jezus had nagelaten?
Reinheidswetten
De joodse reinheidswetten waren vervallen, daar maakte Paulos zich niet meer druk om. Althans: dat zou je denken. Maar kennelijk vergat Paulos dat af en toe, en speelde onwillekeurig zijn joodse opvoeding op.
En raak geen dingen aan die onrein zijn.
— Paulos van Tarsos, Tweede brief aan de Korintiërs 6:17 (ca. 56 n.Chr.)
Gods koninkrijk is voor de losers
Paulos legt Jezus’ idee van een koninkrijk voor de armen uit:
God heeft juist mensen uitgekozen die in deze wereld ‘dom’ of ‘zwak’ genoemd worden. Zo heeft God de wijsheid en de kracht van mensen belachelijk gemaakt. (...) Daarmee maakte hij een eind aan alles wat in deze wereld belangrijk is.
— Paulos van Tarsos, Eerste brief aan de Korintiërs 1:26-29 (55 n.Chr.)
Afkeer van geld en rijkdom
Onder Paulos verdween Jezus’ afkeer van geld en rijkdom naar de achtergrond. Zijn gemeenten in Efeze en Korinthe hadden rijke en arme leden. Er zal best wat liefdadigheid geweest zijn, maar de rijken bleven rijk, en de armen bleven arm. Er zijn zelfs aanwijzingen dat in sommige huiskerken de armen niet eens welkom waren. Zo lang de beter gesitueerden zich ruimhartig en vrijgevig betoonden, had Paulos er niet aantoonbaar moeite mee. Van aanzienlijk collectivisme was ook geen sprake. Leden vormden hun eigen huishouden, er werd in de regel niet samen geleefd.
Steun de christenen die hulp nodig hebben. En ontvang ze hartelijk in je huis.
— Paulos van Tarsos, Brief aan de Romeinen 12:13 (ca. 57 n.Chr.)
Dat was het wel zo’n beetje. De eerste brief aan Timoteüs gaat wel uitvoerig in op de nadelen van geldzucht. Maar het probleem is: die brief is waarschijnlijk niet door Paulos geschreven. Het is vermoedelijk een vervalsing, honderd jaar na Paulos. Paulos schreef slechts zijdelings over de nadelen van geldzucht.
Liefde
Het gebod van liefde voor God en voor de mensen om je heen bleef onverkort van kracht, evenals de gouden regel.
Houd van elkaar zoals broers en zussen van elkaar houden. Laat altijd zien dat je respect hebt voor de ander.
— Paulos van Tarsos, Brief aan de Romeinen 12:10 (ca. 57 n.Chr.)
Liefde is: geduldig en vriendelijk zijn. Liefde is: niet jaloers zijn, niet vertellen hoe goed je bent, jezelf niet belangrijker vinden dan een ander. Liefde is: een ander niet beledigen, niet alleen aan jezelf denken, geen ruzie maken en geen wraak willen nemen.
— Paulos van Tarsos, Eerste brief aan de Korintiërs 13:4-7 (55 n.Chr.)
De andere wang
Over het toekeren van de andere wang:
Als iemand je kwaad doet, doe hem dan geen kwaad terug. Maar laat aan alle mensen zien dat jullie het goede willen doen.
— Paulos van Tarsos, Brief aan de Romeinen 12:17 (ca. 57 n.Chr.)
Vrijheid en gelijkwaardigheid
Ook Jezus’ opvattingen over de vrije wil, gelijkwaardigheid en gelijke afstand tot God bleven ongewijzigd.
Natuurlijk heb ik de vrijheid om te doen wat ik wil.
— Paulos van Tarsos, Eerste brief aan de Korintiërs 9:1 (55 n.Chr.)
Vergeet nooit dat jullie als christenen allemaal gelijk zijn.
— Paulos van Tarsos, Brief aan de Romeinen 12:16 (ca. 57 n.Chr.)
Paulos en vergeving
Over vergeving heeft Paulos het eigenlijk maar één keer. De context is wat mysterieus.
In zijn tweede brief aan de gemeente in Korinthe verwijst hij naar een man die hem verdriet zou hebben gedaan bij zijn eerdere bezoek. Wat er was gebeurd laat hij onbenoemd; die kwam vermoedelijk aan de orde in een eerdere brief, die verloren is gegaan. Historici vermoeden dat het zou gaan om ene Gaius, de gastheer van de gemeente in Korinthe. Die zou Paulos ervan hebben beticht dat hij de “royalties” “voor de armen” in Jeruzalem in eigen zak zou hebben gestoken. Paulos schrijft:
De meerderheid van jullie heeft besloten om hem te straffen. Maar nu is hij wel zwaar genoeg gestraft. Nu kunnen jullie hem beter vergeven, en hem weer nieuwe moed geven. Anders wordt het voor hem te zwaar, dan houdt hij het niet vol. Daarom vraag ik jullie om hem voortaan weer met liefde te behandelen.
Ik had inderdaad geschreven dat jullie die man moesten straffen. Want ik wilde zien of jullie de goede keuze zouden maken. Nu weet ik dat jullie mij altijd gehoorzamen. Als jullie hem vergeven, doe ik het ook. Ik vergeef hem, en dat doe ik voor jullie. Christus weet dat dat waar is!
— Paulos van Tarsos, Tweede brief aan de Korintiërs 2:6-10 (ca. 56 n.Chr.)
Meerdere dingen vallen op. Ten eerste maakt Paulos — anders dan Jezus — geen melding van een christenplicht tot vergeving. Hij lijkt het eerder te doen uit grootmoedigheid en naastenliefde. Ten tweede wordt er geen melding gemaakt van berouw van de dader. Die lijkt geen rol te spelen. En ten derde staat er duidelijk dat Paulos de gemeente had opgedragen om de dader te straffen. Ook dat lijkt in strijd met Jezus’ opdracht om het oordelen maar aan God over te laten. Sterker nog: die opdracht geeft Paulos de christenen in Rome (Romeinen 12) zelf ook.
Het is onduidelijk waar de straf van de gemeente uit bestond. Paulos dreigde een gemeente soms ook met straf. En hij noemt één heftig geval: een man die het bed deelde met de vrouw van zijn vader. De gepaste straf is volgens Paulos excommunicatie: de man moet de kerk uitgezet worden. En:
Lever die man uit aan Satan. Dan wordt zijn leven op aarde verwoest.
— Paulos van Tarsos, Eerste brief aan de Korintiërs 5:1-5 (55 n.Chr.)
Vergeving door God is een ander ding. Daar is Paulos heel stellig over. God vergeeft iedereen die in Jezus gelooft. Die vergeving lijkt niet afhankelijk van je eigen vergevingsgezindheid:
Want alle mensen doen verkeerde dingen. Daardoor leeft niemand dicht bij God.
Maar God wil de mensen redden, zomaar, voor niets. Hij vergeeft de zonden van iedereen die gelooft in Jezus Christus. Zo goed wil God voor ons zijn.
Tegelijk wil God dat de schuld van de mensen weer goedgemaakt wordt. Hij heeft daarom zelf gezorgd voor een geschenk waarmee dat kan gebeuren. Dat geschenk is Jezus Christus. Dankzij zijn dood worden de mensen die in hem geloven, gered. God heeft altijd veel geduld met de mensen gehad. Hij liet hen in leven, ook al deden ze veel verkeerde dingen.
En nu redt God iedereen die gelooft in Jezus Christus. Want iedereen die gelooft, wordt door God als een goed mens gezien.
— Paulos van Tarsos, Brief aan de Romeinen 3:23-26 (ca. 57 n.Chr.)
Iedereen die gelooft in Jezus wordt dus door God vergeven, dat is mooi. De kleine lettertjes kwamen pas later.
Paulos’ eigen inbreng
Als je Paulos’ brieven leest, krijg je wel een beetje beeld van zijn persoonlijkheid. De man had een groot ego. Niet iemand die zichzelf bescheiden opstelde als een doorgeefluik voor Jezus’ instructies. Het verwondert dan ook niet dat hij nieuwe instructies toevoegde.
Isolement
Het is een reflex die je vaker ziet, vooral in religies: mensen met afwijkend gedrag moeten gemeden worden. Het is een tamelijk primaire vorm van tolerantie, een vreedzame keuze als het alternatief is om erop los te slaan. In de classificatie van de Duitse filosoof Rainer Forst is het de tweede trede op de ladder van tolerantie: coëxistentie. Maar er zit ook een element van agressie in: de booswicht komt in een sociaal isolement terecht, verstoten door de gemeenschap en misschien zelfs door zijn familie. “Lever die man uit aan Satan!”
Christenen die die regels overtreden moeten gemeden worden.
Jullie mogen niet omgaan met christenen die verboden seks hebben. Jullie mogen ook niet omgaan met christenen die alleen voor het geld leven, of afgoden vereren, of anderen uitschelden, of veel te veel drinken, of stelen. En jullie mogen met zulke mensen ook niet samen eten.
— Paulos van Tarsos, Eerste brief aan de Korintiërs 5:11 (ca. 57 n.Chr.)
Sowieso vindt Paulos dat zijn christengemeenten zich maar een beetje afzijdig moeten houden van de ongelovigen:
Jullie mogen je leven niet delen met ongelovigen, want jullie passen niet bij hen.
— Paulos van Tarsos, Tweede brief aan de Korintiërs 6:14 (ca. 56 n.Chr.)
Seks
Paulos schrijft vaak over seks, veel vaker dan Jezus erover sprak. Dat krijg je ervan als je seksuele onthouding praktiseert: dan raak je geobsedeerd.
Doe niet mee met feesten waarop iedereen zich vol eet en dronken wordt. Laat je niet verleiden tot verboden seks, maar gedraag je goed op seksueel gebied.
— Paulos van Tarsos, Brief aan de Romeinen 13:13 (ca. 57 n.Chr.)
Ik voeg weer een college in van prof. Dale Martin (Yale). Deze aflevering gaat over Paulos’ opvattingen over vrouwen, seks en het gezin. De hele reeks van 26 colleges over het Nieuwe Testament is goed toegankelijk en heel verhelderend. Onderaan deze nieuwsbrief vind je de link naar de reeks.
Grieken en Romeinen kenden seksueel weinig belemmeringen. Goed, de vrouw was het eigendom van de man, dus die had verder weinig in te brengen. Maar de man kon verder uitspoken waar hij zin in had, getrouwd of niet.
Voor de preutse Jood Paulos was dat onaanvaardbaar. Alle seks buiten het huwelijk was verkeerd. En ook binnen het huwelijk waren er beperkingen. Sterker: eigenlijk is een celibatair leven te verkiezen, zoals Paulos zelf. Maar niet iedereen heeft die zelfbeheersing, gaf hij toe, dus doe dan maar trouwen en seksen. Over voortplanting had hij het overigens niet. Dat deed er verder ook weinig toe als het einde nabij is.
Vrouwen
Vrouwen waren van harte welkom in de kerk. Maar zij moesten tijdens het gebed hun hoofd wel bedekken. Waarom? Het is een belediging van de man als zij dat niet doet, en de engelen keken toe, schreef hij. Juist ja. Volgens de joodse halacha moeten vrouwen na het huwelijk hun haar bedekken. Het heeft er alle schijn van dat dit specifieke joodse regeltje voor Paulos van belang was. Maar waarom? Daar laat hij zich niet duidelijk over uit.
Nog zoiets: het is een schande als een vrouw zomaar iets zegt in de kerk. Trouwens: overal waar groepen mensen bij elkaar zijn, moeten vrouwen zwijgen. Waarom?
Dat staat in onze wetten.
— Paulos van Tarsos, Eerste brief aan de Korintiërs 14:35 (ca. 57 n.Chr.)
Maar wacht eens even Paulos, die wetten golden toch niet meer?
Evenmin legt hij uit waarom hij tegen echtscheiding is, tenzij een ongelovige en een gelovige niet meer bij elkaar willen blijven.
Er zijn wel meer regeltjes waarvan je je afvraagt waar hij die vandaan heeft:
Jullie weten dat het niet normaal is als een man lang haar heeft. Niemand heeft respect voor een man met lang haar.
Maar voor een vrouw is het juist normaal om lang haar te hebben.— Paulos van Tarsos, Eerste brief aan de Korintiërs 11:14 (ca. 57 n.Chr.)
Tuurlijk joh.
Schappelijkheid en tolerantie binnen de gemeenschap
Niet alleen de heidense seksualiteit moest beteugeld worden, ook de Grieks-Romeinse godencultus. Dat Paulos’ christenen geen heidense tempels bezochten en geen afgoden aanbaden, stond niet ter discussie. Dat deed je gewoon niet. Maar er was wel discussie over het eten van offervlees. Je moet bedenken dat er in een doorsnee Griekse stad een hele offerindustrie bestond. Tenzij je je eigen vee hield, was je voor je portie vlees afhankelijk van die offerindustrie: vrijwel elk dier dat geslacht werd, werd aan de goden geofferd. Een schoteltje vlees werd dan aan de god van dienst aangeboden, en de rest kon worden meegenomen door de aanwezigen. Of het werd door de tempelpriester verkocht aan de plaatselijke slager. Zelfs als je niet naar de tempel ging voor je vlees, maar naar de slager, dan wist je nooit zeker of het nou offervlees betrof.
Paulos neemt hier een duidelijk tolerant standpunt in. Hij had zelf geen moeite met offervlees zolang je je maar niet inliet met de tempelrituelen. Maar hij kon zich ook prima voorstellen dat anderen daar wel moeite mee hadden. Zijn instructie was: doe maar wat je zelf het beste vindt, maar veroordeel je broeders en zusters niet als zij er anders over denken.
De meesten van jullie geloven dat christenen alles mogen eten. Maar sommigen hebben niet zo’n sterk geloof. Zij geloven dat christenen geen onrein vlees mogen eten. Zorg ervoor dat ook die mensen welkom zijn als jullie bij elkaar komen. Maak geen ruzie over dat soort verschillen.
— Paulos van Tarsos, Brief aan de Romeinen 14:1-2 (ca. 57 n.Chr.)
Binnen de gemeenschap moet je elkaar broederlijk en schappelijk tegemoet treden, daar komt het op neer. De kerk is geen plek voor scherpslijperij. Daarbuiten moet je je maar een beetje afzijdig houden.
Samengevat
Lees je Paulos’ brieven, dan blijft niet alleen dat grote ego hangen, maar ook zijn nadruk op liefde. Hij vond dat echt belangrijk: dat christenen het onderling gewoon gezellig houden. Begin niet met eten als de rest nog van zijn werk moet komen, dat soort dingen.
In een aantal kwesties week hij duidelijk af van Jezus’ instructies. Ten eerste natuurlijk inzake de joodse wet, die hij niet van toepassing achtte. Maar ook in andere zaken week hij duidelijk af.
Jezus’ collectivisme werd afgezwakt. Zijn Griekse bekeerlingen hadden het waarschijnlijk niet gepikt, als hij ze zou hebben gezegd dat zij al hun bezittingen maar moesten verkopen. Dat Jezus daartoe had opgeroepen, moet hij donders goed geweten hebben. Hij was immers kind aan huis in Jeruzalem, waar de oude Jezusgemeenschap collectief bezit nog in de praktijk bracht. Ik vermoed hier een opportunistische Paulos: de idee van collectief bezit kreeg hij gewoon niet verkocht onder welvarende Grieken.
Ook over vergeving week Paulos af. Jezus legde de nadruk op onderlinge vergeving. Vergeef je naaste, dan komt Gods vergeving vanzelf. Maar Paulos schreef duidelijk over bestraffing van gelovigen. En hij verlegde — in oude Joodse traditie — de focus weer van onderlinge vergeving naar vergeving door God.
Verder is te merken dat hij toch ook gewoon een kind was van zijn tijd en van zijn omgeving. Vrouwen moesten hun mond houden, en geilheid kon je maar beter bedwingen.
Om maar te zwijgen van zijn afkeer van vrouwen met een pittig kort kapsel.
Meer lezen
Wil je direct naar de bron, dan kan dat. Als je Paulos’ brief aan de Romeinen en zijn twee brieven aan de gemeente in Korinthe leest, heb je in kort bestek het plaatje wel zo’n beetje compleet. Ik zou beginnen met de brief aan de Romeinen, omdat hij zichzelf daar introduceert aan een gemeenschap die hem nog niet kent. De gemeente in Korinthe had hem al ontmoet, dus daar valt hij met de deur in huis.
Paulos van Tarsos, Eerste brief aan de Korintiërs (55 n.Chr.)
Paulos van Tarsos, Tweede brief aan de Korintiërs (56/57 n.Chr.)
Paulos van Tarsos, Brief aan de Romeinen (ca. 57 n.Chr.)
Wayne Meeks, The origins of Christian morality (1993)
Ian McDonald, The crucible of Christian morality (1998)
Henry Chadwick, The church in ancient society from Galilee to Gregory the Great (2001)
Rainer Forst, Toleranz im Konflikt. Geschichte, Gehalt und Gegenwart eines umstrittenen Begriffs (2003)
Bruce Chilton, Rabbi Paul (2004)
Dale Martin, New Testament history and literature, 26 videocolleges, Open Yale Courses (2009)
Larry Wellborn, An end to enmity. Paul and the "wrongdoer" of Second Corinthians (2011)
Anthony Bash, Did Jesus discover forgiveness?, Journal of Religious Ethics (2013)
Dit was de vierde nieuwsbrief in de reeks over tolerantie en het christendom. De reeks bestaat tot nu toe uit:
Voor Christus
Jezus van Nazareth had een paar uitzonderlijk tolerante ideeën. Om ze te begrijpen, moeten we meer weten over de Joodse achtergrond van Jezus: de geschiedenis van het Joodse volk, hun god en hun wet.Waar Jezus’ tolerante ideeën vandaan kwamen
In bepaalde opzichten was Jezus een tolerante denker. Maar lang niet al zijn opvattingen had hij van zichzelf. Over Jezus’ eenvoudige komaf, de halachische traditie en Helleense invloeden.Hoe deze dwarse apostel per ongeluk een wereldkerk stichtte
Over het wonderbaarlijke (over)leven van Paulos van Tarsos, de verweesde Jezusgemeenschap in Jeruzalem, de missie in het heidense Westen en de irrelevantie van de joodse wet.Geen joodse wet voor christenen, maar wat dan wel?
Waarom de christelijke wet niet in de Bijbel staat. Over Paulos’ selectieve toepassing van Jezus’ instructies, over schappelijkheid, en over zijn afkeer van seks, vrouwen, en mannen met lang haar.Met tranen in de ogen en bloed aan de handen
In de 4e eeuw verwierf de kerk van Rome de macht en verloor zij haar onschuld. De eenheid van de kerk werd hoofdzaak, ketterij een zonde. Na de worsteling van Augustinus ging de kerk over lijken.Christendom, slavernij, en bekering van heidenen
Bekering van heidenen zonder dwang. En christelijke goedkeuring van slavernij. Over seksslaven, de bekering van een toeristenparadijs, en uitbuiting door de dorpspastoor.De schone handen van de kerk, de vuile handen van de staat
Hoe de pausen het vuile werk lieten opknappen door de christelijke vorsten. Maar scheiding van kerk en staat ging later iets anders betekenen: een seculiere overheid.De rechtvaardige oorlog tegen de islam
Een botsing tussen christendom en islam was onvermijdelijk. Niet alleen omdat zij in elkaars vaarwater kwamen, maar ook omdat zij verschillende rechtvaardigingen voor oorlogsvoering hanteerden.