De omgang met onze morele onderbuik
Populisten herken je aan hun gebruik van morele intuïties: oordelen die je je in een flits hebt gevormd. Ik leg uit hoe wij daar aan komen, en waarom onze morele intuïtie ons vaak voor de gek houdt.
Wij hebben in deze reeks aardig wat voor de kiezen gehad.
De reeks over moraliteit trapte af met onze aangeboren morele modules. Eigen genen eerst, en daarna onze groep: samen voor ons eigen, laat de rest de rambam krijgen, in de woorden van de Tegenpartij.
Er is altijd spanning tussen eigenbelang en groepsbelang. Of je vrij kunt nemen als het razend druk is op je werk, is ook een morele kwestie. Om dat soort kwesties te reguleren, hebben wij morele modules voor wederkerigheid en vergelding, voor hiërarchie, voor verdeling, en voor compassie. Vul zelf maar in hoe die modules inwerken op je gewenste snipperdag.
Daarna ging het over evolutionaire speltheorie, die ons uitlegt:
waarom onze ingebakken argwaan voor vreemdelingen vaak ook voordelen biedt,
waarom vooral high trust samenlevingen kwetsbaar zijn voor invloeden van buitenaf,
waarom agressie in alle samenlevingen voorkomt, terwijl vreedzame samenwerking zonder agressie voor iedereen voordeliger is.
waarom discriminatie van bevolkingsgroepen in een samenleving zo hardnekkig is.
Vervolgens bogen wij ons over culturele moraliteit. Onze aangeboren moraliteit dateert nog uit de tijd dat wij jager-verzamelaars waren. Zo vanaf tienduizend jaar geleden ging onze aangeboren moraliteit ons vaker in de weg zitten. Voor genetische aanpassingen tel je al gauw in de orde van tienduizenden jaren. Zo veel tijd hadden wij nog niet. Er ontstonden culturele aanvullingen op onze moraliteit, taal en schrift, wetgeving en godsdienst.
Een absolute, ondubbelzinnige en onbetwistbare maatstaf voor goed en slecht bestaat niet. Dat heeft ermee te maken dat onze natuur ook niet zo in elkaar zit: het universum heeft geen koers en geen bestemming, voor zover wij kunnen vaststellen. Het enige wat wij kunnen waarnemen zijn eindeloze ketens van oorzaken en gevolgen. Maar dat neemt niet weg dat wij vaak wel een onderscheid kunnen maken tussen beter en slechter.
Stel, er is iemand van plan om volgende week de Aarde met een ruimteschip voorgoed te verlaten. De brandstof van dat ruimteschip is zo giftig dat alle levende wezens ter aarde erdoor op een langzame en pijnlijke manier afsterven, en de Aarde is daarna voorgoed onleefbaar voor alle organismen. Dat is in moreel opzicht een slecht plan, daar zijn wij het vast wel over eens. Je hoeft het niet over alle details eens te zijn om toch te kunnen concluderen dat we wel degelijk een onderscheid kunnen maken tussen moreel goed en moreel slecht.
Als je als maatstaf neemt dat iets beter is als het goed is voor de toekomst van ons allemaal, zou je een som kunnen maken van alle toekomstig geluk en leed die een handeling veroorzaakt. In het artikel over utilitarisme heb ik dat idee besproken. Je zou kunnen stellen dat geluk min leed uiteindelijk de menselijke moraliteit weergeeft. Filosofisch is daar weinig tegen in te brengen. Maar tegelijkertijd moeten wij erkennen dat het niet onze enige morele drijfveren zijn: je kunt onze aangeboren moraliteit niet straffeloos opzij zetten. Bovendien moeten wij andermans geluk niet willen bepalen. En er zijn bovendien morele grenzen die je niet moet overschrijden, zelfs niet als dat netto tot meer geluk voor meer mensen zou leiden.
Immanuel Kant stelde daarom dat sommige handelingen in zichzelf slecht zijn, ongeacht het effect dat zij bewerkstelligen. Mensen alleen als middel gebruiken is intrinsiek slecht, vond hij. Of, anders geformuleerd: je gedrag moet niet in strijd zijn met morele regels die je aan iedereen zou willen opleggen, als je het voor het zeggen had. Het mooie daarvan is dat het een open norm is: iedereen kan voor zichzelf bepalen welke morele regels hij aan zichzelf en daarmee aan iedereen zou willen opleggen. Maar aan Kants theorie kleven ook nadelen. Het geeft een vrijbrief aan engerds en mafketels die er bizarre morele uitgangspunten op nahouden, voor zichzelf en daardoor ook voor anderen. En zijn dingen wel intrinsiek slecht als zij netto toch positief uitpakken? Als je een oorlog kunt voorkomen door één onschuldige gevangen te houden, is dat dan echt zo’n slecht idee? Straks meer over Kant.
In dit artikel
Om morele keuzes te maken hebben wij houvast nodig. In dit artikel ga ik betogen dat één universele, eeuwige morele wet flauwekul is. Onze moraliteit wordt bepaald door:
Universeel aangeboren morele modules
Cultureel verworven waarden die per definitie niet universeel zijn
Ideologie en wereldbeeld (die trouwens voor een deel worden bepaald door onze persoonlijkheid)
Morele intuïties, waarvan een goed deel is verstoord door cognitieve fouten en foutieve aannames
Rationele afweging en empirische kennis
In dit artikel zal ik vooral stilstaan bij onze morele intuïties, omdat die een grotere rol spelen dan wij ons vaak bewust zijn. Aan het einde zal ik concluderen dat elk moreel stelsel uiteindelijk recht moet doen aan morele diversiteit, en op een respectvolle manier moet werken aan samenwerking binnen groepen, met ruimte voor eigenbelang, verwantenselectie en vreedzame rivaliteit met uitgroepen.
Zijn wij elkaar iets verschuldigd?
Ik heb eerder betoogd dat ethiek niet is gebaseerd op aangeboren rechten, maar misschien wel duidt op morele plichten. Dan gaat het over de oude vraag wat wij elkaar zijn verschuldigd. Het is verleidelijk om te antwoorden: “niets.” Maar als je die neiging hebt, moet je je eens voorstellen dat je in je eentje een wandeling aan het maken bent in de vrije natuur. Dan hoor je vlakbij een gil en een plons. Er is een kind in het water gevallen. Het kind is zichtbaar aan het verdrinken. Jij kunt zwemmen. Er is niemand anders in de buurt. Heb jij dan de morele plicht om dat kind te redden? In de woorden van de neurowetenschapper en filosoof Joshua Greene: “Als jij zo egoïstisch bent dat je nog geen vinger uitsteekt om een ander mens serieus leed te besparen, neem je simpelweg geen deel aan onze conversatie. Jij maakt geen deel uit van de “wij” die geïnteresseerd is om onze vraag te beantwoorden.”
Er zijn allerlei voor de hand liggende mogelijke antwoorden op de vraag welke plichten wij hebben. Ik doe een greep. Ze hebben allemaal filosofische of ideologische raakvlakken:
Aangeboren ethiek
Draag actief bij aan het welzijn van onze kinderen, familie en vrienden.
Je moet goed gedrag belonen en slecht gedrag bestraffen.
Zet je in voor je gemeenschap en je vaderland.
Help mensen die hulp nodig hebben.
Deugdethisch
Geef met je gedrag een goed voorbeeld.
Handel eerlijk, rechtvaardig en betrouwbaar.
Werk aan de morele ontwikkeling van jezelf en van anderen.
Confucianistisch
Vervul de sociale rollen die je hebt, met name in je familie, op je werk en in de samenleving, naar beste kunnen.
Liberaal
Laat mensen met rust die jou met rust laten.
Respecteer andermans eigendommen.
Deontologisch
Doe een ander niet aan wat je zelf ook niet zou willen overkomen.
Utilitaristisch
Draag met je gedrag bij aan je eigen en andermans geluk.
Egalitair
Zorg dat iedereen gelijke kansen heeft om zich in hun leven te ontplooien.
Zorg ervoor dat alle kennis, macht en welvaart eerlijk gedeeld worden.
Holistisch
Zorg goed voor de toekomst van onze planeet en alle levensvormen.
Er zijn nog veel meer morele plichten te bedenken. En ze kunnen natuurlijk prima naast elkaar bestaan. Maar ze kunnen ook met elkaar conflicteren. Hoe kun je zorgen voor een rechtvaardige verdeling en tegelijk andermans eigendommen respecteren? Kun je werken aan andermans morele ontwikkeling en tegelijk mensen met rust laten die jou met rust laten? Wat als je eigen en andermans geluk met elkaar rivaliseren? Als het gaat om misdaad, wat is beter: preventie of vergelding? Moet je voorrang geven aan de mensen in je gemeenschap of aan de toekomst van de hele wereld?
Kortom: hoe maak je nu een onderbouwde keuze tussen dit soort morele plichten? Op die vraag heb ik geen pasklaar antwoord. Mede omdat een aantal belangrijke thema’s, zoals die van vrijheid en van egalitarisme in dit project nog niet uitgebreid aan bod zijn geweest. Wel kan ik een paar bespiegelingen aanbieden, vooral ingegeven door de tegenstelling tussen de deontologie van Kant en het utilitarisme van Bentham en Mill.
Morele instincten
De categorische imperatief van Kant zit vernuftig in elkaar. Moreel gedrag is handelen volgens stelregels waarvan je zou willen dat die voor iedereen gelden. Wil je dat eigendom beschermd is, dan moet je niet stelen. Het is een rationeel en liberaal systeem. Iedereen is moreel autonoom, en mag dus zijn eigen stelregels formuleren, zo lang ze maar aan Kants categorische eis voldoen. Denk jij dat de wereld ervan opknapt als kinderen autoritair worden opgevoed, of juist heel vrij, dan staat het je vrij om je kinderen de opvoeding van je voorkeur te geven.
Kants systeem klinkt dus tolerant en rationeel. Maar het kan juist omgekeerd uitpakken: intolerant en irrationeel. Om dat uit te leggen, moeten wij ons eerst verdiepen in onze morele intuïtie, te beginnen met hoe ons brein in elkaar zit.
In ons brein bemoeien twee delen van onze prefrontale cortex zich met onze morele oordelen: de ventromediale en de dorsolaterale. De ventromediale regio (VMPFC), oordeelt het snelst, en blinkt uit in emotionele oordelen. De andere regio, de dorsolaterale (DLPFC), beheerst het kritische denken, waarin onder andere de gevolgen op de lange termijn worden afgewogen. Het tragere dorsolaterale denken komt pas op gang als ventromediaal denken op de een of andere manier vastloopt. Wij zetten onze dorsolaterale regio daarom liever niet aan het werk als het niet hoeft: het kost meer moeite, het gaat trager, en wij zijn niet blij als onze ventromediale oordelen vastlopen: het knarst als onze systemen elkaar tegenspreken.
Liever gaan wij onze snelle, emotionele oordelen rationaliseren totdat het echt niet meer kan. Daarbij slaan wij aan het fabuleren en rationaliseren. Hebben wij ons eenmaal een moreel oordeel gevormd, dan houden wij daar zo lang mogelijk aan vast. Het is ongemakkelijk om steeds weer opnieuw af te wegen of je iets, masturbatie bijvoorbeeld, of vegetarisme, nou goed of slecht vindt. Je ervaart het bovendien als een vorm van gezichtsverlies als je je oordelen steeds moet bijstellen. Dus als dat oordeel zich eenmaal in ons snelle brein gevestigd heeft, doen wij moeite om aan dat oordeel vast te houden.
Er zijn allerlei psychologische trucs om mensen te manipuleren zonder dat ze dat doorhebben. Zo werd proefpersonen gevraagd om een keuze te maken uit een rij panties. Wat zij niet wisten was dat het experiment zo was opgezet dat zij onbewust de voorkeur zouden geven aan de panty het meest rechts in het schap. Gevraagd waarom de proefpersonen de rechter panty hadden gekozen, zeiden zij dat zij hadden gekozen op basis van de textuur, de glans of de elasticiteit. Maar wat zij ook niet wisten, was dat alle panties identiek waren. Als wij eenmaal met ons snelle brein gekozen hebben, gaan wij onze keuze achteraf rechtvaardigen met flauwekulverhalen. Waar wij vaak zelf ook in geloven. Dat geldt ook voor morele keuzes. En niet alleen doorsnee mensen, maar ook hele slimme mensen doen dat. Zo had Kant van huis uit meegekregen dat masturbatie zondig en slecht is. In een van zijn werken zette hij in een onnavolgbare redenering uiteen waarom masturbatie moreel fout is: omdat je jezelf louter als middel gebruikt.
Maar dat betekent niet dat wij ons snelle, ventromediale brein kunnen missen. In de eerste plaats zijn snelle intuïtieve oordelen vaak heel nuttig. Als er gevaar dreigt, kan een impuls om te vluchten of te vechten ons leven redden. Het dagelijkse leven zou heel moeizaam worden als wij alle situaties grondig en rationeel moesten overdenken. Vuistregels hebben wij niet voor niets: die helpen ons door het sociale verkeer te laveren zonder al te grote ongelukken. Maar in de tweede plaats zitten er in ons snelle brein morele overtuigingen genesteld die wij zien als gezond verstand, geweten en fatsoen. Mensen met schade in hun ventromediale regio handelen als sociopaten. Zij zijn prima op de hoogte van morele regels, en kunnen de gevolgen van hun gedrag goed beredeneren. Maar zij nemen idiote beslissingen, of geen besluiten. Laat je ze gruwelijke beelden zien, dan vertonen hun hersenen nauwelijks een reactie. Compassie is hun vreemd. Het zijn ideale huurmoordenaars: als zij de opdracht krijgen iemand te vermoorden, gaan zij gewetenloos en berekenend te werk. Menselijk leed zegt ze niets.
Wat gebeurt er nou als wij onszelf met Kant in de hand afvragen of wij vinden dat met bepaalde morele oordelen de wereld opknapt? Meestal zullen wij dan onze ventromediale morele intuïties volgen, ons snelle brein. Is dat erg? Nou, dat kan best nare gevolgen hebben. Onze morele intuïties zijn lui en conformistisch. Wij denken meestal op basis van intuïtie, conventies, vuistregels en aangeboren morele neigingen. De gevolgen op lange termijn maken meestal geen deel uit van de afweging.
Kants categorische imperatief is dus in principe een open systeem, waarin voor de meeste wereldbeschouwingen plaats is. Maar in de praktijk leidt Kantiaans denken vaak tot conventionele oordelen waarin onze aangeboren moraliteit overheerst. Het is het denken van jager-verzamelaars in stamverband: samen voor ons eigen, laat de rest de rambam krijgen.
Hieronder ga ik in op de inhoud van onze morele instincten. Je zult ze waarschijnlijk herkennen. Het is ook de moraliteit van het ‘gezond verstand’, van de borreltafel, en ook populistische politici bedienen zich er vaak van.
Over onze morele instincten
Veel mensen houden dus intuïtief vast aan onze aangeboren moraliteit. Terwijl onze samenleving in veel opzichten niet meer die van 50.000 jaar geleden is, vinden zij dat onze instinctieve moraliteit volstaat. Hoe erg is dat? Nou, er zijn best grote verschillen tussen jager-verzamelaarsstammen en de moderne samenleving. De belangrijkste verschillen zijn:
Onze gemeenschappen zijn veel groter dan een jager-verzamelaarsstam, waarin je iedereen bij naam kende en je meestal familie van elkaar was. Dat geldt nu niet eens meer voor het dorp of de stad waarin je woont, laat staan in je vaderland. Onze modules voor onderlinge samenwerking (hiërarchie, herverdeling, reciprociteit en vergelding, compassie) staan daardoor onder spanning. Het maakt gevoelsmatig nogal wat uit of je je armlastige buurvrouw, die je door en door kent, af en toe wat toestopt, of dat je via je belastingaanslag bijdraagt aan het toeslagenstelsel. Wanneer je zus haar werkster contant betaalt, voelt dat moreel toch anders dan wanneer zij geld verduistert uit de kas van de voetbalclub. Je bent anoniemer, en de samenleving voelt als een abstractie waar moraliteit er minder toe doet.
Waar de betrekkingen met buitenstaanders onder jager-verzamelaars meestal vluchtig, wantrouwend en vaak vijandig waren, komen wij nu doorlopend vreemdelingen tegen, waar wij het mee moeten zien te rooien, of wij dat nu leuk vinden of niet. Afstammelingen van mensen die een paar honderd jaar geleden als halve apen werden beschreven, of geketend als slaven werden verhandeld, kunnen nu je huisarts of je schoondochter zijn. Of je bent het zelf. Wij zijn niet geprogrammeerd om met grote groepen mensen een gemeenschap te vormen, laat staan met mensen met een heel diverse etnische of culturele achtergrond.
Maar onze intuïtieve moraliteit wordt niet alleen bepaald door aangeboren modules. Onze opvoeding en onze cultuur spelen ook een heel grote rol. Al vanaf heel jonge leeftijd nemen wij patronen waar die wij ons eigen maken. Bijvoorbeeld hoe onze vader en moeder met elkaar omgaan, of hoe wij zelf behandeld worden door onze ouders, broers of zusjes of leeftijdsgenoten.
Het is daardoor lastig om precies te onderzoeken waar onze morele instincten uit bestaan. Niet alleen onze aangeboren moraliteit speelt een rol, maar ook onze opvoeding en onze cultuur. Morele instincten lijken mij wetenschappelijk onderzoek waard, maar ik heb niet veel over aangetroffen. Niettemin valt er met het beschikbare wetenschappelijke materiaal wel naar te gissen. Ik waag een poging.
Wat zijn onze morele instincten?
Gemeenschapsdenken
Wij worstelen met de moderniteit. Populistische en totalitaire bewegingen willen het volk willen laten geloven dat zij de samenleving weer terugbrengen naar een gemeenschap, maar dan een grootschalige, zonder afstand te doen van de verworvenheden van de moderniteit. Zij spiegelen een land voor waar je je fiets niet meer op slot hoeft te zetten, waar je afspraken kunt maken met een handdruk, waar mensen elkaar iets gunnen, waar corruptie niet nodig is, en waar je kunt rekenen op hulp van je buren als je in de problemen zit. Met andere woorden: een Volksgemeinschaft, zoals de nazi’s het noemden. Kenmerkend aan totalitaire bewegingen is dat zo’n gemeenschap van bovenaf moet worden opgelegd, door een almachtige politiemacht, een verklikkersmaatschappij, een islamistische theocratie, of door een surveillancestaat.
Appelleren aan nostalgie, aan tijden waarin je nog een touwtje uit je brievenbus kon laten hangen, toen mensen nog naar elkaar omkeken, is ook democraten niet vreemd. Je trekt er kiezers mee. Diep van binnen willen we allemaal leven in een overzichtelijke gemeenschap van ons-kent-ons, maar waarin we tegelijkertijd kunnen profiteren van moderne verworvenheden als individuele autonomie, open grenzen en massaconsumptie.
Afkeer van buitenstaanders
Hoe tolerant, liberaal, progressief of aardig je ook bent, je hebt onbewust vooroordelen over buitenstaanders. Geloof je mij niet? Doe dan voor de grap even de Implicit Association Test. Onze afkeer van buitenstaanders is ingebakken. Wij kennen ze niet goed, wij wantrouwen ze, en onbewust hebben wij stereotiepe ideeën over ze. Individuele verschillen tussen leden van de uitgroep zien wij minder goed dan verschillen tussen leden van onze eigen ingroep. Blijkt een lid van onze eigen ingroep een irritant stuk vreten te zijn, dan vergoelijken wij dat: natuurlijk zijn wij een heterogene groep met vogels van allerlei pluimage. Maar komen wij een naargeestig type tegen in de uitgroep, dan kennen wij makkelijk de hele uitgroep die naargeestigheid toe.
De afkeer is universeel. Cultureel antropoloog was in de twintigste eeuw een riskant beroep, en nog steeds moet je uitkijken met jager-verzamelaars. In 2018 bezocht de Amerikaanse zendeling John Allen Chau het afgelegen North Sentinel Island, in de Indische Oceaan. Hij wilde de lokale bevolking bekeren tot het christendom, maar werd aangevallen en moest vluchten. Bij een nieuwe poging werd hij gedood en door de bewoners op het strand begraven.
Autoriteit en hiërarchie
Wij zijn geen apen. Wij lijken op ze, maar er zijn toch ook grote verschillen. Een van de verschillen is de rol van autoriteit. In groepen chimpansees en gorilla’s is er de alpha male, die de lakens uitdeelt. Zijn gezag is nooit absoluut, altijd conditioneel, en leiderschapswisselingen kunnen met veel geweld gepaard gaan. Maar het is duidelijk de leider; zijn wil is wet. Ook onder jager-verzamelaars is er sprake van een leider, maar die heerst doorgaans niet met ijzeren vuist. Wie dat toch probeert, riskeert zijn leven. Eerder is de mensenleider een bemiddelaar, Iemand met ceremoniële taken en status, en ook met machts- en geweldsmiddelen achter de hand, maar toch vooral een consensusbouwer.
In die zin heeft de natuurlijke mensenleider veel weg van de hedendaagse ideale directeur of politieke leider. Maar waar komt dan toch het beeld vandaan dat wij een sterke man nodig hebben? De politicoloog Karen Stenner verklaart het uit onze behoefte aan uniformiteit en harmonie binnen de ingroep. Een natuurlijke mensenleider geeft ruimte aan diversiteit, aan afwijkend gedrag, aan dissidente meningen, zo lang het niet uit de hand loopt. Maar sommige groepsleden pikken dat niet. Die denken autoritair. Die willen alle neuzen dezelfde kant op, en dan eigenlijk in dezelfde richting als hun eigen neus.
Niet iedereen ervaart risico’s en bedreigingen op dezelfde manier. Wie autoritair denkt, denkt eerder dat het glas half leeg is. Signalen van tweedracht, van normoverschrijding, van moreel verval, worden pessimistischer uitgelegd. Om het tij te keren, moet er orde op zaken worden gesteld.
Autoritairen blijken grenzeloos sociotropische scheidsrechters, normhandhavers en cheerleaders voor autoriteit; hun klassiek defensieve opstelling wordt geactiveerd door de ervaring of perceptie van bedreiging van grenzen, normen en autoriteiten. (...) Autoritairen (zijn) meer op collectieve dan op individuele omstandigheden gericht, maken zich zich meer zorgen over het lot van de normatieve orde dan over hun persoonlijke lot, en worden sterk geprikkeld door percepties van zowel waardenconflicten als van mislukt politiek leiderschap: gebroken regels en ongeschikte heersers.
Karen Stenner, The authoritarian dynamic (2005)
Law and order
Je woont in een vredig bergdorpje, een paar honderd zielen groot. Je kent misschien niet iedereen van naam, maar wel van gezicht, en je kent hun achtergrond, hun beroep, hun familie, en waar ze wonen. Als je ‘s ochtends de hond uitlaat, zie je dat er voor je deur een vuilnisbak op zijn kant ligt en in brand is gestoken. Zinloos vandalisme. Je bent ontdaan. Geen idee wie dit op zijn geweten heeft. Het incident gaat als een lopend vuurtje door het dorp. Er zouden onlangs vreemdelingen in het dorp zijn gesignaleerd, en dat bohème gezin met puberkinderen, iets buiten het dorp, staat ook niet buiten verdenking. De koddebeier komt bij je langs, en belooft een oogje in het zeil te houden.
Had je in een grote stad gewoond, dan keek je er niet van op. Er gebeuren dagelijks veel gekkere dingen. Je went er aan. Doe je bij de politie melding van vandalisme, dan verwijzen zij je vriendelijk naar de website, waar je aangifte kunt doen. Je weet dat er niets mee gebeurt; het telt alleen voor de statistieken.
Maar waarom zou je daar genoegen mee nemen? De wet is er toch niet voor niets? En als jij een keertje te laat belastingaangifte doet, of per ongeluk iets te hard rijdt, dan moet je boeten. Brave burgers worden gepakt, terwijl het echte tuig buiten schot blijft. Dat is toch ook om boos van te worden?
Klaplopers bestraffen
In het artikel over evolutionaire speltheorie kwam het ultimatumspel ter sprake, over eerlijk delen. In de praktijk blijkt dat spelers er (een beetje) geld voor over hebben om andere spelers te bestraffen die niet eerlijk delen.
Een vergelijkbaar spel wordt gespeeld met vier spelers, die allemaal kunnen bepalen hoeveel zij in de pot stoppen. Vervolgens keert de spelleider het dubbele uit, en verdeelt de pot gelijkelijk over alle spelers. Als iedereen 10 euro in de pot stopt, zit er 40 euro in. De spelleider voegt daar 40 euro aan toe, zodat alle spelers 20 euro terugkrijgen. Het loont dus om zo veel mogelijk in de pot te stoppen. Maar nu komt er een speler die niets in de pot stopt. De rest deponeert elk een tientje. Er komt dus 30 euro in de pot, die de spelleider verdubbelt tot 60: iedereen krijgt 15 euro terug. Normale spelers hebben dus nog maar 5 euro winst in plaats van 10, en de klaploper incasseert gratis 15 euro. Als dit spel meerdere ronden wordt gespeeld met dezelfde spelers, gaan spelers steeds minder in de pot stoppen; zij gunnen de klaploper zijn winst niet. En als in het spel een straf wordt ingebakken, hebben de spelers er een deel van hun potentiële winst voor over om de klaploper te straffen. Zo verloopt het spel in de hele wereld. Wij hebben een hekel aan free riders, aan profiteurs, en wij zijn bereid om kosten te maken om ze te bestraffen.
Retributie
Niet alleen klaplopers en machtsmisbruikers willen wij instinctief straffen. Lik op stuk is bij ons ingebakken. Krijg jij onverhoeds in de supermarkt een klap, dan is je eerste respons om een klap terug te geven. Je lichaam is er klaar voor. De vecht/vluchtreactie is dat. Vergelding is in alle culturen ingebakken. Oog om oog, tand om tand.
Traditie en conformisme
Je kunt zeggen wat je wilt over utilitarisme en kantianisme, maar het zijn allebei moderne theorieën, geboren in de Verlichting, die uitgaan van rationele mensen en beredeneerde normen. Traditionele moraliteit is vaak het tegengestelde. Elke cultuur kent wel zijn morele eigenaardigheden, die vaak zien op heiligheid, een bovennatuurlijke werkelijkheid, zuiverheid, mysteriën, rituelen, eer, seksualiteit, taboes, rolverdeling tussen mannen en vrouwen, de verhoudingen tussen generaties, voorouders incluis. Intuïtieve moraliteit gaat hier hand in hand met cultureel groepsdenken: je hebt traditionele opvattingen niet alleen instinctief, maar ook omdat je ze van huis uit hebt meegekregen. Je weet niet anders; mensen die jouw traditionele opvattingen niet delen, zitten niet in je ingroep.
Moderne consensus is dat dit soort moraliteit behoort tot het privédomein van vrije, autonome burgers. Houd er gerust je rustieke ideeën op na, maar val er anderen niet mee lastig. Maar traditionele ethiek heeft daar vaak maling aan. Sommige dingen doe je gewoon niet, of je er nu een ander mee in de weg zit of niet.
En hoe modern en rationeel wij onszelf zien, of niet, ook wij hebben normen die niet gestoeld zijn op rationele afwegingen van vrijheid en schade. Neem necrofilie. Als je seksueel aangetrokken bent tot dode mensen, en je leeft je uit zonder dat iemand er iets van merkt, ben je niemand tot last. Maar onze maag draait zich om bij de gedachte. Net zoals bij het denken aan het eten van hondenvlees, of aan vrijwillige incest.
Gouden regel
Ik had er nog nooit van gehoord, maar er blijkt een Parlement van wereldreligies te zijn, opgericht in 1893. Honderd jaar later kwamen meer dan veertig wereldreligies bij elkaar om een Verklaring voor een mondiale ethiek op te stellen. “De wereld verkeert in doodsangst”, luidt de eerste zin. Dat zette meteen de toon.
“Wij moeten anderen behandelen zoals wij zelf door anderen behandeld willen worden”, luidt artikel 3. Het toont maar weer eens aan dat de Gouden regel niet beperkt is tot Kongzi, Jezus van Nazareth en mijn moeder, maar een brede verspreiding heeft. Het is de vuistregel van het gezonde morele verstand op wereldschaal.
Nulsomdenken
Nulsomdenken gaat ervan uit dat de winst van de één leidt tot een gelijk verlies van de anderen. Pak jij een groter stuk taart, dan blijft er minder voor mij over. Het tegenovergestelde is win-win-denken. In plaats van te vechten om een stuk van de taart, kun je samen ook nadenken hoe je de taart voor beiden groter maakt, zodat je allebei meer taart hebt.
Als je denkt in termen van nulsommen wordt de taart niet groter. Daardoor stel je je taaier op in onderhandelingen. Het wakkert conflicten aan. En conflicten leiden al snel tot een verlies voor allebei. Nulsomdenken wakkert bovendien afgunst op. Rijkdom is vergaard ten koste van de armen, dat kan niet anders. Wie nulsomdenken in zijn systeem heeft zitten, gelooft minder in een rechtvaardige wereld, is wantrouwend en minder geneigd om de samenwerking op te zoeken. Uit onderzoek bleek dat het wereldwijd vooral de lager opgeleiden en de armen zijn die het nulsomdenken in hun systeem hebben zitten. En dat het onevenredig veel vaker voorkomt in landen met een lagere welvaart.
Schade heeft een rechtvaardiging nodig
Je mag iemand niet zonder aanleiding een kaakslag verkopen. Er kunnen misschien redenen zijn om het te doen, maar doe je het zonder aanleiding, ben je een gevaarlijke gek. Dat ben je ook als je zonder reden een bushokje in brand steekt. Dat is vandalisme. Je veroorzaakt iemand schade zonder aanleiding, en dat vinden wij universeel fout.
Bots je per ongeluk tegen iemand aan, dan zeg je sorry. Rijd je per ongeluk een deuk in iemands auto, dan moet je de schade vergoeden. Wordt je land onteigend omdat er een spoorlijn moet komen, dan moet je schadeloos worden gesteld. Dat zijn universele morele intuïties.
Eerlijkheid
Dat is niet eerlijk! Die gedachte ligt ons in de mond bestorven. Maar wat is eerlijk? Dat blijkt nog lang niet makkelijk te beschrijven. Aan de ene kant is het een vorm van rechtschapenheid. Je moet de ander ook wat gunnen, je moet je aan je afspraken houden, de waarheid zeggen en de ander niet teleurstellen. Aan de andere kant hebben we het over een eerlijke verdeling, maar hoe die eruit ziet, ligt niet vast.
Stel je een kinderfeestje voor. Alle kinderen komen bij je thuis, er is ranja en er zijn ballonnen. Maar alle aandacht gaat uit naar één kind, jouw kind, dat de kaarsjes mag uitblazen en wordt overladen met cadeaus. Geen wonder dat de meeste kinderverjaardagen uitdraaien op een huilpartij: jonge kinderen worden jaloers: zij vinden het niet eerlijk dat de jarige in het zonnetje wordt gezet en zij niet.
Zo vinden wij het Indiase kastensysteem niet eerlijk, maar ter plekke denken velen daar toch echt anders over. Wij hebben een aangeboren morele verdelingsmodule. Vormen wij een groep, dan gaat de verdelingsvraag spelen. Jij alles en de rest niets is geen verdeling. Maar wat eerlijk is, lijkt toch vooral ingegeven door culturele patronen.
Compassie
Ik heb geen kinderen, maar als ik een kind hoor huilen, gaat dat door merg en been. Compassie is een van onze aangeboren morele modules. Jager-verzamelaars zorgen in de regel voor hun zuigelingen, ouden van dagen en gewonde en zieke groepsgenoten. Objectief is daar geen reden voor. Mja, misschien wel voor de kinderen, maar waarom zou je zorgen voor mensen die een blok aan je been vormen?
In de lijdende mens herkennen wij onszelf. Wie huilt moet getroost worden, wie gewond is, verpleegd. Het zal een vorm van voorwaardelijke reciprociteit zijn. In een groep die niet zorgt voor zijn hulpelozen wil je geen risico’s lopen. Want als het jezelf overkomt, moet je kunnen rekenen op dezelfde compassie.
De onvergankelijke natuur
Marianne is heel erg rijk en zij heeft een hobby. Eerst koopt zij beroemde, prachtige, unieke schilderijen en dan verbrandt ze die. Wat vind jij daarvan? De schilderijen zijn haar eigendom, ze mag ermee doen wat ze wil? Je zult je bedenkingen hebben. Die schilderijen komen nooit meer terug. Zij heeft een morele plicht om unieke, mooie dingen te bewaren, om ze niet zinloos te vernietigen, maar ze door te geven als zij er niet meer is, zodat ook anderen ervan kunnen genieten. Toch?
Die emotie is universeel, en kun je ook betrekken op onze natuurlijke omgeving. Eigenaarschap rechtvaardigt niet alles. Wie zinloos natuur vernietigt, is net zo immoreel bezig als Marianne.
Contra-intuïtieve ideeën
Tot zover onze morele intuïties: oordelen die wij kunnen hebben zonder er bij na te denken. Maar nu ga ik laten zien dat onze morele intuïties er vaak ook naast kunnen zitten. Onze hersens houden ons voortdurend voor de gek, zonder dat wij het door hebben. Kijk bijvoorbeeld eens naar deze afbeelding van een aardbeientaartje.
Die aardbeien zijn rood, toch? Dat denk je maar. In werkelijkheid zit er niet één rode pixel in de afbeelding. Onze hersenen koppelen een bekend object aan de kleur die we ermee associëren, ongeacht welk en hoeveel licht er op een bepaald moment door dat object weerkaatst wordt. Kleurconstantie heet dat verschijnsel. Onze hersenen nemen ons in de maling.
Niet alleen visueel kunnen wij niet altijd op onze hersenen vertrouwen. Ook in moraliteit houden onze hersenen ons regelmatig voor de gek.
Wij zijn beter dan de rest
De meeste mensen vinden dat zij verstandiger en competenter zijn dan gemiddeld. Maar statistisch is dat onmogelijk. Het Dunning–Krugereffect versterkt dat nog eens: hoe minder wij ergens van afweten, des te stelliger zijn wij in ons oordeel. Bovendien vindt bijna iedereen dat hij in moreel opzicht uitsteekt boven anderen. Hierdoor kunnen wij volharden in meningen die objectief onjuist zijn, en legitimeren wij onszelf om afwijkende opvattingen neer te zetten als dom en moreel inferieur.
Wij horen wat wij willen horen
Wij lijden allemaal aan een confimation bias: wij zijn gevoeliger voor informatie die bevestigt wat wij al dachten, dan voor informatie die onze overtuigingen tegenspreekt. Daardoor sluiten wij ons af voor kennis die ons intuïtief niet bevalt, ook als die kennis ons beter inzicht zou kunnen opleveren.
Wij houden niet van nuances
Ons intuïtieve brein is geprogrammeerd om te simplificeren. Dingen zijn waar of onwaar, goed of slecht, iets is of is niet. Dat leidt heel makkelijk tot zwart-wit denken: wij hebben honderd procent gelijk, en de ander zit er helemaal naast. Mensen die wij niet persoonlijk kennen zijn schurken of heiligen. Daardoor houden wij er een gesimplificeerd beeld van de werkelijkheid op na.
Zelfstandig denken is zeldzaam
Wij stemmen onze meningen af op de mening van de mensen om ons heen. Met dit groepsdenken kunnen wij zelfs meningen ontwikkelen die elke buitenstaander meteen zou ontmaskeren als de nieuwe kleren van de keizer. Hierdoor kunnen wij hardnekkig volharden in opvattingen die evident onjuist zijn.
Onbekend maakt onbemind
Onze intuïtie is notoir slecht in statistiek, waardoor wij bij heel weinig waarnemingen en recente gebeurtenissen al snel algemene conclusies trekken, over uitgroepen bijvoorbeeld. Psychologisch hebben wij allemaal de neiging om gedrag van onze eigen groepen met een roze bril te bezien, maar bij uitgroepen zien wij het tegenovergestelde. Normovertredingen in onze eigen groepen worden vergoelijkt, maar als een lid van een uitgroep hetzelfde vergrijp pleegt, wordt die daad juist uitvergroot. Dit wakkert een vijandige houding aan tegenover mensen die niet tot onze groep behoren.
Wij zijn moreel bijziend
Het is immoreel om één persoon te doden, louter om er als samenleving een collectief voordeel aan te behalen. Maar als wij dat offer verpakken als nevenschade, hebben wij daar ineens veel minder moeite mee. Vergelijk ook de uitspraak van Stalin: “Als er één man van honger sterft, is dat een tragedie. Maar als er miljoenen sterven, zijn dat maar statistieken.” Wij lijden aan morele bijziendheid, stelt de neuropsycholoog en filosoof Jeffrey Greene. Wij maken een moreel onderscheid bij afstand tot het slachtoffer, tussen actief of passief handelen, en tussen intentioneel of onbedoeld gedrag.
Win-win-denken komt ons niet aangewaaid
Samenwerking tussen gemeenschappen en volken, in de vorm van wereldhandel bijvoorbeeld, is geen kwestie van nulsom (het voordeel voor een zorgt voor een gelijk verlies van de ander), maar van win-win, zo leert ons David Ricardo’s wet van comparatief voordeel. Protectionisme en isolationisme zijn uiteindelijk voor niemand voordelig.
Groei is niet alles
Intuïtief meten wij het succes van groepen af aan groei. Politieke partijen willen groeien, bedrijven willen groeien. Onze genen zijn erop gericht; betere samenwerking leidt tot groei. Maar demografisch gezien zit het anders. De natuurlijke bronnen van de aarde kunnen een exponentieel groeiende wereldbevolking niet aan. En een groeiende bevolking staat niet langer gelijk aan succes: veel succesvolle naties danken economische groei niet zozeer aan een groeiende arbeidsbevolking, maar aan stijging van de productiviteit. Zo stijgt de levensstandaard. Inwoners van landen met een groeiende bevolking krijgen het niet beter zo lang de arbeidsproductiviteit niet stijgt. En die zal niet stijgen omdat er niet genoeg geld is voor een goede opleiding van de kinderen. Dat verschijnsel staat bekend als de val van Malthus. Het is niet voor niets dat gezinnen zich vanzelf minder voortplanten zodra zij een bepaald niveau van welstand bereiken.
Een ingreep komt nooit alleen
Er kunnen allerlei redenen zijn om in te grijpen in het onderlinge gedrag van mensen, voor hun eigen bestwil, voor het belang van de groep, of om schade te voorkomen. Maar het probleem is dat elke interventie onvermijdelijk leidt tot de noodzaak van weer een andere interventie. Veel problemen lossen zichzelf op, maar door onze behoefte aan controle en onze afkeer van risico’s en schade zwemmen wij vanzelf in de fuik van de interventie.
Liefdadigheid lost zelden iets op
Generositeit en liefdadigheid, zoals het geven van geld aan arme mensen, leveren de gever een goed gevoel op, en op korte termijn helpt het de ontvanger. Maar met de meeste vormen van generositeit creëert de gever een afhankelijkheidsrelatie. De ontvanger leert dat het loont om behoeftig te zijn en om geld te vragen, in plaats van duurzaam in autonomie te investeren.
Armoede is erg, maar er is niets mis met rijkdom
Door globalisering en technologie ontstaan er vanzelf bedrijven die gemakkelijk de hele wereld kunnen bedienen. De eigenaren worden bulkend rijk. Maar het bestaan van superrijken zegt op zichzelf niet zo veel over de welvaart van de groep als geheel of over het lot van de armsten in de groep. Ongenoegen over excessieve rijkdom kan ook duiden op afgunst, als de armen weinig tekort komen. Of het duidt op nulsomdenken, zoals hiervoor uitgelegd. Samenlevingen die veel herverdelen doen het economisch niet per se beter dan samenlevingen waarin rijkdom ongemoeid wordt gelaten.
Straffen is vaak zinloos
Harder straffen heeft weinig zin. Vergelding en afschrikking in het strafrecht hebben maar een beperkt effect en werken soms zelfs averechts. Preventie en resocialisatie zijn effectiever; dat heeft niets met softheid te maken. In veel landen is het recidivepercentage zelfs zo hoog dat de criminaliteit omlaag zou gaan als er geen gevangenisstraffen meer werden uitgedeeld.
Andere seksualiteit is geen stoornis
Homoseksualiteit en verwante seksuele voorkeuren zijn niet te genezen. Onderdrukking van seksuele gevoelens kan ernstige psychische en somatische klachten tot gevolg hebben.
Iedereen is meester over hun eigen gender
Het biologische geslacht waarmee je geboren wordt kun je nooit helemaal veranderen en is meestal (maar niet altijd) binair. Er zijn biologische verschillen tussen mannen en vrouwen, ook in psyche en gedrag. Maar er zijn ook veel verschillen tussen man en vrouw van culturele aard, niet biologisch. Mensen kunnen zelf bepalen welke genderidentiteit zij hebben, en het is ongepast en soms schadelijk om die keuze ter discussie te stellen.
De wereld vergaat niet
Zolang er mensen bestaan, denken zij dat het einde van de wereld nabij is. Niet alleen religies creëren met die gedachte een illusie van urgentie, maar sommige milieu- en klimaatactivisten lijden aan hetzelfde euvel. De behoefte komt voort uit een behoefte om betekenis te geven aan een betekenisloze wereld, maar wordt ook veroorzaakt doordat onze hersenen zijn geprogrammeerd om gevaar te duiden als er alarmerende signalen worden gedetecteerd.
Tot slot: morele intuïties zijn niet achterlijk
Als je dit zo leest, is de verleiding groot om neer te kijken op die domme linkse en rechtse onderbuikgevoelens. Wij, goed opgeleide kosmopolieten, weten gelukkig wel beter.
Imagine there's no heaven. It's easy if you try.
No hell below us. Above us, only sky.
Imagine there's no countries. It isn't hard to do.
Nothing to kill or die for. And no religion, too
Imagine all the people livin' life in peace.
Imagine no possessions. I wonder if you can.
No need for greed or hunger. A brotherhood of man.
Imagine all the people sharing all the world.
You may say I'm a dreamer. But I'm not the only one.
I hope someday you'll join us. And the world will be as one.John Lennon, Imagine (1971)
Je kunt de mensheid niet, zoals Lennon, ongestraft idealiseren als een vredige, diverse wereldgemeenschap, waarin aan ieders behoefte wordt voldaan, iedereen rationeel in het leven staat en alle gefictionaliseerde rechten worden gerealiseerd. Dat is een technocratische illusie en een hautaine misvatting. Morele intuïtie is reëel en komt voort uit bestaande sentimenten en aangeboren behoeften. Die kun je niet wegzetten als primitief. Met een idealistische, technocratische en globalistische utopie vervreemd je de intuïtief denkende mens. Wij kunnen ons best doen om mensen beter op te leiden en voor te lichten, maar morele intuïties zullen altijd de overhand hebben.
Maar dat betekent niet dat wij de oren moeten laten hangen naar onze morele onderbuik. Wij moeten zoeken naar een respectvolle tussenweg waar iedereen zich in thuisvoelt. Moraliteit vormt een lappendeken, koester dat.
Als je kijkt naar de achtergrond van onze aangeboren moraliteit, zijn de onderliggende drijfveren:
Eigenbelang en verwantenselectie
Samenwerking binnen de eigen groep
Rivaliteit met de uitgroep
Zo lang onze wereld bestaat uit samenlevingen waarin op een gezonde, vreedzame en respectvolle manier wordt gewerkt aan samenwerking binnen de groep, en verwantenselectie en vreedzame rivaliteit met uitgroepen niet worden gefrustreerd, zal er weinig verzet zijn tegen contra-intuïtieve maatregelen. Zo lang bijvoorbeeld de criminaliteit laag blijft, zal de roep om vergelding vermoedelijk niet de overhand krijgen. Zo lang er geen schrijnende armoede bestaat, zal de behoefte aan ingrijpende herverdeling niet overheersen. Zo lang de schaal van de gemeenschap overzichtelijk blijft en werkt aan een eigen identiteit, free-riders niet met parasitair gedrag wegkomen en het onderlinge vertrouwen hoog blijft, kun je zelfs in de moderniteit cohesieve samenlevingen in stand houden. Zo lang samenlevingen onderling afdwingen dat agressie tussen samenlevingen niet gepikt wordt, zal de rivaliteit met uitgroepen niet uit de hand lopen.
De genen houden cultuur aan de lijn.
E.O. Wilson, On human nature (1978)
Dat geldt ook voor aangeboren moraliteit en morele intuïties. De riem is lang, je kunt ze links of rechts sturen, naar je toetrekken of juist laten vieren, maar loslaten is geen optie.
Meer lezen?
Theodore Abel, Why Hitler came to power (1938)
Peter S. Wentz, Ecology and morality, Ethics and Animals (1993)
Christopher Boehm, Hierarchy in the forest. The evolution of egalitarian behavior (1999)
Karen Stenner, The authoritarian dynamic (2005)
Mariana Valverde, Law and order: images, meanings, myths (2006)
Daniel Kahneman, Thinking, fast and slow (2011)
Michael Shermer, The believing brain (2011)
Jared Diamond, The world until yesterday. What can we learn from traditional societies? (2012)
Jonathan Haidt, The righteous mind. Why good people are divided by politics and religion (2012)
Jesse Graham c.s., Moral foundations theory: the pragmatic validity of moral pluralism, in: Patricia Devine, Ashby Plant (red.), Advances in experimental social psychology (2013)
Joshua Greene, Moral tribes. Emotion, reason and the gap between us and them (2014)
Joanna Różycka-Tran c.s., Belief in a zero-sum game as a social axiom: a 37-nation study, Journal of Cross-Cultural Psychology (2015)
Michael Tomasello, A Natural History of Human Morality (2015)
David McPherson, Traditional morality and sacred values, Analyse & Kritik (2017)
Melanie Killen, The origins of morality: Social equality, fairness, and justice, Philosophical Psychology (2018)
Nicholas Christakis, Blueprint, the evolutionary origins of a good society (2019)
Dit was de laatste aflevering in de reeks over Moraliteit en tolerantie. De volgende aflevering wordt de eerste in een nieuwe reeks, over Gelijkheid.
Hier vind je een overzicht van alle artikelen tot nu toe.