Goede mensen zijn gelukkiger. Maar hoe word je dat?
De deugdethiek van Aristoteles langs de empirische meetlat. Heb je wel een ethisch stelsel nodig als iedereen deugdzaam en gelukkig is? Positieve psychologie: hoe word je een gelukkiger en beter mens?
In English: Good people are happier. But how to become a good and happy person?
Wij moeten elkaar humaan behandelen, dat zul je met mij eens zijn. Maar wat is humaan, en hoe word je dat? Ook voordat filosofen systemen begonnen te bedenken welk gedrag wij onze medemensen verschuldigd zijn, werd er al nagedacht hoe het samenleven zo goed mogelijk te laten verlopen. Al voor onze jaartelling ontstond zowel rond de Middellandse Zee als in Azië de idee van de deugdethiek. Het gaat er niet om dat wij ons gedrag in precieze regels proberen te vatten, maar dat wij allemaal leren om ons deugdzaam en menselijk te gedragen.
Aristoteles
In deze aflevering speelt Aristoteles een hoofdrol. Toevallig schrijf ik dit artikel op Chalkidiki, het Griekse schiereiland waar Aristoteles werd geboren in 384 v.Chr. Aristoteles werd in Athene leerling van Plato, maar hij legde wezenlijk andere accenten. Plato legde veel nadruk op idea, een eeuwige werkelijkheid die afwijkt van wat wij kunnen waarnemen. Aristoteles richtte zich juist op de wereld die wij zintuiglijk kunnen waarnemen. Aristoteles’ meest invloedrijke boek was zijn Ethika Nikomachea, over de ethiek dus.
In het ethische stelsel van Aristoteles spelen drie kernbegrippen: arete (deugd), eudaimonia (geluk, menselijke bloei) en phronesis (bedachtzaamheid, praktische wijsheid). Het komt er kort gezegd op neer dat de wereld er flink van opknapt als wij allemaal leren om deugdzame mensen te worden. Morele regels heb je dan niet nodig; mensen gaan uit zichzelf goed met elkaar om. Mensen moeten deugdzaam leven, in overeenstemming met de natuur, met gebruikmaking van de rede, gericht op dingen die goed voor ons zijn. De rede helpt ons om onze dierlijke verlangens in toom te houden en doelen te stellen. Hiertoe moeten we er goede gewoonten of deugden op nahouden die ervoor zorgen dat wij oog houden voor het goede. De staat, ontstaan uit algemeen belang, moet gericht zijn op het goede, deugdzame leven en moet haar burgers daarin onderrichten.
Het goede viel voor Aristoteles samen met het lastig vertaalbare begrip eudaimonia. Je zou het kunnen vertalen met geluk, maar eigenlijk is dat te simplistisch. Het gaat erom dat je je leven leidt zoals het bedoeld is. Genot kan daar zeker een rol bij spelen, maar wie geniet er nou een leven lang? Je geniet als er iets lukt, en daar is niets mis mee, maar dat betekent niet dat je je moet richten op dat genot, maar op de activiteit die lukt. Dan komt het genot vanzelf.
Meestal wordt eudaimonia tegenwoordig vertaald als bloei; je kunt het misschien omschrijven als het leven dat je wenst voor je kinderen, of algemener: voor mensen waar je van houdt. Waar je je volgens Aristoteles op moet richten is om alle activiteiten in je leven te laten lukken. Je huwelijk is gelukt, je bent succesvol in je baan, je bent een geslaagde ouder. En dat zijn dan nog de grote dingen in het leven. Maar als je een voortreffelijke appeltaart hebt gebakken, heb je ook iets tot stand gebracht. Doelen die je stelt zijn goed in zichzelf, geen middelen, zoals geld. Eudaimonia is een voortreffelijk, actief leven dat je inricht volgens de keuzes die je zelf maakt, in autonomie. Je kunt misschien een voortreffelijke slaaf zijn, maar een slaaf leidt geen leven zoals het leven bedoeld is. Eudaimonia is de telos van het menselijke leven: de bestemming en het ultieme doel. Maar eudaimonia is niet passief: je moet eraan blijven werken met gebruik van je ziel en je rede en onder toepassing van je deugden. Voor niet-deugdzame mensen is eudaimonia onbereikbaar.
De meeste slechte daden komen niet voort uit een kwaadaardig karakter, al bestaan er wel mensen die daarmee behept zijn. Het lukt de meeste mensen niet om deugdzame keuzes te maken, als hun deugden nog niet genoeg verankerd zijn in hun gedrag, of omdat zij zichzelf niet genoeg in bedwang houden. De meeste mensen zwabberen wat. Zij weten diep in hun hart wel wat het goede is, maar zij laten zich te vaak leiden door hun instincten, door de weg van de minste weerstand, of zij weten de juiste middenweg niet te vinden.
Dan heb je ook nog mensen die de discipline wel hebben, maar deugdzaamheid kost nog altijd moeite. Zij gedragen zich goed, maar van harte gaat het niet. De hoogste staat is dat een deugdzaam leven je geen enkele moeite meer kost. Daar moeten wij naar streven. Maar hoe bereik je dat?
Doordat mensen van jongs af al zijn onderwezen in de deugden, en van goede voorbeelden kunnen leren, zijn zij in staat om harmonieus met elkaar samen te leven. Natuurlijk zijn er altijd belangenconflicten, en niet iedereen heeft hetzelfde goed voor ogen, maar dat is niet zo erg. Mensen kunnen van elkaar leren, ook van elkaars fouten. En met hulp van phronesis, bedachtzaamheid, zijn wij in staat om conflicten verstandelijk te benaderen en de weg te bewandelen die in ieders belang is.
Andere denkers over deugd
De deugdethiek komt ook veel voor in de oosterse filosofie. Waar Aristoteles nadruk legde op de rede, richtte Kǒngzǐ (Confucius, 551-471 v.Chr.) zich vooral op een harmonieuze relatie met anderen. Wie zich alleen op zichzelf richt, beschouwde hij als een kleinzielig of verzwakt mens. Je verhouding tot anderen wordt bepaald door de rol die je in elke relatie hebt. Als kind vervul je een rol ten opzichte van je ouders, als werknemer ten opzichte van je werkgever, als vriend ten opzichte van je vrienden, als leraar ten opzichte van je leerling, et cetera. Als je je rol onbaatzuchtig vervult en daar helemaal in opgaat, inclusief de gebruiken en rituelen die erbij horen, dan ben je vanzelf een voortreffelijk, harmonieus en deugdzaam mens.
Van Plato had Aristoteles geleerd dat een deugdzaam leven alleen mogelijk is als wij met ons verstand onze natuurlijke driften beteugelen. Maar Plato geloofde ook in een transcendente wereld. Begrippen als goedheid en rechtvaardigheid zijn niet louter menselijke concepten. Het zijn volgens Plato begrippen die werkelijk bestaan, alleen de kennis daarover komt je niet aanwaaien. Alleen met de uiterste inspanning mag je hopen dat je er een glimp van opvangt. Aristoteles was daar nuchterder over. Voor hem hoeven wij niet te dromen van transcendentale begrippen. Geluk en deugd kun je gewoon in de wereld aantreffen, als je maar je best doet en je laat instrueren door verstandige mensen. Tot aan de Verlichting was Plato’s transcendentale opvatting dominant, onder de Stoa, maar vooral ook onder christelijke denkers.
Volgens de Stoa kun je je het beste voegen in de onvergankelijke natuurlijke orde. De goden bepaalden wat er zou gebeuren; daar kon je als mens toch geen peil op trekken. Leg je er maar bij neer. Teleurstellingen ervaar je alleen als je dingen verwacht van het leven.
Alles is veel voor wie niet veel verwacht.
— J.C. Bloem, De Dapperstraat, in: Quiet though sad (1947)
In de stoïsche moraal staat de deugd centraal. Deugd is beheersing van je driften en je emoties. Deugd is je laten leiden door de rede. Je bezit, je vrijheid, je gezondheid, je geluk: alles kan je afgenomen worden, behalve je deugd. Het belangrijkste waar je aan kunt werken is daarom je deugd. Voor Cicero lag daar de kern van de oplossing hoe om te gaan met anderen. Als iedereen deugdzaam leert te zijn, komen wij elkaar vanzelf tegemoet.
Het zal niet verbazen dat de christelijke denkers veel ophadden met Plato’s transcendentale deugdopvatting. Gods wegen zijn ondoorgrondelijk, leerde Jesaja al. Probeer God niet te doorgronden, waarschuwde hij, want dat gaat je niet lukken. Vertrouw op God en doe wat je geboden wordt, ook als dat tegen je natuurlijke driften ingaat. Tomasso van Aquino zat vanzelfsprekend ook op dat spoor, en ook Kant stond in die traditie.
De Schotse denker David Hume doorbrak de transcendentale traditie. Alle gedegen kennis moet gebaseerd zijn op directe ervaring, stelde deze verlichtingsdenker. Metafysische en theologische opvattingen over de wil van God en de aard van de natuur zijn speculatief, en kunnen daarom geen basis vormen voor morele theorie. En als het je lukt om empirische kennis te vergaren over de aard van de natuur, kun je daar nog niet per se morele regels van afleiden. Als je weet dat de mens van nature agressief is, betekent dat nog niet dat de mens zich agressief zou moeten gedragen. Met logisch redeneren kun je weliswaar een heel eind komen, maar kun je met je rede ook bepalen welke doelen je zou moeten willen bereiken? Hume vond van niet, en stelde dat onze natuurlijke driften onze voornaamste drijfveer zijn. En ons verstand helpt ons om die te bereiken.
De rede is de slaaf van onze hartstochten, behoort dat te zijn, en kan nooit pretenderen voor iets anders bestemd te zijn dan deze te dienen en te gehoorzamen.
— David Hume, A treatise on human nature (1739)
Je bent volgens Hume deugdzaam als je oog hebt voor je medemens. Dat levert je sociale waardering op. Maar sociale waardering kun je ook krijgen voor slecht gedrag. Als maffioso krijg je van je bende waardering als je mensen afperst of andere nare dingen doet. Dat is niet de soort waardering die Hume bedoelde. Hij verbindt daarom een voorwaarde aan de waardering die je nastreeft: je gedrag moet gericht zijn op vermeerdering van geluk of nut. Daarmee was hij een voorloper van de utilitaristen.
Als je vindt dat mensen deugdzaam moeten zijn, kan dat betekenen dat deugd een berekenende methode is om onze natuurlijke driften te vervullen. Of deugd is in zichzelf een natuurlijke drift. Meer smaken zijn er niet. Deugdzaamheid is volgens Hume niet per se rationeel gedrag. Lang niet alle gedrag dat zich richt op anderen levert je iets op. Dus zal er wel een element van natuurlijke neigingen zitten in deugdzaam gedrag. Dat element noemt Hume een gevoel van humaniteit. Humaniteit is een menselijke behoefte die los kan staan van eigenbelang, en waar wij geen god voor nodig hebben.
Om te voorkomen dat het al te zoetsappig wordt, is het nu tijd om Friedrich Nietzsche van stal te halen. Nietzsche vond de brave ethische theorieën van Kant en Hume maar kleinburgerlijk gelul. Wie zegt dat mensen gelukkiger worden van een deugdzaam leven? Wees nou eens realistisch, zei hij, en kijk naar wat mensen werkelijk drijft. Ten diepste neemt de mens geen genoegen met tevredenheid en vreedzaam samenleven. De mens wil competitie. Hij wil meer. Hij wil excelleren en domineren. Kort en goed: de mens wil macht. Onderwerping aan het algemeen belang gaat tegen de menselijke natuur in.
De wereld zit vol met ellende. Niet alleen de natuur zorgt voor rampen, maar de meeste rampen worden door mensen veroorzaakt. Wij voeren oorlog, wij sarren, lichten op, bestelen elkaar en wij laten de helft van de wereld desnoods creperen als ons dat uitkomt. Al die mooie optimistische theorieën van de Stoa en het christendom, van Hume en van Kant zijn onbewijsbaar. Wij laten ons dat wijsmaken om het leven zin te geven. Om ons te troosten. Nietzsche geeft toe dat ook zijn theorie niet bewijsbaar is, maar hij vindt dat je hem één ding moet nageven: hij is tenminste realistisch en eerlijk.
Als de zaken er zo voorstaan: wat is dan deugd? Volgens Nietzsche is deugd dat je je verzoent met de werkelijkheid van het bestaan. Het leven is geen ponykamp. Dus gedraag je je er dan ook maar naar. Haal uit jezelf wat erin zit. En dat dus met inbegrip van je competitiedrang, je zucht naar macht, naar excelleren en domineren. De übermensch van Nietzsche is niet bescheiden of goed, hij is een nobele vrije geest. Respect krijg je alleen als je het verdient. Een nobele geest eist zijn rol op, strijdt voor zijn eer, en creëert orde en esthetiek.
De verdienste van Nietzsche is niet dat hij een doortimmerd moreel stelsel introduceerde. Hij had zeker niet het laatste woord. Zijn blik op de menselijke natuur is wel erg negatief en eendimensionaal. En zoals Hume al terecht opmerkte: met een waardenvrije, accurate beschrijving van de menselijke natuur heb je nog geen morele theorie. Maar je moet Nietzsche wel nageven dat hij ons met de neus op de feiten drukte: mensen zijn helemaal niet in staat om zich te gedragen naar de verheven idealen van studeerkamergeleerden. Menselijk leed is onvermijdelijk. En niet alleen hebben wij onze medemensen nodig — zij zitten ons ook maar al te vaak in de weg.
Deugdethiek ontleed
Tot zover de theorie. Terug naar Aristoteles. Deugdethiek is een aanlokkelijk idee. Morele voorschriften zijn onbegonnen werk; daar is de werkelijkheid te complex voor. Universele morele wetten, als natuurwetten, bestaan niet. Werk in plaats daarvan aan gelukkige, rechtschapen mensen. Die komen er onderling wel uit.
Stel dat wij Aristoteles’ lessen in de praktijk willen brengen, dan moeten wij wel weten of ze kloppen. Welke aannames moeten wij dan empirisch toetsen? Aan empirische toetsing hebben de meeste filosofen een broertje dood. Maar gelukkig hebben wij tegenwoordig het vakgebied van de psychologie. En wordt pedagogiek wetenschappelijk bestudeerd. Kunnen die, samen met deugdethici, met vereende krachten de theorie wat meer body geven?
Dan hebben wij het over dit soort vragen:
Objectief bezien, wat is eudaimonia nou eigenlijk?
Kunnen wij deugden wel aanleren?
Over welke deugden hebben wij het eigenlijk?
Word je gelukkig van een deugdzaam leven?
Die vragen gaan wij nu behandelen.
Psychologen op zoek naar geluk
Van oudsher houdt de psychologie zich veel bezig met de bestrijding van aandoeningen: angsten, wanen, depressies, etcetera. In 1998 bepleitte de prominente psycholoog Martin Seligman om ook eens de andere kant te belichten: waar komen positieve emoties vandaan, en hoe wakker je die aan? Het leidde tot een vloedgolf aan publicaties en ook populair-wetenschappelijk werd het een hype. Nu, 25 jaar later, zijn nog lang niet alle bevindingen empirisch onderbouwd, maar positieve psychologie lijkt een blijvertje te zijn, die zelfs in de klinische psychologie (de behandeling van ernstige negatieve emoties) is doorgedrongen.
Maar wat is geluk, volgens psychologen? Je zou kunnen zeggen: het hebben van overwegend positieve emoties. Maar een belangrijk probleem is dat die subjectief zijn. Er is geen betrouwbare methode waarmee je als buitenstaander iemands geluk kunt meten, zonder haar te bevragen. En als je vragen stelt, stuit je onvermijdelijk op subjectiviteit. Iemand kan het zonnetje in huis zijn, en tegelijkertijd zeggen van binnen diep ongelukkig te zijn. Of andersom. Denk aan je eigen verleden: veel mensen realiseren zich pas achteraf dat zij een gelukkige jeugd of studententijd achter de rug hebben. Wij zijn notoir slecht in het ervaren van ons eigen geluk. Geluk is een vluchtige emotie die je moet leren herkennen. Het lijkt onvermijdelijk om het geluksgevoel nader te definiëren en uit te splitsen in beter meetbare emoties.
Volgens Seligman bestaat geluk uit drie componenten: plezier, betrokkenheid en zin. De tien emoties die daar het meest mee worden geassocieerd zijn: vreugde, dankbaarheid, sereniteit, belangstelling, hoop, trots, vermaak, inspiratie, ontzag en liefde. In plaats van de algemene vraag hoe gelukkig je bent, kun je nu specifieker zijn. Misschien kun je het zelfs objectief meten. En het geeft onszelf ook beter houvast: wie gelukkiger wil zijn, moet vooral werken aan die tien emoties.
(En ja: ik heb zelf ook beginselen van positieve psychologie toegepast in mijn leven, met gunstige resultaten. Ik zit — mede daardoor — stukken beter in mijn vel dan pakweg tien of twintig jaar geleden.)
Hoe word je gelukkig?
Geluksonderzoek heeft de laatste decennia grote sprongen gemaakt. Er is veel literatuur over. Positieve psychologie streeft naar een positief zelfbeeld, en stelt dat mensen daar zelf invloed op kunnen hebben. Een aantal vaak gedeelde bevindingen:
Positieve psychologie erkent dat iedereen verschillend in elkaar zit. Wie zijn mentale zwaktes en tekortkomingen wil aanpakken (die vaak aangeboren zijn, of het resultaat zijn van ervaringen op jonge leeftijd) is gedoemd tot frustratie. In plaats daarvan moet je op zoek gaan naar de dingen waar je aanleg voor hebt, en die uitlichten en ontwikkelen. Zodoende kan iedereen uiteindelijk wel ergens in excelleren, wat goed is voor ons zelfbeeld en ons geestelijke welbevinden. Waar wij minder goed in zijn, kunnen wij dan beter accepteren.
Wij hebben vaak te hoge verwachtingen over onszelf. Daardoor stellen wij onszelf steeds weer teleur, wat leidt tot negatieve gevoelens. Wij moeten onszelf aanleren om kleinere, haalbare doelen te stellen en gewoontes aan te leren die makkelijk vol te houden zijn. Als die lukken, dan versterkt dat ons zelfbeeld, waardoor wij weer nieuwe uitdagingen aankunnen.
Wij geven onze eigen negatieve gevoelens en ervaringen te veel aandacht. Wij moeten onszelf aanleren om vooral positieve dingen aandacht te geven. Wij moeten onszelf trainen in dankbaarheid voor de leuke dingen aan onszelf, aan anderen, en aan dingen die ons overkomen.
Sporten, wandelen, meditatie en mindfulness zijn goed voor ons mentale welbevinden. Kies welke activiteit bij je past, en maak daar als het even kan een gewoonte van.
Wij kunnen onszelf trainen in aardig zijn, kleine dingen voor anderen te doen, positieve dingen in anderen te belichten, belangstelling in anderen te stellen, samen activiteiten te ondernemen, niet te investeren in spullen maar in (gedeelde) ervaringen. Aardige, positieve mensen hebben meer vrienden, en mensen met een plezierig sociaal leven zijn gelukkiger. Dat leidt tot een positieve spiraal. Eudaimonia is besmettelijk.
Fijn dat wij dit weten. Maar we zijn er nog niet. De belangrijkste vraag blijft nog hangen: wat is de relatie tussen deugd en geluk? Zijn goede mensen gelukkiger? Laten wij eerst maar eens naar de deugden kijken.
Deugden
Wat maakt iemand tot een goed mens? Vraag een willekeurig persoon om een lijstje met deugden, goede persoonlijke eigenschappen, en je krijgt van iedereen een ander lijstje. Plato kwam met drie categorieën: wijsheid, moed en matigheid, en rechtvaardigheid als bemiddelaar tussen die drie. Aristoteles breidde die lijst uit tot een hele waslijst. Velen zijn na hem met een eigen waslijstje gekomen. Maar niemand is erin geslaagd om hierin het laatste woord te hebben.
Persoonlijke ervaringen, levensovertuiging, leeftijd, opleiding, sociale positie en culturele achtergrond hebben allemaal invloed op ons antwoord op de vraag wat iemand tot een goed mens maakt. De beste poging is tot dusver gedaan door de psychologen Christopher Peterson en Martin Seligman. Zij zijn niet over één nacht ijs gegaan; de lijst lijkt tamelijk compleet en cultureel neutraal. Vanaf de achterbank kun je nog wel wetenschappers horen brommen dat de indeling beter kan, maar voor nu is het het beste wat wij hebben.
Een korte vertaling:
Wijsheid: creativiteit, belangstelling, oordeelsvermogen, leergierigheid, perspectief
Moed: moed, doorzettingsvermogen, eerlijkheid, levenslust
Humaniteit: liefde, aardigheid, sociale intelligentie
Rechtvaardigheid: teamwerk, billijkheid, leiderschap
Gematigdheid: vergevingsgezindheid, nederigheid, zorgvuldigheid, zelfregulering
Transcendentie: waardering voor schoonheid en voortreffelijkheid, dankbaarheid, hoop, humor, spiritualiteit
Je kunt ook jezelf hier gratis testen op je eigen 24 deugden en sterke punten.
De gelukkige booswicht
Stel je de fictieve Tony Soprano voor, uit de televisieserie The Sopranos. Een misdadiger, een maffiabaas, maar ook een geschikte vent, een man van zijn woord, een goede baas voor zijn mensen, een aardige buurman, en een liefhebbende vader en echtgenoot. Scroll nog even terug naar de inzichten van positieve psychologie en check of ook Tony die inzichten kon toepassen. Inderdaad: volgens de positieve psychologie kon Tony Soprano een behoorlijke staat van geluk bereiken.
Wat ontbreekt er dan nog aan? Sociale waardering ten eerste. Een boef moet altijd over zijn schouder kijken, op zijn hoede zijn, en loopt het risico op ontmaskering. Maar sociale waardering kun je ook krijgen voor slecht gedrag. Waardering van de mensen waar je goed voor zorgt. En aanzien omdat je zo rijk en succesvol bent, zeker als je ook nog het nodige doneert aan goede doelen.
Volgens Hume moet je gedrag gericht zijn op vermeerdering van geluk of nut. Maar daar word je zelf niet per se gelukkiger van. Denk aan de wereldverbeteraar, de weldoener, of de heilige, die alleen maar liefde en geluk wil zaaien. Juist dát soort mensen lopen tegen de grenzen van de menselijke deugd aan.
Een aristoteliaans argument is dat je gelukkiger wordt van de wetenschap dat je juist handelt, dat je een rechtschapen mens bent. Anderzijds: denken dat je deugdzaam bent, is iets anders dan deugdzaam zijn. Religieuze of ideologische terroristen zullen ook denken dat zij op het juiste spoor zitten, en ontlenen daar een positief zelfbeeld aan. Of denk aan mensen die zich wentelen in hun morele superioriteit, omdat zij zich inzetten voor het grote goed, het lot van de wereld, de grote herverdeling, of omdat zij de juiste god aanbidden. Dat zijn niet per se leuke mensen.
Een ander aristoteliaans argument is dat deugdzame mensen meer oog krijgen voor deugdzame mensen en dingen, en gewoonten gaan ontwikkelen gericht op bevrediging van die deugdzame smaak. Maar dat is een redenering die zichzelf in de staart bijt. Je kunt jezelf ook wijsmaken dat je gelukkig wordt van de kleur roze. Koop een roze bril, en je zult zien dat het werkt.
Een gelukkige klootzak blijft een klootzak. Toch liep Tony Soprano tegen de grenzen aan van zijn geluk. Hij moest in psychotherapie, omdat hij angstaanvallen kreeg. Jij bent vermoedelijk geen maffiabaas, maar zult waarschijnlijk wat meer geluk in je leven wel kunnen gebruiken. Helpt het dan om een beter mens te worden?
Zijn goede mensen gelukkiger?
Voor een meer dan tweeduizend jaar oude Griek zat Aristoteles er niet ver naast. Geluk is meer dan plezier. En geluk kun je leren. En, stelde hij ook, geluk en deugd gaan hand in hand. Maar klopt dat nou wel? Zijn goede mensen gelukkiger? Wij hopen natuurlijk van wel. Hoogmoed komt voor de val, boontje komt om zijn loontje, trek de lade met volkswijsheden maar helemaal open. Gek genoeg is die vraag tot voor kort eigenlijk niet systematisch onderzocht. Pas met de opkomst van de positieve psychologie begonnen ook wetenschappers zich serieus met de vraag bezig te houden.
Hoe gelukkig je bent, heb je voor het grootste deel niet in de hand. Erfelijke factoren spelen de grootste rol, gemiddeld ongeveer 50%. Ook of het leven je toelacht, of dat grote tegenspoed je treft, heb je niet in de hand. Toch zijn zulke externe factoren gemiddeld maar zo’n 10% verantwoordelijk voor je geluk. Dan houd je dus zo’n 40% van je geluksgevoel over waar je zelf invloed op kunt uitoefenen. Het is niet alles, maar het is ook niet niks. Vergelijk het met een gezonde levensstijl. Die biedt ook geen garantie op een lang en gezond leven, maar het helpt wel.
Het goede nieuws is dat volgens empirisch onderzoek alle 24 VIA-deugden positief correleren met geluk. Maar die correlatie is niet even sterk voor elke deugd en kwaliteit. Liefde, dankbaarheid, hoop, belangstelling, levenslust en perspectief correleren het sterkst. Wil je gelukkiger worden, investeer dan vooral in die deugden.
Liefde. Je houdt er warme, oprechte en hechte persoonlijke banden op na met een aantal mensen, met een groot element van onvoorwaardelijkheid. Ook kan je accepteren dat mensen van jou houden. Mensen van wie je houdt zoek je op, en je draagt eraan bij dat het goed met ze gaat.
Dankbaarheid. Je voelt je gezegend voor de goede dingen die je overkomen en voor de mensen die je omringen. Je staat stil bij fijne ervaringen, je leert ze te herkennen op het moment zelf en ze uit te spreken. Je ziet in dat positieve ervaringen je ook kunnen overkomen zonder dat je er zelf moeite voor hoeft te doen.
Hoop. Optimisme, je verheugen op dingen die zich aankondigen, vertrouwen dat je tegenslagen aankunt en dat je inspanningen vruchten kunnen afwerpen.
Belangstelling. Je stelt je open voor nieuwe ervaringen en het ontmoeten van andere mensen. Je wilt weten wat mensen beweegt. Je trekt eropuit, gaat naar onbekende plekken, probeert nieuwe dingen, onderzoekt dingen die je nog niet wist.
Levenslust. Enthousiasme en energie. Je doet dingen niet halfhartig, maar met overtuiging en bezieling. Je ziet je leven als een avontuur.
Perspectief. Je verliest je niet in de details, maar je houdt het grote plaatje voor ogen, de hoofdlijnen. Je stelt doelen op de lange termijn en laat je niet afleiden door incidenten en toevalligheden. Je verdiept je in anderen, ook om er zelf wijzer van te worden.
Wat deze kwaliteiten gemeen hebben, is dat ze je wereld groter maken. Ik moet wel waarschuwen: pak er niet eentje uit, maar werk aan een kluitje deugden tegelijkertijd. Zo blijven je deugden beter in balans, en loop je niet het risico dat je doorslaat. Als je de VIA-test hebt gedaan, pluk dan twee of drie van de bovenstaande kwaliteiten waar je redelijk op scoort. Het is makkelijker en effectiever om te werken aan kwaliteiten waar je al aanleg voor hebt, dan aan deugden waar je aantoonbaar moeite mee hebt.
Goed, je wilt een aantal van je deugden oppeppen. Hoe doe je dat? De voornaamste oorzaak dat mensen dat niet lukt, is discipline. Wij zagen al dat mensen geneigd zijn om te hoge verwachtingen aan zichzelf te stellen. En als het dan niet lukt, raken zij gefrustreerd, en geven zij het weer op. De oplossing is tweeledig: stel kleine, haalbare doelen, en zorg ervoor dat die een gewoonte worden.
Het beginnen met een dankdagboek is een voorbeeld. Prik een vast moment van je dag dat niet vaak verstoord wordt door de dagelijkse chaos, bijvoorbeeld voor het ontbijt, of ‘s avonds in bed voordat je gaat slapen. Reserveer vijf minuten van je tijd om drie leuke dingen op te schrijven die je de afgelopen dag zijn overkomen. Leg het schriftje op een vaste plek, in het zicht, bijvoorbeeld in de keuken, of naast je bed. Voor je het weet is dankbaarheid een gewoonte geworden.
Een ander klein voorbeeld. Verjaardagen zijn een prima gelegenheid om eens per jaar speciale aandacht aan je vrienden te besteden. Maar ik vergat ze altijd; ze staan in mijn agenda, maar ik kreeg geen reminder. Ik heb onlangs een appje geïnstalleerd. Op het hoofdscherm van mijn telefoon staat nu de naam van degene die die dag jarig is.
Niet alleen maken deugden je gelukkig, maar het werkt ook andersom. Mensen die gelukkiger worden, worden ook deugdzamer. Zij hebben meer discipline, zijn productiever, genereuzer, integerder en dankbaarder. En geluk is besmettelijk, maar dat had ik al gezegd. Vergeet daarom vooral ook niet de andere lessen van de positieve psychologie, waar wij al eerder bij stilstonden.
Naar een deugdzame samenleving
Deugdethiek is een van de drie hoofdstromingen in de ethiek. De idee is dat samenlevingen beter worden, rechtvaardiger, als de bewoners deugdzaam zijn. Wij zagen hiervoor dat er inmiddels sterke empirische aanwijzingen zijn dat dat klopt. Als het goed is, kijken mensen beter naar elkaar om, behandelen zij elkaar met meer respect, werken zij beter samen, worden zij toleranter, en komt onethisch gedrag minder voor. Maar hoe krijg je dat voor elkaar?
In de eerste plaats door elkaar erover te vertellen, zoals ik in dit artikel doe. Zo komt misschien een sneeuwbaleffect op gang. Maar niet voor niets had Aristoteles bijzondere aandacht voor de opvoeding van kinderen. Die zijn beter kneedbaar, en hebben nog een heel leven voor zich. En dan komt onderwijs al snel in beeld. Wat zijn de ervaringen met de opvoeding van deugdzame, gelukkige kinderen?
De inzichten zijn nog schaars. Positieve psychologie is nog relatief jong, en pedagogen zijn terughoudend om achter de waan van de dag aan te lopen. Het is moeilijk om goede nieuwe pedagogische methodes te bedenken en te introduceren, en evaluatie kan jaren duren. Toch zijn er pedagogische ingrepen die al positief geëvalueerd zijn.
Mentale weerbaarheid als eerste. Iedereen maakt tegenslagen mee, groot of klein. In lijn met de Stoa bepaalt niet de externe gebeurtenis je geluk, maar je reactie erop. Mentale weerbaarheidstraining kan een gunstige invloed hebben op je optimisme, en kan de effecten angst en depressie temperen en gedragsproblemen helpen voorkomen. Een van de technieken is bewust stilstaan bij nare ervaringen, om te leren om die ervaring in perspectief te zien en ook gunstige interpretaties met die ervaring te verbinden.
Een andere techniek die effect kan hebben op mentale weerbaarheid is mindfulness. Met mindfulness leer je om de processen in je eigen hoofd en lichaam van een afstandje te observeren, zonder daar meteen een oordeel of een emotie aan te verbinden. Met mindfulness leer je de kalmte te bewaren en meer aandacht te hebben voor het hier en nu, in plaats van een doorlopende focus op mogelijk beangstigende of stressvolle gebeurtenissen in het verleden of in de toekomst. Met de juiste methode hebben ook kinderen daar meetbaar baat bij, in termen van subjectief welbevinden, angsten en concentratie.
Ook dankbaarheid en vergevingsgezindheid kunnen op jonge leeftijd getraind worden. Ik noemde al het dankdagboek, een techniek waar ook kinderen baat bij hebben. Ook kan kinderen geleerd worden om stil te staan bij ruzies en incidenten die zij onderling ervaren. Het leren schrijven van briefjes waarin wordt uitgelegd waarom de ander wordt vergeven is een van de gebruikte technieken. Meer technieken om kinderen deugden aan te leren zijn nog in ontwikkeling.
Het ei van Aristoteles?
Geleidelijk weten wij dus steeds beter hoe mensen gelukkiger kunnen worden, en betere mensen. Hoopgevend is dat de samenleving daarvan kan opknappen, mede door het sneeuwbaleffect: geluk en deugd zijn besmettelijk, en zij versterken elkaar.
Maar stel nou dat het lukt. Laten wij eens fantaseren hoe de wereld er dan uitziet. Wij stoppen met het bouwen van instituties op basis van rechtvaardigheid, van vrijheid en gelijkheid. In plaats daarvan steken wij alle energie in eudaimonia. Iedereen op de wereld gaat zich richten op het bereiken van geluk, positiviteit, autonomie en deugd. Hoe zou de wereld er dan uitzien?
Vanzelfsprekend is dan iedereen tolerant ten opzichte van elkaar. Maar het zou niet betekenen dat alle ellende de wereld uit is. De een heeft meer geluk dan de ander, of pakt zijn leven handiger aan. Ongelijkheid zou blijven bestaan. Maar omdat iedereen deugdzaam is, zouden wij schrijnende armoede niet meer toelaten. De rijken zouden solidair zijn met de armen. Natuurrampen zouden nog steeds voorkomen, en ziektes ook. Uiteraard zouden wij voor elkaar zorgen als dat gebeurt. Waarschijnlijk zou misdaad nog steeds voorkomen: misdaad komt soms voort uit een misverstand, of worden gepleegd in een opwelling — denk bijvoorbeeld aan een crime passionnel. Maar omdat een deugdzame samenleving ook vergevingsgezind is, zouden wij geen gevangenissen meer nodig hebben. Misdadigers worden niet meer gestraft, maar verzorgd en begeleid. Dat geldt ook voor mensen die zich ondeugdzaam gedragen op basis van een geestelijke stoornis. De natuur van de mens verandert niet, dus verslavingen liggen nog steeds op de loer. Uiteraard wordt het gebruik van verslavende middelen ontmoedigd, maar wie eraan ten prooi valt, wordt liefdevol begeleid. Hoe dan ook zal het aantal misdrijven en verslavingen drastisch afnemen, want wie gelukkig en deugdzaam is, heeft geen behoefte om iets van een ander te stelen of zich een stuk in zijn kraag te drinken. En niet iedereen ter wereld hoeft fulltime honderd procent deugdzaam te zijn. Dat is sowieso niet realistisch. Als de meerderheid dat meestentijds wel is, worden verdwaalde schaapjes vanzelf wel weer op het rechte pad geholpen. Een kroegruzie escaleert niet, de zakenman die te scherp onderhandelt wordt terechtgewezen, de inhalige bankier krijgt het deksel op zijn neus.
Misschien wel het lastigste probleem in een deugdzame samenleving is dat van verschillende inzichten en externe effecten. De meeste verschillen van inzicht los je met tolerantie wel op. De een bidt voor het eten en de ander niet, geen probleem, jullie zitten elkaar niet in de weg. De een valt op mannen en de ander op vrouwen, en weer een ander wil niet binair zijn of valt op allebei. Prima.
Maar stel dat een deel van de samenleving fel gekant is tegen kernenergie. De risico’s zijn te groot, en kernafval raak je nooit meer kwijt. Een ander deel van de samenleving ziet kernenergie als de enige realistische uitweg als fossiele energie opraakt. Beide standpunten zijn pleitbaar, ook voor deugdzame mensen. Hoe kom je daaruit? En stel nou dat de groep pro kernenergie besluit om voor zichzelf een aantal kernreactoren te bouwen. De andere groep, die het daar absoluut niet mee eens is, heeft daar last van. Het risico op een nucleair ongeluk is immers wereldwijd, en we hebben maar één aarde om het kernafval op te slaan. Dit probleem los je niet op met deugd en geluk. Vergelijkbare problemen doen zich bijvoorbeeld voor tussen vleeseters en vegetariërs, tussen strijders tegen broeikasgas en degenen die daar het nut niet van inzien. Of tussen voor- en tegenstanders van stamcelonderzoek of abortus.
Om in dit soort kwesties een knoop door te hakken ontkom je haast niet aan instituties die regelen wat kan of moet of mag, en wat niet. En ook om samenwerking een beetje soepel te laten verlopen heb je veel aan instituties.
En het hoeven niet per se maatschappelijke problemen te zijn waar je tussen deugdzame mensen onderling niet uitkomt. Stel dat je terminaal ziek bent en je wilt euthanasie, maar je echtgenoot vindt dat mensen geen besluit mogen nemen over leven en dood. Een deugdzaam mens kan beide standpunten innemen. Daar kom je dus niet uit. Of je werkt samen met een collega voor wie eer een heel belangrijke deugd is, terwijl jezelf meer gelooft in een pragmatische aanpak als een rivaal de reputatie van je bedrijf belastert.
De conclusie dringt zich op. Met aandacht voor eudaimonia en deugdzaamheid kan de wereld er stukken fijner op worden. Maar een paradijselijke toestand zal niet aanbreken. Er zullen ethische vraagstukken blijven, ook tussen deugdzame mensen, en belangenconflicten houd je ook. Hoe je die kunt benaderen, gaan wij in de volgende afleveringen behandelen. Daarin komen achtereenvolgens de deontologie van Kant aan bod, en het utilitarisme van Mill. Daarna zien wij wel weer verder.
Meer lezen?
Aristoteles, Ethika Nikomacheia (4e eeuw v. Chr., ook vertaald in het Engels)
David Hume, A treatise on human nature (1739)
David Hume, An enquiry concerning the principles of morals (1751)
Friedrich Nietzsche, Jenseits von Gut und Böse (1886, ook vertaald in het Engels)
Christopher Peterson, Martin Seligman, Character strengths and virtues: a handbook and classification (2004)
Stan van Hooft, Understanding virtue ethics (2006)
Barbara Fredrickson, Positivity (2009)
Daniel C. Russell (red.), The Cambridge companion to virtue ethics (2013)
Kristján Kristjánsson, Virtues and vices in positive psychology (2013)
Pelin Kesebir, Ed Diener, A virtuous cycle. The relationship between happiness and virtue, in: Nancy Snow, Franco Trivigno (red.), The philosophy and psychology of character and happiness (2014)
Rick Snyder c.s. (red.), The Oxford handbook of positive psychology (3rd edition, 2016)
Dan Buettner c.s., Ways to greater happiness: A Delphi study, Journal of Happiness Studies (2020)
Rosalind Hursthouse, Virtue ethics, The Stanford Encyclopedia of Philosophy (2022)
Dit was de vijfde aflevering in de reeks over moraliteit en tolerantie. De afleveringen zijn tot nu toe:
De moraliteit waar iedereen mee geboren wordt
Over de morele modules die alle mensen met elkaar gemeen hebben. Over verwantenselectie, samenwerking, empathie en nog veel meer.Spelletjes spelen met moraliteit
Onze ingebakken morele modules werken op elkaar in. Met simpele spelletjes kun je simuleren hoe mensen in samenlevingen met elkaar omgaan. Over de omgang met macht, verdeling, wraak en vertrouwen.De moraliteit van onze inwendige jager-verzamelaar, boer en burger
Onze moraliteit is gelaagd: elke fase in de menselijke geschiedenis heeft haar sporen nagelaten. Cultureel zitten er nog steeds laagjes jager-verzamelaar, boer en burger in onze ethiek.Irritante vragen over goed en slecht
Bestaat er wel zoiets als morele kennis? En hoe kom je daar dan achter? Over twijfel aan je eigen bestaan, menseneters, emotionele oordelen, en het verschil tussen diefstal en groenten.Goede mensen zijn gelukkiger. Maar hoe word je dat?
De deugdethiek van Aristoteles langs de empirische meetlat. Heb je wel een ethisch stelsel nodig als iedereen deugdzaam en gelukkig is? Positieve psychologie: hoe word je een gelukkiger en beter mens?
De volgende aflevering in deze reeks gaat over de deontologie van Immanuel Kant.
Maar eerst komt over een week een nieuwsbrief in de reeks over tolerantie en christendom, over de Reformatie.