De moraliteit van onze inwendige jager-verzamelaar, boer en burger
Onze moraliteit is gelaagd: elke fase in de menselijke geschiedenis heeft haar sporen nagelaten. Cultureel hebben wij nog steeds laagjes jager-verzamelaar, boer en burger in onze moraliteit.
In English: The morality of our inner hunter-gatherer, farmer and citizen
In deze reeks bestuderen wij menselijke moraliteit om onze morele oordelen te begrijpen: hoe onderscheiden wij goed en fout in menselijk gedrag. Tolerantie gaat over het toelaten van dingen die wij afkeuren. Pas als wij begrijpen waarom wij sommige dingen fout vinden, kunnen wij snappen waarom wij ze soms toch kunnen toelaten.
Vooral filosofen houden zich bezig met het bestuderen van moraliteit. Maar ook andere disciplines kunnen ons hierover informeren. Voordat wij in de volgende artikelen de filosofen aan het woord laten, zijn eerst die andere disciplines aan de beurt: historici, antropologen, biologen, et cetera. In dit artikel gaan wij kijken hoe de menselijke moraliteit zich de afgelopen tienduizenden jaren heeft ontwikkeld. Daarbij gaan wij ook kennis toepassen die wij in de vorige twee nieuwsbrieven hebben opgedaan: over onze genetische moraliteit en over morele evolutionaire speltheorie.
Een hele korte tijdlijn van de geschiedenis
Eerst maar even met zevenmijlslaarzen door de menselijke geschiedenis.
Zo’n 6 miljoen jaar geleden leefden de laatste gemeenschappelijke voorouders van mensapen en mensen. Evolutionair is de afstand tussen mensen en hun nauwste verwanten dus al miljoenen jaren oud. 300.000 jaar geleden zag de homo sapiens het levenslicht, en even later ook de Neanderthaler.
Onze voorouders waren tot pakweg 50.000 jaar geleden nog rondtrekkende jager-verzamelaars op de savannes van Afrika, maar geleidelijk begon de bevolking zich te verspreiden over de hele Aarde. De homo sapiens kwam her en der op Aarde nog andere soorten tegen. Die delfden grotendeels het onderspit, maar gemiddeld dragen wij nog een paar procent DNA van Neanderthalers en andere soorten met ons mee. Er vond dus ook nog enige vermenging plaats.
Ongeveer 10.000 jaar geleden begon de mens met landbouw. De effecten van landbouw waren ingrijpend. Er ontstonden nederzettingen. Eigendom ging een grotere rol spelen: van het land, maar bijvoorbeeld ook van de producten van het land en van de woonruimte eromheen en de instrumenten voor de oogst. De voedselopbrengst van een stuk land werd veel groter, waardoor er meer mensen op een kleiner oppervlak gingen wonen. De groepsgrootte nam daardoor toe. Oorlogen tussen stammen gingen er ook heftiger aan toe. Als kleine rondtrekkende groepen in elkaars vaarwater kwamen, leidde dat wel tot gevechten, maar er viel verder weinig te verliezen; de verliezer kon eenvoudigweg verder trekken naar een ander gebied. Maar in geval van eigendom van land, vee en voorraden kon de strijd veel verbetener uitpakken; eenvoudig je biezen pakken was lastiger. Agrarische producten werden ook verhandelbaar, waardoor er intensiever contact ontstond met naburige gemeenschappen.
Al snel ontstonden de eerste steden, maar het verschijnsel stad begon zo’n 5.000 jaar geleden een normale levensvorm te worden in meerdere civilisaties. Ongeveer tegelijkertijd ontstond het schrift.
Wij eindigen het historische overzicht in dit artikel bij de Axiale periode, halverwege het eerste millennium v.Chr. Die term is gemunt door de Duitse historicus Karl Jaspers in 1949. Het was hem opgevallen dat Kǒngzǐ (Confucius) in China, Boeddha in India, Sokrates in Griekenland en het Joodse monotheïsme van de Babylonische ballingschap allemaal in hetzelfde tijdperk hun sporen nalieten. Jaspers zag dat als een cruciale overgang van tribale en archaïsche samenlevingen naar samenlevingen waarin intellectuele bewegingen het politieke gezag gingen bevragen. Denkers gingen op zoek naar zuiverheid, rechtvaardigheid en meer universele verklaringen. Verschillende factoren hadden een invloed: wijdverbreid gebruik van het schrift, de expansie van stadstaten, beter opgeleide burgerij, het gebruik van ijzer in oorlogsvoering, het ontstaan van lange handelsroutes. In deze meer geavanceerde samenlevingen ging de filosofie zijn sporen nalaten in de menselijke moraliteit. Dat lijkt mij een geschikt eindpunt van dit overzichtsartikel. In de artikelen hierna komen de filosofen aan het woord.
Aangeboren menselijke moraliteit
In de eerste aflevering van deze reeks kregen wij een idee van morele modules waar wij mee geboren worden:
Ik noem het modules, omdat het als het ware thema’s zijn, die op allerlei manieren kunnen worden ingevuld. Een eigendomsmodule betekent bijvoorbeeld niet dat je zo veel mogelijk eigendom wilt hebben, of dat je niets wilt delen. De modules komen ook met elkaar in contact: de verdelingsmodule en de eigendomsmodule kunnen samen leiden tot allerlei manieren van verdeling van eigendom.
Er zijn bovendien allerlei andere factoren die mede bepalen hoe de module wordt ingevuld. Er zijn bijvoorbeeld verschillen in persoonlijkheid: de ene persoon is bijvoorbeeld dominanter dan de ander, of meer geneigd tot compassie. En er zijn wereldwijd natuurlijk grote culturele verschillen. Tot op zekere hoogte kunnen dieren ook cultuur ontwikkelen. Maar menselijke cultuur is onnoemelijk veel complexer, beter overdraagbaar, en heeft grote invloed op ons gedrag.
Je ziet dat specifiek menselijke morele modules niet zijn ingevuld. Dat was met opzet. Simpelweg omdat wij niet weten of die wel bestaan. Natuurlijk hebben wij wel allerlei biologische verschillen met mensapen. Maar hebben wij daarmee dan ook meer aangeboren modules dan pakweg de mensapen? Het antwoord is speculatief.
Ten opzichte van mensapen zijn onze hersenen geleidelijk steeds groter geworden. Er is een theorie dat kinderen eerder geboren werden dan voorheen doordat onze hoofden steeds groter waren geworden. Zou de moeder het kind later baren, dan had het hoofd niet meer goed door het geboortekanaal gepast. Doordat kinderen eerder geboren werden, hadden zij langer de bescherming van de moeder nodig, en ook additionele bescherming door de groep. Gevoelens van verantwoordelijkheid en empathie zouden daardoor sterker ontwikkeld zijn.
Mensen ontwikkelden met de groei van hun hersenen gaandeweg ook het vermogen om gevolgen van hun handelen op lange termijn te overzien, en hun natuurlijke impulsen om die reden te bedwingen. Rationaliteit is een typerend menselijke eigenschap met grote morele gevolgen.
Andere typerende menselijke eigenschappen zijn bijvoorbeeld taal, kunst en religie. Ik zou dat geen morele modules willen noemen, maar hun invloed op onze moraliteit is best groot, zoals wij straks zullen zien.
Menselijke culturele moraliteit
Hoe heeft de menselijke moraliteit zich nu ontwikkeld vanaf onze verspreiding over de aarde (50.000 jaar geleden) tot aan de axiale periode, zo’n 2.500 jaar geleden? Biologisch kan er — afgezien van genetische vermenging — niet bijster veel in 50.000 jaar zijn gebeurd, als je dat afzet tegen de miljoenen jaren waarin onze verre voorouders elkaar in generaties mensapen opvolgden. In genetische zin verschillen wij nauwelijks van onze voorouders van 50.000 jaar geleden. Dat waren jager-verzamelaars; in biologische zin zijn wij dat nog steeds. Zo zit ons brein in elkaar, en bijvoorbeeld onze spijsvertering.
Maar als biologische jager-verzamelaars hebben wij een aantal culturele revoluties doorgemaakt. De ingrijpendste was de agrarische revolutie, zo’n 10.000 jaar geleden. Tussen de agrarische revolutie en de axiale periode kwamen geleidelijk de steden op, ontstond geschreven taal, vond er religieuze ontwikkeling plaats, werd er meer gehandeld, en ontwikkelden zich complexere, grootschaliger bestuursvormen. Je zou dat de stedelijke revolutie kunnen noemen.
De moraliteit van menselijke jager-verzamelaars
Jager-verzamelaars leefden (en leven) in groepen, banden, bestaande uit familieleden. De groepsgrootte is pakweg dertig tot vijftig personen. In onherbergzame, dunbevolkte gebieden op Aarde leven her en der nog steeds jager-verzamelaars. Antropologen slagen er aardig in om de moraliteit van deze samenlevingsvorm in kaart te brengen.
Onderling vertonen samenlevingen van jager-verzamelaars grote culturele verschillen, maar er zijn ook overeenkomsten. Het gaat hier vooral over de overeenkomsten. De al genoemde morele modules vormen de basis.
Verwantenselectie
Alle leden van de band zijn in de regel familie van elkaar. Bevoordeling van familieleden en van groepsleden valt daardoor samen. Het gedrag van alle leden is gericht op voortbestaan en voorspoed van de band. Culturele gebruiken, normen en waarden zijn daarop ingesteld, met inachtneming van de samenlevingsvorm en de ecologische omstandigheden.
Er zijn vaak ingewikkelde constructies om te voorkomen dat er binnen een groep te veel inteelt plaatsvindt. Dan worden er bijvoorbeeld bruiden uitgeruild met een naburige band.
Een bijzondere positie nemen de ouderen in. Evolutionair is de rol van ouderen bijzonder: zij hebben hun rol in de voortplanting al gespeeld, en ook aan de jacht en oogst dragen zij weinig bij, dus welke waarde vertegenwoordigen zij verder nog? Die waarde wordt in verschillende culturen heel wisselend beoordeeld.
In Nieuw-Brittannië, een eiland bij Micronesië, worden weduwen bijvoorbeeld na het overlijden van hun echtgenoot gewurgd. Weduwen lopen daar kennelijk evolutionair vooral in de weg.
Aan de andere kant kunnen ouderen hand- en spandiensten bij de opvoeding verlenen, of hun wijsheid en ervaring inzetten voor het belang van de groep. Zo zijn er ook tal van beschavingen waar ouderen vrijwel onaantastbaar zijn en alles krijgen wat zij nodig hebben op hun oude dag. Dat is niet per se omdat de ouderen daar meer bijdragen aan het voortbestaan van de groep; het kan ook een element van compassie of reciprociteit zijn.
Uitgroepen
Vaak zijn er naburige banden met familiebetrekkingen. Daar zijn de verhoudingen dan doorgaans vreedzaam mee. Maar andere omringende banden worden in de regel met wantrouwen bezien. Er zijn vaak incidenten, onverklaarbare vernielingen of ziektes die aan de naburige band worden aangerekend. De meest stabiele vorm van coëxistentie is dan die van een soort wapenstilstand. Maar die kan ook zomaar weer over zijn: schermutselingen en oorlogen zijn nooit ver weg.
Onbekenden kunnen zich maar beter niet vertonen zonder introductie door een gemeenschappelijke kennis. Veel missionarissen en antropologen hebben die les door schade en schande geleerd. De basishouding van een jager-verzamelaarsband is xenofoob en gewelddadig tegenover buitenstaanders.
Eigendom
Lang niet alle jager-verzamelaars leven volstrekt nomadisch. De meeste banden hebben een uitgestrekt maar vast territorium, of zij hebben verschillende territoria afhankelijk van het seizoen of ecologische omstandigheden. Territoriaal gedrag vertonen zij bijna allemaal: betreed vooral niet onuitgenodigd hun territorium, of je zal het bezuren. Dat geldt natuurlijk al helemaal als een buitenstaander zich spullen toeëigent van een andere band, of deze vernielt.
Verdeling
Jager-verzamelaars zijn hoofdzakelijk collectivistisch. De opbrengst van de jacht of van de oogst wordt doorgaans gelijkelijk verdeeld binnen de groep.
Naarmate jager-verzamelaars minder rondtrekken, ontstaat er een groter verschil tussen arm en rijk binnen de groep. Niet alle voedsel wordt meteen opgegeten, maar bewaard. Er worden meer persoonlijke spullen verzameld en gedecoreerd, en welvaart gaat over van ouders op kinderen.
Hiërarchie
De hiërarchie binnen rondtrekkende banden is gering. Het ontstaan van hiërarchie wordt zelfs actief bestreden. Goede jagers moeten het niet hoog in de bol krijgen, dan keert de groep zich tegen ze, of worden ze uitgelachen. Er is vaak wel een soort hoofdman, maar die rol is vooral symbolisch. Er wordt veel besloten op basis van consensus.
Naarmate jager-verzamelaars minder rondtrekken, wordt de hiërarchie binnen de groep groter. Dat kan uitmonden in erfelijk leiderschap, en kan er binnen de groep zelfs slavernij ontstaan.
Reciprociteit en retributie
Vergelding van goed en kwaad speelt een centrale rol in de moraliteit van jager-verzamelaars.
Een voorbeeld is het geven van geschenken. In veel beschavingen is het goed gebruik om kostbare geschenken te geven aan leden van een andere band, als dat zo uitkomt. Het uithuwelijken van een vruchtbare dochter of zus valt daar trouwens ook onder. Maar een ontvangen geschenk komt nooit zonder verplichtingen. Het wordt onthouden. De ontvanger staat bij de schenker in het krijt, en iedereen weet dat. Zo lang de gift niet is gepareerd met een geschenk van gelijke waarde, komt de band van de gever geregeld even op bezoek, voor de gezelligheid, maar ook om de ontvanger nog even aan zijn schuld te herinneren.
Zoals het met geschenken gaat, gaat het ook met schade. De geograaf Jared Diamond beschreef in zijn geweldige boek De wereld tot gisteren (2012) een auto-ongeval waarbij een kind van een andere stam om het leven komt, buiten de schuld van de chauffeur. De chauffeur vlucht na het ongeluk naar het politiebureau, en moet zich schuil houden totdat de kwestie is gesetteld. De familie van het kind kan zomaar op oorlogspad gaan, en het kan makkelijk uitlopen op een vete. Er moet met tact gehandeld worden. De familie van het slachtoffer komt verhaal halen bij de werkgever van de chauffeur. Die werkgever is zijn leven ook niet zeker. In dit geval is de familie niet onredelijk, en er worden bemiddelaars aangesteld. Nadat een schadevergoeding is uitonderhandeld, moet de werkgever naar de nabestaanden om uitgebreid zijn spijt en medeleven te betuigen. Dit liep goed af, maar het dubbeltje had evengoed de andere kant op kunnen rollen, en dan had het kunnen uitlopen op een serie van bloedige vergeldingen.
Wat vergelding in de meeste beschavingen gemeen heeft, is dat verplichtingen die eruit voortvloeien gedragen worden door de hele band of familie. Heeft een individu een ereschuld, dan kan iedereen die een relatie met hem onderhoudt erop aangesproken worden. Zo hebben individuele handelingen al heel snel collectieve gevolgen. De band deelt mee, zowel lief als leed. Zo is iedereen zich voortdurend bewust van de gevolgen van zijn gedrag voor de rest van de groep.
Compassie
Wij hebben het hier over mededogen voor lijdende medemensen of mensen in nood, die geen deel uitmaken van de ingroep of waar geen voorwaardelijke samenwerking mee bestaat. Net zoals compassie in het dierenrijk een grillig patroon vertoont, wordt empathie of compassie in banden van jager-verzamelaar niet structureel waargenomen. Als buitenstaander in nood moet je nergens op rekenen.
Naburige banden in nood worden wel geholpen (zo lang ze niet op voet van oorlog staan), maar die hulp is wel voorwaardelijk. Als een volgende keer de rollen omgekeerd zijn (en die kans is niet denkbeeldig), wordt wel op hulp gerekend.
Toch kunnen banden van jager-verzamelaars gastvrij zijn, en genereuze en vriendschappelijke banden onderhouden met buitenstaanders. Antropologen en missionarissen kunnen daarover meepraten. In hoeverre daar een wederdienst voor wordt terugverwacht, is niet helemaal duidelijk.
Al met al blijft compassie een wonderlijk ding. Frans de Waal is een serieuze wetenschapper, en hij heeft de compassie van mensapen goed gedocumenteerd. De Economo-groep vertoont consistent compassie, ook voor andere diersoorten. Mensen hebben een onbedwingbare neiging tot compassie voor lijdende dieren. En in veel moderne culturen (met name die onder invloed van boeddhisme, judaïsme, christendom en islam) zijn mensen vaak belangeloos vrijgevig en barmhartig voor onbekende mensen in nood. Maar in antropologisch onderzoek naar jager-verzamelaars wordt onvoorwaardelijke compassie voor buitenstaanders eigenlijk nauwelijks gedocumenteerd, tenzij een wederdienst in het vooruitzicht ligt. Is compassie dan toch cultureel bepaald?
Vriendschappen
Iedereen zal binnen een band met sommige leden wel beter door één deur kunnen dan met andere. Maar de relaties binnen een band worden vooral bepaald door verwantschappen, huwelijken en met wie je als kind opgroeide. Waar wij in een moderne samenleving een nagenoeg onbeperkte mogelijkheid hebben om onze vrienden uit te kiezen, heeft een bandlid die mogelijkheid veel minder. Vriendschappen binnen een band spelen daardoor een ondergeschikte rol. Buiten de eigen band heb je theoretisch meer mogelijkheden om vrienden te maken. Maar banden leven doorgaans behoorlijk geïsoleerd en met naburige banden is het lang niet altijd koek en ei. De mogelijkheden om vrienden te maken buiten de eigen band zijn daardoor gering. En de behoefte is vaak ook niet zo groot.
Diamond beschreef hoe hij Yabu, een Nieuw-Guinese assistent van hem, voorstelde aan een Britse onderwijzer die een dorp verderop woonde. De twee konden het uitstekend met elkaar vinden. Aan het einde van de ontmoeting nodigde de Brit Yabu uit om eens bij hem langs te komen als hij in de buurt was. Yabu bleef beleefd, maar ging niet op de uitnodiging in. Diamond vroeg hem waarom. Yabu legde hem uit dat hij daar geen belang bij had, en ook geen enkele behoefte. Vriendschappen met buitenstaanders zeiden hem niet zo veel; hij had genoeg te stellen met de complexe familieverhoudingen in en buiten zijn eigen band.
Identiteitsgeheugen
Dat jager-verzamelaars een identiteitsgeheugen hebben is een open deur. Natuurlijk herkennen zij individuen, zij hechten zich meer aan de een dan aan de ander, en voor reciprociteit en retributie is het nodig dat je onthoudt wie je een kunstje heeft geflikt of je juist een gunst heeft bewezen. Wij hoeven hier verder niet bij stil te staan.
Je hebt nu kennis genomen van de morele rode draad van jager-verzamelaarsculturen. Maar dan is het beeld natuurlijk nog bij lange na niet compleet. Elke cultuur is anders, een unieke mengeling van morele modules gemengd met soms onvoorstelbare culturele gebruiken.
De agrarische revolutie en de stedelijke revolutie
Zonet zagen wij al dat sommige jager-verzamelaars meer rondtrekken dan andere. De volken die vaste plekken hebben waar zij geregeld terugkomen, zijn minder egalitair, dat is het belangrijkste verschil. De machtsverschillen nemen toe, en de verschillen in welvaart ook. Dat ligt vooral aan de natuurlijke omstandigheden van het terrein en de mate waarin landbouw kan worden bedreven.
Waar de omstandigheden dat toelaten, ontstaan nederzettingen. Banden gaan vee houden, en vaste plekken om gewassen te planten. Er komen hutjes naast de akker, waar men zich permanent gaat vestigen. De productiviteit neemt toe, en de mogelijkheid om spullen op te slaan. Welvaart werd steeds minder gedeeld in de band, en gaat vaker over van ouder op kind. Er wordt technologie ontwikkeld om de landbouw efficiënter te maken. De opbrengst groeit, en daarmee de bevolking van de nederzetting.
Succesvolle nederzettingen groeien op een gegeven moment uit tot meer dan pakweg 150 inwoners. Hetzij doordat de groep verwanten steeds verder toeneemt, of doordat leden van andere groepen zich ook in die nederzetting vestigen. Bijvoorbeeld schoonfamilie of naburige groepen waarmee zij door handel vertrouwd mee raken.
Biologisch zijn wij in staat om met hooguit ongeveer 150 mensen individuele, persoonlijke betrekkingen te onderhouden. Deze vuistregel staat bekend als het getal van Dunbar. In evolutionair-speltheoretische zin betekent dat, dat bij meer van 150 spelers wij het overzicht kwijtraken; het correlatie-effect daalt dan significant. Als wij een speler tegenover ons treffen die wij niet goed kennen, gaan wij die eerder als een vreemdeling behandelen. Wij vertrouwen hem niet bij voorbaat, en kiezen dus voor een defensieve spelstrategie.
Uiteindelijk ontstonden ongeveer 5.000 jaar geleden de eerste steden. De stamverwantschappen moeten in die stedelijke samenlevingen al flink zijn vervaagd.
Hoe leerden de stedelingen om dit speltheoretische nadeel te bestrijden? Wij zullen stilstaan bij de rol van taal, de culturele expansie van ons denken in termen van ingroepen en uitgroepen, de ontwikkeling van religie en de opkomst van heersers die met strakke hand de naleving van moraliteit gingen afdwingen.
Groepsdenken
Over groepsdenken hebben wij het net al gehad. Maar met dat groepsdenken blijkt iets bijzonders aan de hand. Wij geven niet alleen de leden van onze band een voorkeursbehandeling omdat zij familie zijn, maar wij kunnen groepen waar wij genetisch niets mee gemeen hebben ook als 'familie' behandelen. Dat effect is in experimenten waargenomen zelfs als wij nauwelijks iets met de rest van de groep gemeen hebben. Stel, je komt met honderd onbekenden bij elkaar voor een spel, en de spelleiding deelt de deelnemers in in meerdere groepen. Automatisch ontstaat er rivaliteit tussen de groepen, en een beetje solidariteit binnen elke groep. Aan dat groepseffect gaan wij later nog een hele reeks wijden.
In plaats van stammen gingen steden zodoende met elkaar rivaliseren. Op de een of andere manier moeten wij geleerd hebben dat samenwerking de stad op de lange termijn een voordeel oplevert ten opzichte van andere steden. Wij leerden door onbewuste toepassing van de speltheorie dat een mate van vertrouwen van je medeburger, ook al ken je hem niet, uiteindelijk voor iedereen een voordeel oplevert.
Taal
Jager-verzamelaars hebben vanzelfsprekend ook taal. Maar het gebruik van taal maakt het mede mogelijk om grotere gemeenschappen te vormen.
Heel veel dieren kunnen met elkaar communiceren. Jij begrijpt ook doorgaans prima wat je kat of je hond bedoelt, en vaak ook omgekeerd. Maar je kunt je kat niet vragen hoe laat de trein naar Alkmaar vertrekt, en je kunt je hond de wet van Ohm niet uitleggen. Mensen hebben in de loop van de evolutie een veel geavanceerdere manier van communiceren ontwikkeld waarover geen enkel ander dier beschikt. In de eerste plaats kunnen wij complexe begrippen uitleggen. In plaats van ‘ik heb honger’ of ‘pas op: een slang!’ zijn wij tot onnoemelijk meer in staat. Dit artikel lezen bijvoorbeeld. Dat heeft ook voor de ontwikkeling van onze moraliteit grote gevolgen gehad.
Verder kunnen wij elkaar waarschuwen voor gevaar, en kennis overdragen. En wij kunnen elkaar dingen vertellen die al dan niet gebeurd zijn, of samen speculeren of dingen die misschien waar zijn. Wij kunnen uitleggen waarom wij dingen gedaan hebben, om misverstanden op te helderen die anders misschien in een handgemeen waren geëindigd, wij kunnen excuses aanbieden. En wij kunnen natuurlijk ook liegen, maar dat doen apen ook: er zijn gevallen opgetekend waarin de ene aap de andere waarschuwt voor een niet bestaand roofdier om ongestoord de vrucht op te kunnen eten die hij net ontdekt had.
Het effect is speltheoretisch: als je met elkaar kunt praten over anderen, kom je beter te weten wie te vertrouwen is, en wie niet. Dat geeft ons een voordeel boven de Economo-groep, die ook onthoudt wie te vertrouwen is en wie niet. Maar die dieren moeten afgaan op hun eigen ervaring: zij kunnen hun ervaringen niet met elkaar delen (voor zover wij weten.) De netto-uitkomst is dat de samenwerking verbeterd wordt: je gaat meer samenwerken met mensen die je beter kan vertrouwen.
Door het gebruik van taal wordt het dus makkelijker om met grotere groepen samen te werken.
Religie
Al sinds de oertijd kennen mensen (en sommige dieren) bepaalde rituelen, vooral rond de dood. De eerste tekenen dat mensen hun doden gingen begraven dateren al van 100.000 jaar geleden. Het gebruik van symbolen en rituelen is rond diezelfde tijd aangetroffen. Van later datum zijn aanwijzingen dat er mythologische dieren werden aanbeden, en worden plekken aangetroffen die lijken te zijn ingericht voor een rituele functie, inclusief offers. De zon, de maan, de seizoenen, regen en droogte, vruchtbaarheid en de dood, het lot en toeval en onverklaarbare verschijnselen waren aanleiding om connectie te zoeken met het ‘hogere’. Beelden van mythologische figuren worden aangetroffen vanaf zo’n 7.000 jaar geleden, dus voor het ontstaan van steden.
Dit onderdeel van wat wij nu religie noemen, was in het algemeen niet bijster moreel van aard, maar dat zou veranderen. Niet toevallig kwam religie in moreel vaarwater toen de agrarische revolutie eenmaal vaste voet aan de grond kreeg, er dorpen ontstonden en verschillende stammen leerden met elkaar samen te werken. De notie van opperwezens die alles zien, ook al kijkt er verder niemand is heel bevorderlijk voor de samenwerking.
Gaandeweg werd die notie van een alziend opperwezen gecombineerd met een beloning of vooral bestraffing, in de vorm van voorspoed, al dan niet na de dood. Het effect is eenduidig: zelfs als verder niemand erachter komt dat je je eigenbelang boven het groepsbelang hebt geplaatst, is er altijd nog een onzichtbaar opperwezen die vroeger of later met je afrekent.
Het schrift en de wet
Tot de oudste geschriften die bewaard zijn gebleven behoort een aantal kleitabletten en inscripties uit Mesopotamië (ruwweg in het huidige Irak) waarop ongeveer 4.000 jaar geleden wetgeving werd genoteerd. Vanaf die tijd valt de ontwikkeling van onze moraliteit een stuk beter te volgen. Steevast was die wetgeving verknoopt aan een goddelijk bevel, doorgaans door de goden doorgegeven aan de wereldlijk heerser van dienst. In de passage hieronder is Oer-Nammoe de heerser en zijn An, Enlil, Nanna en Oetoe de goden van dienst.
Nadat An en Enlil het koningschap van Oer aan Nanna hadden overgedragen, deed Oer-Nammoe, zoon geboren uit Ninsoen, op dat moment voor zijn geliefde moeder die hem baarde, in overeenstemming met zijn principes van billijkheid en waarheid (...) Toen deed Oer-Nammoe de machtige krijger, koning van Oer, koning van Soemer en Akkad, door de macht van Nanna, heer van de stad, en in overeenstemming met het ware woord van Oetoe, gelijkheid in het land vestigen; hij verbood vervloeking, geweld en strijd (…)
Codex van Oer-Nammoe, ca. 2100 v.Chr.
Het was een traditie die een millennium later werd voortgezet in de Wet van Mozes, en nog later in de Sharia van Moehammad (ca. 570 n.Chr.) en Nederlandse wetgeving in de 21ste eeuw: “bij de gratie Gods”.
Analyse van de oudste wetteksten zoals de Code van Oer-Nammoe en de iets latere Code van Hammoerabi laat zien dat de wetgeving van die tijd zich vooral bekommerde om vergelding, bescherming van eigendom, het onder de duim houden van slaven, en seksuele regulering, met name van overspel. Je kunt je voorstellen dat dat in die tijd de voornaamste bronnen van conflicten konden zijn tussen burgers onderling, en dan was het wel handig als op voorhand duidelijk was wat wel en niet geoorloofd was, en zo niet, welke straf er op zou staan.
Het gedrag van de vorst zelf, en welke wetten hij zou moeten uitvaardigen, daar hadden gewone burgers natuurlijk geen snars over in te brengen. Moraliteit kwam via de vorst rechtstreeks van de goden.
Maar dat veranderde in de axiale periode. Bijvoorbeeld toen in de Griekse stadstaten rond 600 v.Chr. democratie werd ingevoerd. Burgers mochten meepraten over de inhoud van de wetgeving, dus er mocht gediscussieerd worden over de inhoud van moraliteit. Grote ethische denkers als Sokrates, Plato en Aristoteles kweten zich met verve van hun taak. Daarmee kwam denken over moraliteit voor het eerst in handen van de filosofen, een taak waar zij nog steeds slechts met tegenzin andere disciplines over willen laten meepraten.
Samenwerking en rechtvaardigheid
In de volgende nieuwsbrief zullen wij daarom eindelijk de filosofen maar weer het woord geven over moraliteit. Om te beginnen over de — ook voor filosofen — lastige vraag hoe je kunt bepalen wat goed en slecht is. Tot nu toe hebben wij ons in deze reeks vooral beziggehouden met een beschrijving hoe onze moraliteit is ontstaan. De kern: samenwerking en altruïsme zijn goed, egoïsme is slecht.
Maar daar kom je bij een filosoof niet mee weg. Hoe bepaal je morele vooruitgang, als die er al is? Een samenleving die rücksichtslos kwaad met kwaad vergeldt doet recht aan onze vergeldingsmodule, en weet misschien de misdaad wel effectief te bestrijden. Maar is dat daarmee een betere samenleving? En volgens welke criteria dan?
Evolutionair meet je de kwaliteit van de samenleving af aan haar succes: groeit de samenleving, is zij welvarend? Speltheoretisch zijn dat samenlevingen met weinig conflicten, met veel onderling vertrouwen, waar schaarse goederen efficiënt worden verdeeld, waar mensen zich ook vrijwillig inzetten voor het algemeen belang en waar free riders niet voorkomen. Regels zijn in het algemeen belang en worden vrijwillig nageleefd.
Is dat het ideaal? Ben je er dan? Of zijn er nog andere criteria? Stel dat je een samenleving hebt die aan alle voorwaarden voldoet, maar waar slavernij de normaalste zaak van de wereld is. Of die een diepe haat koestert tegenover het buurland of een binnenlandse bevolkingsgroep zwaar discrimineert. Of waar vrouwen niets in te brengen hebben. Of waar sommigen in diepe armoede verkeren. Of waar niemand durft te zeggen wat hij eigenlijk vindt. Of de bevolking groeit en bloeit en is bulkend rijk, maar iedereen voelt zich diep ongelukkig. Welke rol spelen blijdschap, rechtvaardigheid, vrijheid en gelijkheid? Over dat soort vragen gaan wij ons in de komende afleveringen buigen.
Meer lezen?
Robert Bellah, What is Axial about the Axial Age?, European Journal of Sociology (2005)
Alex Mesoudi, Peter Danielson, Ethics, evolution and culture, Theory in Biosciences (2008)
Alex Mesoudi, Cultural evolution (2011)
Francisco Ayala, The difference of being human: Morality, Proceedings of the National Academy of Sciences of the United States of America (2010)
Scott James, An introduction to evolutionary ethics (2011)
Philip Kitcher, The ethical project (2011)
Yuval Noah Harari, Sapiens, a brief history of mankind (2011)
Jared Diamond, The world until yesterday: what can we learn from traditional societies? (2012)
Vicki Cummings, The anthropology of hunter-gatherers (2013)
Michael Ruse, Robert Richards (red.), The Cambridge handbook of evolutionary ethics (2017)
Cathryn Townsend, review of: Penny Spikins, How compassion made us human: the evolutionary origins of tenderness, trust & morality (2017), Cambridge Archaeological Journal (2017)
Nicholas Christakis, Blueprint, the evolutionary origins of a good society (2019)
Oliver Scott Curry et al., Is it good to cooperate? Testing the theory of morality-as-cooperation in 60 societies, Current Anthropology (2019)
Cynthia Stokes Brown, Big history, religion and morality, in: Craig Benjamin et al. (red.), The Routledge companion to big history (2020)
Dit was de derde aflevering in de reeks over moraliteit en tolerantie. De afleveringen zijn tot nu toe:
De moraliteit waar iedereen mee geboren wordt
Over de morele modules die alle mensen met elkaar gemeen hebben. Over verwantenselectie, samenwerking, empathie en nog veel meer.Spelletjes spelen met moraliteit
Onze ingebakken morele modules werken op elkaar in. Met simpele spelletjes kun je simuleren hoe mensen in samenlevingen met elkaar omgaan. Over de omgang met macht, verdeling, wraak en vertrouwen.De moraliteit van onze inwendige jager-verzamelaar, boer en burger
Onze moraliteit is gelaagd: elke fase in de menselijke geschiedenis heeft haar sporen nagelaten. Cultureel zitten er nog steeds laagjes jager-verzamelaar, boer en burger in onze ethiek.Irritante vragen over goed en slecht
Bestaat er wel zoiets als morele kennis? En hoe kom je daar dan achter? Over twijfel aan je eigen bestaan, menseneters, emotionele oordelen, en het verschil tussen diefstal en groenten.Goede mensen zijn gelukkiger. Maar hoe word je dat?
De deugdethiek van Aristoteles langs de empirische meetlat. Heb je wel een ethisch stelsel nodig als iedereen deugdzaam en gelukkig is? Positieve psychologie: hoe word je een gelukkiger en beter mens?
De volgende aflevering in deze reeks zal gaan over meta-ethiek, de filosofische vraag of morele kennis eigenlijk wel mogelijk is, en hoe je daar achter komt.
Maar eerst komt over een week een nieuwsbrief in de reeks over tolerantie en christendom, over de legitimatie van oorlog, in het bijzonder de heilige oorlog tegen de islam.