Was het opstellen van mensenrechten nou wel zo’n goed idee?
Wie het bestaan van universele mensenrechten ter discussie wil stellen, kan rekenen op verontwaardiging. Toch is dat precies wat ik hier doe.
In English: Was drawing up human rights really such a good idea?
In september 1994 vielen Amerikaanse troepen Haïti binnen. De gewelddadige Haïtiaanse militaire junta werd opzij gezet. De Verenigde Naties namen het bestuur van het land over.
Er was een VN-resolutie die aanstoot nam aan “systematische schendingen van burgerlijke vrijheden” door het regime. Het militaire regime was drie jaar daarvoor met een staatsgreep aan de macht gekomen. Duizenden Haïtianen vonden als tegenstander van de junta de dood. De pers werd door het regime gemuilkorfd, boerderijen vernietigd. Mede door een VN-handelsembargo kwam het straatarme land ook nog eens in een diepe economische crisis.
Op zichzelf zou dit niet hebben geleid tot ingrijpen, maar de Verenigde Staten kregen te maken met honderdduizenden Haïtianen die het land probeerden te ontvluchten, vooral per boot, en dan in de eerste plaats richting Florida (wat meestal niet lukte). De resolutie was niet onomstreden, vooral in Latijns-Amerika. Mexico protesteerde dat het “een extreem gevaarlijk precedent schept op het gebied van internationale betrekkingen", omdat de crisis "geen bedreiging vormt voor de vrede en de internationale veiligheid."
Bij schending van mensenrechten mogen tegenwoordig buitenlandse mogendheden een land binnenvallen. Zij mogen het regime opzij zetten en het bestuur overnemen. Regeringen moeten wereldwijd rekening houden met een ingreep op hun soevereiniteit door de Verenigde Naties. Wat maakt die mensenrechten tot zo’n krachtig concept?
In 1948 werd in de Verenigde Naties de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens aangenomen. Het is het moederschip der mensenrechten: erna volgden er nog allerlei meer specifieke mensenrechtenverdragen, en ook kwamen er werelddelen, waaronder Europa, die meer bindende bepalingen overeenkwamen.
Dit is de eerste nieuwsbrief in een nieuwe reeks. Deze reeks gaat over mensenrechten.
Voor menigeen zal het bestaan van mensenrechten vanzelfsprekend zijn. Akelige regimes herken je vooral aan hun mensenrechtenschendingen. Organisaties als Amnesty International en Human Rights Watch gelden in onze beschaving als onomstreden heroïsch. Er is wel discussie onder geleerden, maar dan vooral over de vraag hoe wij de naleving nog effectiever kunnen maken. Wie het bestaan van universele mensenrechten ter discussie wil stellen, kan rekenen op verontwaardiging. Toch is het bestaan van universele mensenrechten problematisch. Het begint al bij de ontstaansgeschiedenis. De officiële geschiedschrijving daarover is namelijk wel erg braaf.
De motieven van Roosevelt
De Amerikaanse president Franklin Roosevelt zag in 1940 Europa in handen vallen van de nazi's. Japan was militair actief in China en liep de Verenigde Staten daarbij ernstig in de weg. Een wereldoorlog was op handen en de betrokkenheid van zijn land leek een kwestie van tijd. Maar Roosevelt had te maken met een isolationistisch parlement. Dat zag weinig in inmenging in het conflict. In zijn State of the Union toespraak van 6 januari 1941 definieerde Roosevelt vier essentiële menselijke vrijheden, de Four Freedoms, die wat hem betreft universeel geldig waren:
Vrijheid van meningsuiting;
Godsdienstvrijheid;
Vrijwaring van gebrek: een gezond leven in vredestijd voor iedereen;
Vrijwaring van vrees: wereldwijde ontwapening zodat dat geen land in de gelegenheid zal zijn een daad van fysieke agressie te plegen tegen welke buur dan ook.
Je kunt niet zeggen dat zijn speech onoprecht was. Hij meende waarschijnlijk wel wat hij zei. Veel Amerikanen vonden (en vinden) zichzelf een uitzonderlijke natie met een missie. Dat exceptionalisme was voor een groot deel ontleend aan trots op haar constitutie met haar Bill of Rights. De welvarende, machtige natie zag zichzelf als een voorbeeld voor de rest van de wereld, ook in morele zin.
Maar er waren ook andere motieven voor de speech. Het Verenigd Koninkrijk werd door de VS openlijk gesteund in haar strijd tegen Hitler. Een uiteindelijke confrontatie met Hitler leek onafwendbaar. Maar voor een oorlogsverklaring had Roosevelt in eigen land onvoldoende steun; louter geopolitieke en economische motieven overtuigden de isolationisten niet. De combinatie van een aanval op eigen grondgebied (het Japanse bombardement van de Amerikaanse vloot in Pearl Harbor, Hawaii) met de narratief van een ideologische strijd van goed tegen kwaad zou uiteindelijk wel voor die steun zorgen.
Tot in 1941 moest Churchill smeken om Amerikaanse steun. Die steun kwam er uiteindelijk, maar tegen een prijs. Het Verenigd Koninkrijk was nog een koloniale wereldmacht. Roosevelt had een ideologische afkeer van kolonialisme. Die afkeer had ook een economisch motief. De Verenigde Staten hadden na de 19e-eeuwse dekolonisatie van Latijns-Amerika een heel winstgevende achtertuin gemaakt. Het continent leverde goedkope grondstoffen op, en een stabiele afzetmarkt. Het Amerikaanse bedrijfsleven hoopte dat datzelfde model in Azië en Afrika weleens te kunnen herhalen. In het Atlantisch Handvest van 1941 werden tussen Churchill en Roosevelt de vier vrijheden nog eens bevestigd en verscheen het woord mensenrechten op het toneel. En er werd ook overeengekomen dat alle naties recht op zelfbeschikking hadden. Churchill kon Amerikaanse steun krijgen, maar dat zou hem uiteindelijk wel zijn koloniën kosten. (Hetgeen Churchill in alle toonaarden ontkende, totdat ontkenning zinloos was.) Het Atlantisch Handvest vormde de basis van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.
Politici bedenken zelden iets zelf. De term mensenrechten was niet spontaan bij Roosevelt opgekomen. Het woord was in 1937 herhaaldelijk gebruikt door paus Pius XI, in verbinding met menselijke waardigheid en natuurrecht. Via de paus werd het woord gemeengoed in invloedrijke katholieke kringen in de Verenigde Staten. Met name om stelling te nemen tegenover Hitler, in het bijzonder wegens diens anti-kerkelijke houding. Anders dan je misschien zou verwachten, speelde Hitlers behandeling van de joden daarbij nauwelijks een rol, net zomin als de holocaust een grote rol zou gaan spelen bij de totstandkoming van het mensenrechtenverdrag.
Buiten de christelijke wereld was het woord mensenrechten nog nauwelijks opgemerkt. Daar was de idee dat mensen beschikken over aangeboren rechten sowieso een exotische gedachte. Voor zover er aandacht was voor Roosevelts stokpaardje, was die vooral ingegeven door de lonkende dekolonisatie. Toen bij de totstandkoming van het VN-verdrag bleek dat zelfbeschikkingsrecht van volkeren niet op het menu stond, week de belangstelling voor de mensenrechten vanuit Azië en Afrika al snel.
De oprichting van de Verenigde Naties was duidelijk een Amerikaans feestje. Roosevelt en Stalin hadden de Tweede Wereldoorlog gewonnen; de rest van de wereld speelde tweede viool. De oprichtingsvergadering vond plaats in San Francisco, het hoofdkantoor zou in New York gevestigd worden, op een lap grond die kosteloos werd geschonken door de oliemiljardairsfamilie Rockefeller.
De Verenigde Naties kwamen bijna terloops tot stand. Roosevelt had er veel in gezien, maar die was inmiddels overleden. Meteen na de capitulatie van Japan in 1945 begon de Koude Oorlog, en die slokte alle aandacht op. De wereld werd opgedeeld in invloedssferen en de dekolonisatie maakte dat proces er nog spannender op.
Voor zover er op topniveau aandacht was voor de oprichting van de VN, had die vooral betrekking op de Veiligheidsraad, wie daarin zaten, en wie daar een veto mocht uitbrengen. Het verdere verdrag werd overgelaten aan de lagere echelons. Zeker toen de VS en Stalin hadden bedongen dat de mensenrechtenverklaring geen afdwingbare status zou krijgen, was de politieke belangstelling ervoor geslonken. Het mensenrechtengedeelte van het verdrag werd gezien als een vrijblijvende preambule. De totstandkoming werd overgelaten aan wat neerbuigend werd genoemd: de damestafel.
In een volgende nieuwsbrief in deze reeks ga ik uitvoerig in op de totstandkoming van het mensenrechtengedeelte, de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Kort gezegd: het was een westers onderonsje, onder Amerikaans voorzitterschap, en met aanzienlijke Roomse en socialistische invloeden.
De Koude Oorlog was net begonnen. Met argusogen werd gevolgd wat Stalin ervan dacht. De rest van de wereld, met name Afrika en Azië, deed er nog nauwelijks toe. Die landen hadden heel wat anders aan hun hoofd: de nakende dekolonisatie. Wat ze vonden, deed er nauwelijks toe. Islamitische inbreng was er hoegenaamd niet. De Aziatische inbreng was beperkt tot een verwesterste Taiwanees. Voor de vorm werd er beleefd naar hem geluisterd. Over hindoeïstische en Afrikaanse filosofie was de kennis nihil.
Het paard van stal
Decennia nadien leefden de universele mensenrechten een sluimerend bestaan. De Universele Verklaring was immers een vrijblijvend document, dat allerhande regimes gevoeglijk aan hun laars bleven lapten. Maar in de jaren ’70 zou dat veranderen. De verschijning van John Rawls’ A theory of justice (1971) had misschien invloed, of anders een vloedgolf aan sociaaldemocraten aan het bewind in westerse democratieën. Ook in de academische wereld was je een outcast als je het socialisme in enige vorm niet beleed. De naweeën van de ‘revolutie’ van 1968 waren tastbaar, mede aangewakkerd door het demasqué van de Verenigde Staten als brute verliezer in Vietnam.
In 1977 werd Jimmy Carter verkozen tot president van de Verenigde Staten. Hij had beloofd om na het Vietnamtrauma schoon schip te maken. Internationale politiek zou niet meer worden bepaald door cynische geopolitiek en een gewapende vrede met de Sovjets, maar door ontspanning en idealisme. Amnesty International zou in hetzelfde jaar de Nobelprijs voor de Vrede krijgen; mensenrechten stonden voortaan centraal in de Amerikaanse buitenlandpolitiek, en konden een legitimatie vormen voor internationaal ingrijpen.
Regimes die te maken kregen met interventies waren niet bijster te spreken over deze ethische politiek. Maar meestal betrof het regimes die sowieso niet veel in de melk te brokkelen hadden: Oeganda, Haïti, Somalië, Rwanda.
Totdat China in 1989 een opstand in Peking neersloeg. Dat leidde wereldwijd tot protest. Maar China liet zich de les niet lezen. Waar bemoeit het westen zich mee, was de respons uit Peking. Je kunt China niet harder ergeren dan door ze de les te lezen over de mensenrechten, over de Oeigoeren en de Tibetanen. Bemoei je er niet mee en kijk naar je eigen, is de standaard reactie. Mensenrechten zijn niet meer dan westers imperialisme in een moralistisch jasje, vinden ze. Hebben de Chinezen een punt?
De oorsprong van de mensenrechten
De basis van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens waren de Amerikaanse en de Franse constituties van 1789. In de opdracht aan de commissie stond letterlijk dat er een universele “Bill of Rights” moest komen. Een van de bekendste commissieleden was de Franse jurist René Cassin, die alleen Frans sprak, naar niemand luisterde, en alleen wilde weten van zijn eigen, Franse constitutie.
Wie de oorsprong van de Universele Verklaring wil kennen, moet dus vooral weten waar de Franse en Amerikaanse constituties vandaan kwamen. Dan kom je al snel uit bij de Engelse filosoof John Locke. Diens faam is vooral te danken aan zijn Essay concerning the true original, extent, and end of civil government uit 1690.
In dat essay schreef Locke dat wij prima kunnen samenleven zonder opgelegd, centraal gezag, als wij ons verstand gebruiken en het natuurrecht respecteren. Een overheid, of een soeverein, is een prima idee, maar ook die moet gebonden zijn aan de natuurlijke rechten waar iedereen mee geboren is. De overheid moet onze natuurlijke rechten respecteren.
Wat zijn die natuurlijke rechten dan volgens Locke? Kort gezegd: leven, vrijheid en eigendom. Die moet iedereen respecteren, de overheid ook. En wie jou je leven, vrijheid of je eigendom wil afpakken, die gaat over de schreef.
Het klinkt redelijk. Maar Lockes opvatting komt niet zonder bedenkingen. Aan die bedenkingen ga ik een aantal nieuwsbrieven wijden.
Natuurrecht
Locke gaat ervan uit dat er zoiets bestaat als natuurrecht. Natuurrecht is de ethische opvatting dat bepaalde normen universeel zijn, objectief, en ”ingebakken” in de menselijke natuur, en mogelijk ook voortvloeiend uit kosmische wetten, onafhankelijk van hoe, waar of wanneer mensen leven. Er zijn bepaalde morele regels die onomstotelijk waar zijn, en universeel geldig. Of dat zo is, valt nog te bezien.
Er zijn uiteraard natuurwetten, zoals de tweede wet van de thermodynamica. Of we die allemaal precies kennen en of die allemaal altijd en overal universeel geldig zijn?Laten we daar maar even aan voorbijgaan.
Ook ons menselijke gedrag is in zekere mate ingebakken en voorspelbaar. Bijvoorbeeld: op grond van de theorie van de evolutionaire verwantenselectie zie je universeel dat wij onze genen willen verspreiden en beschermen. Ouders gaan in de regel door het vuur voor hun nageslacht. Zo worden wij ook geboren met een morele eigendomsmodule: wat van ons is, daar moeten anderen van afblijven. Die module zie je ook bij de meeste dieren. Probeer je hond maar eens zijn bot af te pakken, dan begrijp je wat ik bedoel.
Maar het is nog maar de vraag of je daar ethische normen aan kunt verbinden. Zelfs als het je lukt om de natuurlijke wetten perfect in beeld te krijgen: kun je op basis daarvan ook een natuurrecht formuleren? En nog afgezien daarvan: wat doe je als die natuurlijke wetten met elkaar conflicteren? Wij lijken bijvoorbeeld niet alleen gezegend te zijn met een morele eigendomsmodule, maar ook met een morele herverdelingsmodule. Vorm je een groep, dan wordt het niet gepikt als je alles voor jezelf houdt en anderen binnen de groep laat creperen.
Waarom schreef Locke dat niet op? Misschien omdat hij dat over het hoofd had gezien, of omdat het niet paste in zijn theorie. En daarmee komen we uit bij een ander bezwaar tegen de natuurrechtstheorie. Beredeneren dat er natuurrecht bestaat is één ding. Maar precies formuleren waar dat natuurrecht uit bestaat is andere koek. Sterker: ik denk dat we dat niet kunnen. Toch deed Locke dat, en voor hem Cicero en Tomasso d’Aquino. En na Locke kwam het in de Franse en Amerikaanse constitutie terecht, en in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.
Wat zijn rechten, en wanneer hebben we die?
Een andere vraag is wanneer wij morele oordelen moeten vastleggen in rechten. Een voorbeeld. We hadden het net over de morele module van verwantenselectie. Wij willen onze genen verspreiden en beschermen. Nu bestaat er het maatschappelijke fenomeen van de incel. Dat staat voor involuntarily celibate: een subcultuur van mensen die tegen hun zin celibatair leven. Meestal gaat het om jonge mannen. Het zijn er heel veel. Wij weten dat zij daaronder lijden. De drang om ons voort te planten is net zozeer ingebakken als bijvoorbeeld onze neiging tot bescherming van ons bezit en bijvoorbeeld onze drang tot vergelding. En ook maatschappelijk gezien zou het beter zijn als zij een seksuele partner vonden. Waarom bestaat er dan geen recht op seks, een recht om je genen te verspreiden, maar bijvoorbeeld wel een recht om te genieten van kunst (artikel 27 UVRM)?
De neiging om morele idealen in rechten vast te leggen lijkt specifiek van Europese origine. In de meeste culturen wordt eerder van morele plichten gesproken dan van rechten. Waar komt onze voorkeur voor rechten vandaan, en welke effecten heeft dat? Om het antwoord alvast te verklappen: het leidt tot een juridisering van de samenleving. Het is de vraag of dat nou wel zo verstandig is. In een volgende nieuwsbrief ga ik daar dieper op in.
Hoe waardig zijn we nou helemaal?
Artikel 1 van de Universele Verklaring luidt:
Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren.
We zijn dus niet alleen van nature vrij en gelijk, we hebben allemaal rechten, maar we hebben kennelijk ook waardigheid.
Als je je gaat verdiepen in de term menselijke waardigheid, kon je weleens tot opmerkelijke conclusies komen. Jij vindt misschien dat jouzelf waardigheid toekomt, en dat anderen zich waardig moeten gedragen. Maar of we daarmee geboren worden, is nog maar zeer de vraag. Menselijke waardigheid blijkt een parapluterm, een vergaarbak van filosofische ideeën waar iedereen uit grabbelt wat hem aanstaat. Ik denk zelf dat de term menselijke waardigheid filosofisch geen stand kan houden en te ambigu is om universele mensenrechten op te baseren. Ook daar komt nog een aparte nieuwsbrief over.
Het effect van mensenrechten
Ik schreef al over juridisering van de samenleving als gevolg van het verschijnsel rechten. Maar er zijn nog heel veel andere effecten, die lang niet allemaal gunstig uitpakken.
In de eerste plaats wreekt zich steeds vaker dat de idee van universele mensenrechten door het westen is opgelegd op de hele wereld. Van pakweg 1945 tot 1989 werd de wereld in de greep gehouden door twee machtsblokken: het kapitalisme en het communisme. Het heeft er alle schijn van dat er nu een nieuwe tweedeling aan het ontstaan is: Lockeaanse versus Hobbesiaanse staten. De tegenstelling tussen de filosofen John Locke en Thomas Hobbes komt later in deze serie ook nog uitgebreid aan de orde. Lockeaanse staten onder aanvoering van de Angelsaksen bezien de wereld in termen van rechten en de bescherming van burgerlijke vrijheden tegen de overheid. Hobbesiaanse staten onder leiding van China hechten minder waarde aan individualistische vrijheden, en zijn eerder gedreven door nationale eendracht onder leiding van een sterke overheid die weinig last heeft van juridische beperkingen. Vanouds winnen de Lockeaanse staten die strijd, maar nu de Hobbesiaanse staten zich onder leiding van China lijken te verenigen, kon het nog weleens spannend worden.
In de tweede plaats wordt er af en toe empirisch onderzoek gedaan naar de effecten van mensenrechtenverdragen. De bevindingen stemmen niet optimistisch. Mensenrechtencatalogi leiden niet alleen tot juridisering, individualisering en bureaucratisering. Maar van gunstige effecten in autocratische landen is ook nauwelijks sprake. De onderliggende waarden zijn vaak wezensvreemd aan hun cultuur. De regimes doen vooral cosmetische aanpassingen waar zij meestal wel mee wegkomen. Hoe bijvoorbeeld? Dat lees je in de volgende alinea.
Universele mensenrechten werken de supermachten in de hand. Ben je een kwaadaardig regime, dan kun je daarmee wegkomen door de bescherming van een supermacht in te roepen. Die bescherming komt natuurlijk niet gratis. Supermachten hebben daar ook belang bij: daarmee kopen zij politieke loyaliteit op het wereldtoneel, en een afzetmarkt. Naargeestige regimes worden in ruil beschermd tegen internationale interventie door de Verenigde Naties. De supermachten kunnen die blokkeren met een veto. Alleen losers als Haïti, die van geen enkele supermacht steun hebben kunnen krijgen, worden daardoor getroffen door een VN-interventie. Word geen loser, is de les van Haïti. Maak je afhankelijk van een supermacht, want anders ben je aan de goden overgeleverd.
Tot slot
Nu weet je wat je de komende weken ongeveer te wachten staat. Hopelijk komen we tot een werkbare conclusie. Want hoe sceptisch ik ook ben over mensenrechten: de voordelen van tolerantie, autonomie en een mate van gelijke behandeling en herverdeling staan buiten kijf. Daar zal in deze serie niet veel aandacht naar uitgaan, maar die houd je zeker nog tegoed.
Meer lezen?
Ik verwijs hier alleen naar literatuur die is verwerkt in het eerste deel van deze nieuwsbrief. Literatuur over de totstandkoming van de Universele Verklaring, natuurrecht, menselijke waardigheid etc. komt in de volgende nieuwsbrieven aan bod die daar specifiek aan gewijd zijn.
Stephen E. Ambrose, Douglas G. Brinkley, Rise to globalism: American foreign policy since 1938 (1971/2011)
Wm. Roger Louis, American anti-colonialism and the dissolution of the British Empire, International Affairs (1985)
Paul Orders, ‘Adjusting to a new period in world history’: Franklin Roosevelt and European colonialism, in: David Ryan, Victor Pungong (red.), The United States and decolonization: power and freedom (2000)
Philippe Girard, Clinton in Haiti: the 1994 US invasion of Haiti (2004)
Samuel Moyn, The last Utopia: human rights in history (2010)
Meer afleveringen
Dit is de eerste aflevering van een reeks over mensenrechten en tolerantie. De reeks bevat de volgende afleveringen:
Was het opstellen van mensenrechten nou wel zo’n goed idee?
Wie het bestaan van universele mensenrechten ter discussie wil stellen, kan rekenen op verontwaardiging. Toch is dat precies wat ik hier doe.Onze universele mensenrechten zijn tijdgebonden en niet universeel
Over de totstandkoming van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Waarom grote delen van de wereld eigenlijk hun schouders kunnen ophalen over de mensenrechten.Hoe je waardigheid te verliezen
Van menselijke waardigheid kan iedereen zijn eigen chocola maken. Handig als er universele mensenrechten moeten komen. Over tegenstrijdige betekenissen en waarom wij er niet mee geboren worden.Nee, je hebt nergens recht op
Waarom wij niet met rechten geboren worden. Rechten als sociale constructie. Over natuurrecht versus natuurlijke rechten. Over aangeboren morele modules en ons ingebakken gevoel voor rechtvaardigheid.Tegen de mensenrechten
Wie zich sceptisch over mensenrechten uitlaat, maakt zich niet populair. Maar al sinds de 17e eeuw is de kritiek op mensenrechten niet mals. Over kritiek van Hobbes, Bentham, Marx, de communitaristen en de confucianisten.Weg met de mensenrechten!
De negatieve effecten van universele mensenrechten overheersen. Wij moeten er van af. Er zijn alternatieven. Van rechten moeten wij naar plichten. Van juridische naar morele dialoog.
Sarandë, 13 april 2023
Tot slot: deel deze nieuwsbrief of de Tolerantie Campagne gerust met vrienden.
Ik ben dol op lezers!
Zeer interessant.... bij mij is de universele verklaring van de rvdm met de paplepel er in gegoten. Nooit verder in verdiept. Soort heilige status. Goed dus om er eens dieper in te duiken. Mijn buurman hier in de voormalige DDR zegt: "in de politiek gaat niets toevallig". Lockeaanse versus Hobbesiaanse staten? Ik denk dat de mensen 'bovenin' die aan de touwtjes trekken geen interesse hebben in het welzijn of mensenrechten van de plebs, het stomme volk, het voetvolk. Of je nu door een Lockeaans regime wordt genaaid of door een Hobbesiaans. Wat maakt het uit? Het doel is macht over de massa. Om geld aan te verdienen of vanwege een superieur gevoel. Kanonnenvlees goedkope arbeidskrachten, consumenten. De woorden zijn anders, het resultaat vaak het zelfde. We wijzen naar Rusland en China en zeggen: zij doen niet aan mensenrechten. Democratie is het beste wat we hebben. Bij mij ook paplepel en ik praatte het maar wat na. De landen die door de VS en VN zijn binnengevallen onder het mom van democratie brengen.. Mooie woorden, andere belangen. . Dank voor je bijdrage. Zal de andere ook gaan lezen.