Laat je niet van je stuk brengen
Hoe wij denken over tolerantie is ook beïnvloed door het klassieke stoïcisme.
Dit is de vierde nieuwsbrief over klassieke bronnen van ons tolerantiebegrip. Eerder bespraken wij achtereenvolgens epistemologie en scepticisme, dialectiek en moreel scepticisme. In deze nieuwsbrief gaat het over stoïcisme: de pijnlijke omgang met het onvermijdelijke.
Anders dan het scepticisme was stoïcisme goed verenigbaar met de christelijke leerstellingen. Ook in de middeleeuwen bleef het stoïcisme in het christendom sluimerend aanwezig. Maar in de renaissance en de reformatie herleefde de waardering voor het stoïcisme, vooral bij Erasmus en zelfs bij Calvin.
De omgang met pijn
Ik heb al jaren een zere knie. Veel stelt het niet voor, maar meerdaagse bergtochten kan ik bijvoorbeeld niet meer afleggen. Ik heb allerlei therapieën geprobeerd, maar het lijkt niet te behandelen. Hierdoor kan ik mij een ietsiepietsie voorstellen hoe het is om te leven met chronische pijn.
Ik bekeek Youtube videos van patiënten met fibromyalgie, een aandoening waarbij je last hebt van langdurige (chronische) pijn in je spieren en bindweefsel. Patiënten beschrijven het als lava die door je hele lichaam stroomt, alsof iemand een voodoopop van je in zijn handen heeft, alsof je de hele dag twee loodzware emmers met water moet tillen.
Pijn kun je natuurlijk onderdrukken met geneesmiddelen. Als je de oorzaak weet, zijn medische ingrepen mogelijk. Maar als de oorzaak niet te vinden is, en de pijn is chronisch, wat kunnen we dan doen? Hypnotherapie werkt soms, en placebo’s soms ook. Maar een van de meest effectieve methodes heet ACT: Acceptance and Commitment Therapy.
Onze natuurlijke reactie op pijn is afweer. We behandelen, we vechten, of we ontkennen. Die pijn is een indringer, die moet weg. Maar wat blijkt? Die reactie maakt de pijn erger. ACT leert je om de pijn te integreren in je leven. Ja, de pijn is reëel en soms ondraaglijk. Maar je moet leren om ermee te leven; de pijn is een onderdeel van je leven, of je wilt of niet. Als een zware rugzak die je nooit meer af kunt doen. Die erkenning, acceptatie zelfs, maakt de pijn draaglijker.
Het verdragen van het onverdraaglijke
Dit inzicht vind je al terug in het stoïcisme. Cicero (106-43 v.Chr.) vond het onzin om pijn maar te negeren. Pijn kan soms ondraaglijk zijn. Hoe kun je in vredesnaam zoiets vreselijks negeren? Ook denken aan iets moois, of denken dat de pijn hopelijk snel weer overgaat verwierp hij, want dan houd je jezelf voor de gek. Het leren omgaan met onvermijdelijke pijn en ellende, het verdragen van het onverdraaglijke beschouwde hij als een deugd op zich.
Je kunt jezelf maar beter voorhouden dat het beschamend en triest is om te bezwijken onder de pijn, je erdoor te laten breken en verpletteren. En als je zegt: ‘kort als het ernstig is, maar licht als het lang duurt’ heb je een leuke mantra. Maar deugd, grootmoedigheid, dapperheid en verdraagzaamheid zijn de ware remedies waarmee je pijn kunt verlichten.
— Marcus Tullius Cicero, De officiis (44 v.Chr)
De Romeinse stoa
De oorsprong van het stoïcisme lag bij Griekse filosofen als Zeno van Elea en Chrysippos van Soli rond 300 v.Chr. Maar de stroming heeft pas echt school gemaakt met de Romeinse denkers Seneca, Cicero, Epiktetos, en Marcus Aurelius in de eerste en tweede eeuw na Christus. Hoewel er ook stoïsche kennisleer, metafysica, logica en ethiek werd ontwikkeld, is het stoïcisme vooral bekend door zijn praktische levenslessen. Vooral daar gaat het in deze nieuwsbrief over. De stoïsche filosofie die zich presenteert als de aangewezen weg om de mens gelukkig te maken.
Alles wat gebeurt in de wereld is volgens de stoïcijnen van tevoren bepaald, of op zijn minst onontkoombaar. We lazen al dat de Griekse sceptici daar wat lacherig op reageerden. Dat kun je inderdaad niet weten. Maar je mag er wel van uit gaan dat je maar verdraaid weinig invloed hebt op de gebeurtenissen om je heen.
Je bent vrij in je reactie op het onontkoombare
Als zo veel in het leven onontkoombaar is, hoe verhoud je je daar dan toe? De autonomie van de mens zit hem erin dat hij vrij is in zijn reactie. Deze reactie is bepalend voor het menselijk geluk. Inzicht in de noodzakelijkheid van alles, inzicht dat dit zo goed is. Anderzijds het inzicht dat rampzalige gebeurtenissen ons niet echt hoeven raken, zolang we maar afstand nemen. Laat je niet van je stuk brengen. Neem afstand van je emoties om te zien wat er echt aan de hand is.
De stoïsche idee is dat wij ons moeten concentreren op datgene waar wij controle over hebben: onze reactie, onze meningen en ons gedrag. Waar wij geen controle over hebben, dat kunnen wij maar beter laten voor wat het is. Gebeurtenissen gebeuren, mensen hebben meningen en ze doen dingen. Heb je allemaal niet in de hand, dus maak je er ook niet druk om.
God, schenk me kalmte om te aanvaarden wat ik niet kan veranderen,
moed om te veranderen wat ik wel kan veranderen,
en de wijsheid om het verschil te zien.— Reinhold Niebuhr, Gebed om kalmte (1943)
Seneca (4 v.Chr-65 n.Chr.) behoorde tot de topelite van het Romeinse rijk. In de eerste jaren van Nero als keizer oefende hij feitelijk het bestuur van het Romeinse rijk uit. Seneca vond woede een primitieve en destructieve reactie, die je maar beter kon beteugelen:
Woede, indien niet beteugeld, doet ons vaak meer pijn dan de oorzaak van die woede.
— Lucius Annaeus Seneca, De ira (45)
De oplossing voor ergernis aan slechte mensen en ideeën is volgens Seneca niet de strijd aan te gaan, maar innerlijke sereniteit, en omgang met prettig gezelschap:
Word niet gelijk aan slechten omdat ze nu eenmaal met veel zijn, maar word ook geen vijand voor de massa omdat zij zo verschillen. Keer zoveel mogelijk tot jezelf in; ga met degenen om die je een beter mens zullen maken, laat diegenen tot je toe die jij betere mensen kunt maken.
— Lucius Annaeus Seneca, Epistulae morales ad Lucilium (62-64)
Seneca geloofde niet per se in de goedheid van de mens, maar wel in de kracht van positiviteit:
Overal waar wij mensen tegenkomen, krijgen wij een kans op goedheid.
— Lucius Annaeus Seneca, De vita beata (ca. 58)
Marcus Aurelius (121-180) leefde een eeuw later, kreeg al op 18-jarige leeftijd de rang van (beoogd) caesar en noteerde wijsheden die hij opdeed als topbestuurder. Ergernis beschouwde hij als een primitieve emotie:
Vertel jezelf als je 's morgens opstaat: ik ga vandaag allerlei mensen meemaken: bemoeiallen, ondankbaren, egoïsten, leugenaars, jaloerse types en mafketels.
Die zijn zo geworden omdat zij het verschil tussen goed en kwaad niet kennen. Maar ik wel, en ik heb gezien dat het ene prachtig is en het andere afschuwelijk. Bovendien snap ik wat de zondaar bezielt en ik heb ontdekt dat wij veel gemeen hebben, niet omdat wij van hetzelfde bloed of hetzelfde zaad zijn, maar omdat wij deelhebben aan de geest en de goddelijke vonk.
Ik kan door geen van hen gekwetst worden, want wat lelijk is, glijdt van mij af. Ik kan niet boos worden op mijn naaste, of hem haten, want wij zijn er om samen te werken, zoals de voeten, de handen, de oogleden en de boven- en ondertanden. Daarom is het in strijd met de natuur om elkaar tegen te werken door ons aan elkaar te ergeren of afkeer van elkaar te hebben.
— Marcus Aurelius, Ta eis heauton (167)
Ben je boos als iemands oksels stinken of als ze een slechte adem hebben? Wat maak je je druk? Zo'n mond en zulke oksels gaan stinken. Je zegt: daar moeten ze toch bij stilstaan, hebben ze niet door dat zij anderen ergeren? Wel, jij staat ook wel eens ergens bij stil, gefeliciteerd! Dus gebruik je gezonde verstand om dat bij hun te laten ontwaken, toon het ze, roep het uit. Als die persoon wil luisteren, heb je hem genezen zonder onnodige woede. Geen drama of misplaatste stampij voor nodig.
— Marcus Aurelius, Ta eis heauton (167)
Marcus Aurelius beschouwde bescheidenheid, flexibiliteit, sociale betrokkenheid en tolerantie als deugden:
Dus iemand slaat een tegenstander makkelijk neer. Maar dat maakt hem niet socialer, of bescheidener, of beter voorbereid op toeval, of toleranter voor de fouten van anderen.
— Marcus Aurelius, Ta eis heauton (167)
De stoïcijnen beschouwden verdraagzaamheid weliswaar als een deugd, maar dat betekende niet dat een andersdenkende daarmee ook respect verdiende.
In Gallië kwam het onder de stoïcijnse keizer Marcus Aurelius bijvoorbeeld tot de felste christenvervolging van de 2e eeuw.
Mild voor anderen, streng voor jezelf
Over de consistentie van de stoïcijnse moraal was de Welse filosoof Bertrand Russell (1872-1970) kritisch. Hij betichtte de Stoa ervan een omgekeerde dubbele moraal te hebben: stoïcijnen zijn mild voor anderen, maar streng voor zichzelf.
Jezus, Paulus en de evangelisten
In 332 v.Chr. veroverde Alexander de Grote Palestina. Het werd een Griekse vazalstaat. De elite omarmde de seculiere Griekse cultuur, maar de rest van het land bleef opstandig. Onder leiding van Judas Makkabeüs werd uiteindelijk een Joodse monarchie gevestigd, de Hasmoneeën. De vreugde was van korte duur. In 63 v.Chr. vielen de Romeinen het land binnen; Palestina werd weer een vazalstaat. De Romeinen zouden vier eeuwen de lakens blijven uitdelen.
Toen Jezus werd geboren, rond 4 v.Chr (!), was het land dus al een paar eeuwen onder invloed van de Grieks-Romeinse cultuur. De Joodse elite was bekend met de voornaamste filosofische richtingen van die tijd: de platonisten, de epicuriërs, de aristotelianen en de stoïcijnen.
Jezus was waarschijnlijk geen stoïcijn
Wat wij weten over Jezus hebben wij vooral te danken aan de evangelisten. Jezus was vermoedelijk van eenvoudige komaf. Voor zover hij een opleiding had genoten, was dat waarschijnlijk een met hoofdzakelijk joodse rabbinale elementen. De invloed van Grieks-Romeinse filosofie zal niet groot zijn geweest.
De stoïcijnse invloed kwam pas later
Maar zijn evangelisten, die Jezus vermoedelijk nooit ontmoet hebben (de meeste waren misschien nog niet eens geboren toen Jezus stierf), waren goed opgeleide heren. Dat zij beïnvloed zijn geweest door Grieks-Romeinse ideeën ligt meer voor de hand. Vooral platoonse en stoïcijnse invloeden op het evangelie zijn onmiskenbaar. Die zijn er waarschijnlijk ingeweven door Jezus’ biografen. Het is zelfs nog maar de vraag of Jezus zich, afgezien van bevestigingen en interpretaties van de joodse wet, überhaupt wel bezighield met ethische vraagstukken.
Het is dus lastig om vast te stellen welke van Jezus’ instructies van hemzelf afkomstig zijn, en welke later aan hem zijn toegeschreven. Voor het gemak doe ik nu maar even of ik bevindelijk ben, en geloof ik de evangelisten op hun woord.
Jezus van Nazareth predikte naastenliefde, mededogen en vergeving.
Je moet andere mensen hun fouten vergeven. Dan zal je hemelse vader ook jouw fouten vergeven.
— Jezus van Nazareth, geciteerd in Mattheüs 6:14
Van de mensen om je heen moet je evenveel houden als van jezelf.
— Jezus van Nazareth, geciteerd in Mattheüs 22:39
Veroordeel andere mensen niet, dan zal God jou ook niet veroordelen. Zeg niet dat andere mensen slecht zijn, dan zegt God dat ook niet over jou. Vergeef mensen als zij fouten maken, dan doet God dat ook.
— Jezus van Nazareth, geciteerd in Lucas 6:37
Jezus adviseerde ook om je niet druk te maken over dingen die je niet in de hand hebt. Vertrouw maar op God, was de aanhangende boodschap.
Kijk naar de vogels. Ze werken niet op het land en ze hebben geen kelder of schuur. God geeft ze te eten. En jullie zijn voor hem veel belangrijker dan vogels. Maak je dus geen zorgen. Dat heeft geen zin. Je blijft er geen dag langer door leven.
— Jezus van Nazareth, geciteerd in Lucas 12:24-25
Paulus van Tarsus was naar de beste school van Jeruzalem was geweest, was een tijdgenoot van Seneca, en in het bezit van een Romeins paspoort. In zijn brieven komen veel stoïsche termen en metaforen terug. Net als Cicero en Seneca beschouwde hij verdraagzaamheid, het kunnen verdragen van pijn en slechtheid, als een deugd op zich.
Liefde is: geduldig en vriendelijk zijn. Liefde is: niet jaloers zijn, niet vertellen hoe goed je bent, jezelf niet belangrijker vinden dan een ander. Liefde is: een ander niet beledigen, niet alleen aan jezelf denken, geen ruzie maken en geen wraak willen nemen. Liefde is: blij worden van het goede, en een hekel hebben aan het kwaad.
Door de liefde verdraag je alles wat er met je gebeurt. Door de liefde blijf je geloven en vertrouwen. Door de liefde blijf je altijd volhouden.
— Paulus van Tarsus, Eerste brief aan de Korintiërs 13:4-7
Ook de kerkvaders Tertullianus, Cyprianus en Augstinus bezigden stoïcijnse taal als zij het hadden over het omgaan met onvermijdelijke ellende. Jezus droeg zijn gang naar het kruis immers ook met waardigheid. Door marteling en vervolging — in hun tijd nog aan de orde van de dag voor christenen — wordt het geloof van de ware christen getest, vonden de kerkvaders.
Ga niet met slechte mensen om, maar veroordeel ze niet
In die tijd ging het vooral nog om het kwaad dat van buitenaf kwam. Van niet-christenen dus, van wie sowieso niet veel goeds viel te verwachten. Maar over wangedrag uit eigen gelederen had Paulus een andere benadering:
Jullie mogen niet omgaan met mensen die verboden seks hebben. Dat heb ik jullie ook al in mijn vorige brief geschreven. Ik bedoelde daarmee niet alle mensen op deze wereld die verboden seks hebben. Want dat soort slechte mensen kom je overal tegen, net als mensen die alleen voor het geld leven, of mensen die stelen, of afgoden vereren. Als je zulke mensen niet wilt tegenkomen, moet je de wereld verlaten!
Nee, ik bedoelde in mijn vorige brief iets anders: jullie mogen niet omgaan met christenen die verboden seks hebben. Jullie mogen ook niet omgaan met christenen die alleen voor het geld leven, of afgoden vereren, of anderen uitschelden, of veel te veel drinken, of stelen. En jullie mogen ook niet met zulke mensen samen eten.
We mogen geen oordeel uitspreken over mensen die geen christen zijn. Dat zal God wel doen. Maar jullie kunnen toch wel een oordeel uitspreken over de mensen in jullie eigen kerk?
— Paulus van Tarsus, Eerste brief aan de Korintiërs 5:9-12
Hier zien wij de dubbele standaard die je ook bij de Stoa aantrof: voor zichzelf en de zijnen legt men de lat hoger dan voor buitenstaanders. En het is een duidelijke verklaring waarom de kerk zich zo sterk beijverde om de gelovigen in het gareel te houden, terwijl niet-christenen — in theorie althans — met rust gelaten moesten worden.
Vaak de onze
Het stoïcisme heeft door de eeuwen heen veel invloed gehad op het christelijk denken, met name Seneca. Sommige kerkvaders zagen hem als een weliswaar heidens filosoof, maar dan wel als een die het toch vaak bij het rechte eind had (“saepe noster” werd hij wel genoemd: vaak de onze).
De Zuid-Nederlander Justus Lipsius (1547-1606) verrichte als eerste een integraal onderzoek naar de hele stoïsche filosofie. Al had hij zo zijn bedenkingen over de moraal van de Romeinen, toch was hij van mening dat er op veel punten overeenstemming bestaat tussen de Stoa en het christendom. Dirck Volckertsz. Coornhert (1522-1590) had het vaak aan de stok met Lipsius, maar over één ding waren zij het eens: het stoïcisme verdiende herwaardering. Coornhert vertaalde werken van o.a. Cicero en Seneca voor het eerst in het Nederlands.
Calvin verweet de stoïcijnen een gebrek aan compassie
Vooral uit christelijke kring kreeg de stoa kritiek omdat vanwege beweerde onverschilligheid, gebrek aan compassie. Van Jean Calvin bestaat er een jeugdgeschrift uit 1532 dat een uitgebreid commentaar behelst op Seneca's werk De Clementia. Ondanks alle bewondering had hij het moeilijk met Seneca's opvatting dat medelijden geen deugd is. Iemand die geen compassie kent is geen mens, vond Calvin.
Het concept apatheia, a- (”zonder”) pathos (”emotie”), moet niet worden verward met ons huidige begrip apathie, dat eerder een gebrek aan motivatie of enthousiasme uitdrukt, of onverschilligheid. De stoa beschouwde apatheia als een deugd: het betrof een staat van onbewogenheid ten aanzien van gebeurtenissen en dingen waar wij geen invloed op hebben, in tegenstelling tot de eigen ervaringen en oordelen. De stoa hanteerde echter ook het begrip oikeiosis: verbondenheid, adviseerde altruïsme (zonder er dankbaarheid voor te verwachten) en begrip voor de ander.
Gematigdheid, mildheid en spot
De humanist Erasmus verzorgde een uitgave van de werken van Seneca. Met Cicero deelde hij vooral zijn voorkeur voor gematigdheid, mildheid en spot, evenals zijn waardering voor een goede opvoeding en de zeggingskracht van taal. In zekere zin was het werk van Erasmus er voortdurend op gericht om de christelijke ethiek te verenigen met de herontdekte ”heidense” auteurs als Cicero. De klassieke auteurs konden daarmee bijdragen aan verdieping van het christelijk geloof.
Erasmus hanteerde in zijn geschriften vaak de termen humanitas (menselijkheid), lenitas (mildheid) en necessitudo (behoefte aan broederschap), die hij ontleende aan onder meer Horatius en Cicero. Deze zachtzinnige, welwillende, gematigde opstelling koos Erasmus zelf ook vaak wanneer er dogmatische conflicten waren waarbij hij betrokken raakte.
Meer lezen?
Een toegankelijke website over stoïcisme is Daily stoic.
Een leesbare introductie op vooral het Romeinse stoïcisme vind je op de Internet Encyclopedia of Philosophy.
Een leerzame introductie op de geschiedenis van het vroege christendom vind je in de artikelen op het blog van de historicus Jona Lendering, mainzerbeobachter.com.
Specifiek over de stoïsche elementen in het vroege christendom kun je lezen in Tuomas Rasimus, Troels Engberg-Pedersen, Ismo Dunderberg (red.), Stoicism in Early Christianity (2010)
Het meest complete boek over stoïcisme is vermoedelijk Brad Inwood (red.), The Cambridge companion to the stoics (2003), met daarin ook een hoofdstuk over de invloed van het stoïcisme op de renaissance en de reformatie.
De volgende nieuwsbrief in deze reeks zal gaan over het begrip humanitas, menselijkheid.
De komende weken zal de frequentie van de nieuwsbrieven iets lager worden. Ik verlaat Colombia, en via een omweg hoop ik uiteindelijk in Griekenland te belanden. De tijd om rustig een hele dag in een koffiehuis boeken te lezen en nieuwsbrieven te tikken zal daardoor wat minder zijn. Tegen het einde van de maand hoop ik weer op volle sterkte te zijn.