Ben jij wel goed bij je hoofd?
We doen voortdurend domme dingen, rijden een scheve schaats en snijden onszelf in de vingers. De vraag is: wanneer moeten wij paternalistische dwang inzetten om elkaar te behoeden voor fouten?
Molly heeft een leuk vermogen geërfd. Zij gaat op een avond naar een casino, waar zij alles kwijt raakt. Sterker nog, zij blijft doorgokken, maar nu met geleend geld. Aan het einde van de avond zit zij met een enorme schuld bij een crimineel, die haar een woekerrente in rekening brengt. Omdat zij die niet kan opbrengen, sluit hij haar op en moet zij haar schuld terugbetalen met prostitutie.
Dat was niet slim van Molly. In één avond raakte zij haar fortuin kwijt, en haar vrijheid. Die avond had haar vriendin nog op haar ingepraat. En er hingen waarschuwingsbordjes in het casino over de gevaren van gokken. Zelfs het personeel van het casino had haar op een gegeven moment gewaarschuwd dat zij beter kon stoppen. Maar Molly wilde niet luisteren. Had zij tegen haar wil gedwongen moeten worden?

In de vorige aflevering vroegen wij ons af of je mensen tegen hun wil mag dwingen om zich waardig te gedragen, voor hun eigen bestwil. Dat motief voor paternalisme wees ik af. Nu komen wij op het tweede motief voor paternalisme: om mensen in bescherming te nemen tegen hun eigen fouten. Schade aan anderen laten wij nog even buiten beschouwing, dat komt de volgende keer. Wij hebben het over schade aan jezelf, en over ingrepen om die te voorkomen.
Mills schadebeginsel
Wij hadden het in de vorige aflevering al over Mills schadebeginsel. Je mag alleen dwang toepassen om schade aan anderen te voorkomen. Dwang mag niet worden toegepast omdat het beter voor iemand zou zijn, omdat het hem gelukkiger zou maken, of omdat het volgens anderen verstandig zou zijn, of zelfs juist.
Alle mensen verschillen van elkaar, schreef Mill. Het is dan ook zinloos en schadelijk om van iedereen te eisen dat zij zich hetzelfde zullen gedragen. Een goed leven is alleen mogelijk als je je eigen pad kiest. Anderen kunnen niet voor jou bepalen waar je voorkeuren liggen. Daar ben je zelf het beste in. Als je evident de plank misslaat, kunnen anderen je waarschuwen. Het is zelfs prima om anderen tot de orde te roepen, proberen te overreden. Daar kan iedereen wijzer van worden. Ook van fouten leer je. Maar dwang gaat over de grens, vond Mill.

Maar Mill maakte wel drie voorbehouden. Ik noem ze nu even kort, ze komen straks uitgebreider aan de orde.
Mills schadebeginsel heeft school gemaakt. Er zijn weinig denkers die het beginsel nog fundamenteel afwijzen. Maar alle drie de voorbehouden die hij maakte, worden vaak ruim geïnterpreteerd. Waar Mill voor uitzonderlijke omstandigheden uitzondering voorzag, zagen anderen de ruimte voor meer paternalisme dan Mill voor ogen had.Â
Een belangrijke discussie gaat over schade aan anderen. Bijna alle gedrag heeft wel neveneffecten die ook anderen treffen. Als jij rookt, worden de mensen om je heen passieve rokers. Mag je dan wel dwang toepassen? Die vraag behandelen wij nu niet, dat komt de volgende keer.Â
Mills voorbehouden:
1. Wie de gevolgen van hun gedrag niet begrijpen, zoals kinderen, moeten soms met dwang tegen zichzelf in bescherming worden genomen.
Mills schadebeginsel gold alleen voor volwassen mensen, niet voor kinderen. En ook niet voor primitieve volken, maar dat terzijde. Als beschaafde volwassene moet je geacht worden om de gevolgen van je eigen handelen te voorzien.Â
2. Bij mensen waar niet mee valt te communiceren, bijvoorbeeld omdat de tijd ontbreekt, is dwang soms de enige oplossing.
Onder normale omstandigheden valt er over te praten. Wie vindt dat pornokijken slecht voor je is, kan proberen je daarvan te overtuigen, zonder je te dwingen. Maar onder omstandigheden is dwang de enige optie. Als mensen je niet begrijpen bijvoorbeeld. Spreek je elkaars taal niet, en dreigt er acuut gevaar, dan moet je soms fysiek optreden. Ook als de tijd ontbreekt, is dwang soms geboden. Zit je naast een chauffeur die niet oplet, dan is een ruk aan het stuur soms de enige oplossing om te voorkomen dat je op een vrachtwagen inrijdt.
Mill gaf in On liberty het voorbeeld van een brug die op instorten staat en een man die op het punt staat om die te betreden.
Als een agent of iemand anders een persoon zag die probeerde een brug over te steken waarvan vaststond dat deze onveilig was, en er geen tijd was om hem voor zijn gevaar te waarschuwen, zouden ze hem kunnen grijpen en terugsturen, zonder een echte inbreuk op zijn vrijheid; want vrijheid bestaat in doen wat men wil, en hij wil niet in de rivier vallen. Niettemin, wanneer er geen zekerheid is, maar alleen gevaar voor onheil, kan niemand anders dan de persoon zelf beoordelen of het motief afdoende is om het risico te lopen: in dit geval dus (tenzij hij een kind is, of uitzinnig, of in een staat van opwinding of verstrooidheid die onverenigbaar is met het volledige gebruik van het vermogen tot bezinning), zou hij, denk ik, alleen voor het gevaar moeten worden gewaarschuwd; en niet met geweld verhinderd moeten worden om zich eraan bloot te stellen.
— John Stuart Mill, On liberty (1859)
Mill achtte het gerechtvaardigd, zelfs moreel noodzakelijk, dat die reiziger desnoods fysiek wordt tegengehouden om die brug te betreden. Ook hier moeten dus iemands opties worden beperkt als hij niet op de hoogte is van de risico’s van zijn gedrag voor zijn eigen veiligheid, of als hij niet in staat is om de gevolgen van zijn gedrag te overzien. Die criteria zijn belangrijk.
Mensen mogen best risico’s willen lopen. Sterker: aan mensen die dat gedaan hebben, hebben wij veel te danken. Wetenschappelijke ontdekkingen bijvoorbeeld, of heldhaftige oorlogs- en verzetsdaden, of grote sportieve prestaties. Maar je mag wel eisen dat mensen zich bewust zijn van de risico’s, en die bij hun volle verstand aangaan. Daar komen wij straks nog op terug.
3. Mensen mogen zichzelf niet tot slaaf laten maken.
Wie besluit om slaaf te worden, geeft voor eeuwig het recht uit handen om voor zichzelf te beslissen. Je kunt niet vrijwillig overeenkomen dat voortaan dwang tegen jezelf onherroepelijk toegelaten is. Dus:
Ben je vrij om onvrij te zijn?
Moeten wij ingrijpen als iemand iets doet waardoor zijn vrijheid of autonomie afneemt? Mill stelde zichzelf de hypothetische vraag of iemand zichzelf tot slaaf mag laten maken. Mogen wij die aspirant-slaaf dwingen om dat niet te doen? Het was voor Mill een lastig dilemma. Want als je de vrijheid hebt om jezelf te benadelen, heb je dan ook de vrijheid om je vrijheid in te leveren? Nee, zei Mill. Daar ligt de grens.
Het beginsel van vrijheid kan niet betekenen dat hij vrij mag zijn om niet vrij te zijn. Het is geen vrijheid om zijn vrijheid te mogen vervreemden.
— John Stuart Mill, On liberty (1859)
De passage had verstrekkende gevolgen. Als je jezelf niet tot slaaf mag laten maken, dan kun je concluderen dat je je vrijheid niet mag gebruiken om je vrijheid in te leveren. Dan mag er dus dwang gebruikt worden als er door je gedrag minder vrijheid resteert. Dan had Molly dus gedwongen moeten worden om te stoppen met gokken, althans om geld te lenen bij de woekerboef. Of die boef had geen woekerrente mogen bedingen.
Dan is het nog maar één stap verder om een maximale rente vast te stellen die mensen bij elkaar in rekening mogen brengen. Allemaal ter bescherming van mensen die zichzelf niet in bedwang kunnen houden, die door hun gedrag in de problemen komen, een deel van hun vrijheid inleveren. Langs die lijn geredeneerd kun je van alles bedenken waar mensen op den duur vrijheid van inboeten door hun onverantwoordelijke gedrag. Door schulden te maken bijvoorbeeld, of door op een partij te stemmen die meer handhaving bepleit. Of door een social media account te gebruiken van een bedrijf dat bereidwillig meewerkt aan overheidscensuur.
Daarmee komen wij dan uit bij denkers als de Israëlische filosoof Joseph Raz (1939-2022), die je kunt omschrijven als een perfectionistische liberaal. Simpel gezegd vond hij dat je soms mensen moet dwingen om vrij te zijn. Of, preciezer: autonoom, met andere woorden: in staat om een zelfgestuurd leven te leiden. Mensen moeten betekenisvolle keuzes kunnen maken over hun eigen leven en persoonlijke doelen nastreven die gebaseerd zijn op hun eigen waarden, stelde Raz. Mensen moeten daartoe de beschikking hebben over een heel scala aan betekenisvolle opties. Menselijke autonomie is zo belangrijk, dat mensen desnoods met dwang moeten worden bijgestuurd als zij door hun gedrag hun autonomie ondermijnen.

Wie bijvoorbeeld heel verslavende drugs gebruikt, raakt een groot deel van zijn autonomie kwijt: zijn verslaafde leven is telkens weer gericht op het scoren van een nieuwe dosis. Dus moeten wij voorkomen dat mensen zulke drugs gaan gebruiken. Dat is dwang inderdaad, maar alleen om te zorgen dat iedereen optimaal autonoom is. Een paradox dus: soms moet je ingrijpen in iemands autonomie om zijn autonomie te bevorderen.
Raz vatte autonomie ruim op: gedrag waar je minder lang van leeft of minder gezond van wordt, vermindert ook je autonomie. Net zoals armoede, gebrek aan onderwijs, en sociale onderdrukking een inbreuk maken op je autonomie. In die zin komt Raz dicht in de buurt van Aristoteles’ deugdethiek, en dan de minder tolerante variant daarvan, namelijk die waar dwang deel van uitmaakt. Hij had een moreel ideaal voor ogen, en wilde dat iedereen volgens dat ideaal ging leven, desnoods met dwang. In het geval van Raz was autonomie het morele ideaal.Â
Al wilde Raz dat er zo weinig mogelijk wordt ingegrepen, en dat alleen de slechtste opties worden weggenomen. Toch was Raz een dwingeland, zeker ook omdat hij zijn autonomiebegrip zo ver oprekte. Wat is er op tegen als iemand er bewust voor kiest om analfabeet te blijven? Of absolute gehoorzaamheid te beloven aan haar echtgenoot? Mijn keuze zou het niet zijn, en ik zou tegen haar ingaan, maar Raz acht dwang in zulke gevallen legitiem, en dat gaat te ver.
Dit dus allemaal naar aanleiding van een mijmering van Mill over de hypothetische vraag of je jezelf als slaaf mag verkopen. Je ziet dat perfectionisten als Raz Mills antwoord zodanig hebben opgerekt dat dwang is toegestaan als je door je eigen gedrag aan autonomie inboet. Maar zo had Mill zijn vraag niet bedoeld.Â
Bovendien heeft Mill hier naar mijn mening een fout gemaakt. Hij had gelijk dat wij met dwang moeten ingrijpen als iemand zich vrijwillig tot slaaf laat maken. Maar de reden die hij gaf was niet de juiste. Mensen in slavernij houden, zelfs als het vrijwillig is, zou een misdrijf moeten zijn. Waarom? Vanwege Kants categorische imperatief: je mag mensen niet louter als middel behandelen. Overeenkomsten om een misdrijf te plegen zijn nietig, per definitie.Â
Tot zover de vrijwillige ondermijning van je autonomie. Maar wat nou als je het niet op je autonomie, maar op je eigen leven voorzien hebt? Moet je in bescherming worden genomen tegen zelfdestructief gedrag?
Zelfdestructief gedrag
Volwassen, weldenkende mensen willen soms dingen waar wij met ons verstand niet bij kunnen. Volgens Mills schadebeginsel is het prima om dan het gesprek aan te gaan. Dus zet je overtuigingskracht in, maak je desnoods een knetterende ruzie, om maar te zorgen dat de ander doordrongen is van de risico’s. Maar dwang mag niet.
Ook niet als er levens op het spel staan? Moeten wij dwang toepassen als iemand willens en wetens zelfmoord wil plegen, haar huis in brand wil steken, een heroïneverslaving wil verwerven, al haar bezittingen wil weggeven?
Je zou zeggen van wel. In een eerder artikel over herverdeling schreef ik wanneer wij uit compassie plichten hebben tegenover onbekenden:
Er is sprake van een levensbedreigende situatie, potentieel serieus leed of grote schade.Â
Wij kunnen verschil maken.
Onze gezamenlijke inspanning valt in het niet bij de potentiële schade.
Wat is een levensbedreigende situatie, potentieel serieus leed of grote schade?
Er staan levens op het spel.
Mensen verliezen hun huis of al hun bezittingen.
Mensen kunnen niet meer in goede gezondheid een acceptabel leven leiden van normale lengte. Een dreigende chronische ziekte of een handicap, dakloosheid, ondervoeding, dat is serieus leed.
Er geldt een ondergrens in termen van autonomie, verbondenheid en competentie.
Over die ondergrens. Als eenzame opsluiting het ultieme gebrek aan verbondenheid is, en het ultieme gebrek aan competentie is bereikt als wij mensen als planten of als lagere diersoorten behandelen, dan is slavernij de laagste graad van autonomie. Het is lastig om een aanvaardbaar minimum voor verbondenheid, competentie en autonomie vast te stellen, maar slavernij, eenzame opsluiting en mensenplantages liggen duidelijk onder de bodem.
Als wij moeten helpen als mensen in zulke grote problemen komen, moeten wij ook ingrijpen om zulke problemen te voorkomen, zou je zeggen. Maar in het artikel over herverdeling uit compassie had ik een uitzondering gemaakt voor opzet. Wie zichzelf opzettelijk in de armoede stort, hoef je niets toe te stoppen. Als iemand opzettelijk zijn huis in de fik steekt, hoef je niet te blussen. Het siert je misschien, maar het is geen morele plicht.
Het is als bij zelfmoord. Ons hart breekt als iemand niet meer wil leven. Als we kunnen, moeten we alles doen om de ander van gedachten te veranderen. Maar uiteindelijk is het hun eigen leven. Wij kunnen niet in andermans hoofd kijken. Het eigen leven is iets waar je alleen zelf over kunt beschikken.
We moeten dus praten als Brugman bij zelfdestructief gedrag, maar we mogen mensen niet dwingen.
We zijn niet goed bij ons hoofd
Mill schreef zijn werk in 1859, toen mensen nog dachten dat zij hoofdzakelijk rationeel zijn, mits volwassen en beschaafd. Dat inzicht is inmiddels wel gekanteld. Mensen zijn makkelijk te manipuleren, zijn slecht in staat om kansen in te schatten, overschatten zichzelf, zijn te lui om zich goed te informeren, leggen slecht verband tussen langetermijndoelen en handelen op de korte termijn, en barsten in het algemeen van de cognitieve fouten.
We willen allemaal gelukkig zijn, maar we klunzen maar wat aan. We kiezen de verkeerde baan, we trouwen met de verkeerde partner. We willen gezond leven maar kunnen de frietjes niet laten staan en we nemen de lift in plaats van de trap. We maken schulden, we maken ruzie, we denken dat geld ons gelukkig maakt en dan geven we het uit aan alweer een paar schoenen of een veel te dure smartphone. We rijden te hard, we kijken niet uit bij het oversteken, we vergeten dingen en raken spullen kwijt. We kiezen voor de makkelijkste weg en laten ons manipuleren door adverteerders en influencers. We denken dat we rationeel zijn, maar in werkelijkheid zijn wij dat zelden. We dromen over autonomie, verbinding en competentie, maar we zijn verslavingsgevoelig, we maken ruzie en in plaats van een goed boek te lezen, kijken wij Tiktokfilmpjes.
En niet alleen dat: mensen houden niet van verandering. Ik herinner mij nog dat in 1975 autogordels verplicht werden. Mijn vader voelde zich in zijn autonomie aangetast; hij vertikte het om de gordel om te doen in de auto. Ik weet nog dat wij als kinderen achterin die groene Renault op de uitkijk zaten om te waarschuwen als de politie ons zou inhalen, die er actief op controleerde. Dan werd snel de gordel om de schouder gewrongen, om hem weer los te maken zodra het gevaar was geweken. Dat duurde een paar jaar, tot hij eraan gewend was. Nu zou hij mij eraan herinneren om mijn gordel om te doen als ik dat vergat. (De appel valt trouwens niet ver van de boom. Ikzelf heb ooit het draadje doorgeknipt dat aan de auto doorgeeft dat je je gordel niet om hebt. Meestal doe ik dat braaf hoor, maar aan dat irritante piepje heb ik geen boodschap.)
De nadelen van paternalisme
Als mensen zozeer ten onrechte denken dat zij rationeel handelen, hoeveel verantwoordelijkheid kunnen zij dan dragen? Dit is een krachtig argument voor paternalisme. Maar hoe en in welke mate moet er dan worden ingegrepen?
Wij zagen al dat het onbegonnen werk is om mensen te dwingen tot deugdzaamheid. En als je mensen opties afneemt, kan dat leiden tot allerlei ongewenste neveneffecten. Je loopt het risico dat je het kind met het badwater weggooit: niet alleen onverstandig gedrag wordt ontmoedigd, maar als je niet uitkijkt wordt ook onconventioneel, creatief, disruptief of vernieuwend gedrag de kop ingedrukt.
Bovendien gaan mensen zich veel passiever gedragen en zich afhankelijk opstellen als je ze behoedt voor stommiteiten. Nadeel van een staat die zich ontfermt over ons welzijn tegen onze zin is dat wij er gewend aan raken. Als je eenmaal weet dat er een alomtegenwoordige macht is die je om je eigen bestwil behoedt voor stommiteiten, leer je af om zelf risico’s in te schatten. Van fouten leer je; als je geen fouten meer mag maken, leer je minder.Â
Het uiteindelijke resultaat van de bescherming van mensen tegen de gevolgen van dwaasheid, is een wereld vol dwazen.
— Herbert Spencer, Essays, vol. 3, State tamperings with money and banks (1891)
En het accent verschuift van intrinsieke naar extrinsieke motivatie: je doet de gordel niet om omdat het veiliger is, maar omdat je geen boete wilt. En is het nou echt zo’n groot drama als mensen fouten maken waar zij misschien later spijt van krijgen? Als je mensen autonomie afneemt, tast je een van hun diepste drijfveren aan.
Dit is bevestigd door de al eerder genoemde psychologen Ryan en Deci, in hun onderzoek naar de self determination theory. Zij stellen beleid aan de kaak waarin je wordt beloond of bestraft voor iets wat je als willekeurig beschouwt, of waar je geen invloed op had, of voor een norm die je niet als de jouwe beschouwt. Dit leidt tot introjectie: mensen haken mentaal af. Op zijn best leven zij het beleid na omdat ze anders in moeilijkheden komen, maar alle begrip voor de wetgever is weg. De overheid wordt ervaren als een bedilzuchtige tiran, een hardvochtige of ongeïnteresseerde buitenstaander, een vreemde klasse die in een andere wereld leeft, in wezen een vijand. Wie zich verdiept in desinteresse in de politiek en de opkomst van populisme, kan niet om dit verschijnsel heen.
De vraag hoe om te gaan met irrationaliteit is veelomvattend en complex. Paternalisme is niet voor niets afgeleid van het Latijnse woord voor vader. Je kunt kinderen niet belasten met volwassen autonomie. Kinderen hebben ouders nodig die bijsturen en ingrijpen. Een vijfjarig kind zou het anders niet overleven. Ook volwassenen kunnen in allerlei variaties incompetent zijn. Sommigen hebben de verstandelijke vermogens van een kind van vijf, aangeboren of als gevolg van een ouderdomsziekte. Anderen lijden aan een tijdelijke of permanente psychiatrische stoornis waardoor zij een gevaar voor zichzelf of voor anderen vormen. Weer anderen zijn door een lichamelijke conditie niet meer in staat om voor zichzelf te zorgen of om aan te geven wat zij willen. Dan hebben wij nog mensen die normale verstandelijke vermogens hebben, die prima kunnen aangeven wat zij willen, maar die anderen als niet goed bij hun hoofd beschouwen. Bijvoorbeeld omdat zij er bizarre denkbeelden op nahouden, of extreme religieuze overtuigingen zijn toegedaan. En ook bij volstrekt normale mensen zijn er psychologische verschillen, bijvoorbeeld in intelligentie, emotionele stabiliteit of mate van empathie. En dan zijn er nog mensen die bij hun volle verstand zijn, maar met overtuigingen waar anderen het hartgrondig mee oneens zijn. Denk dan bijvoorbeeld aan politieke dissidenten, of guerrillastrijders, of mensen die alleen nog maar in hun eigen gemeenschap of vrijstaat willen wonen.
Rechtvaardigt dit paternalisme? Fundamenteel bezien is dat problematisch. Ben je paternalist, dan veronderstel je dat jij het beter weet. Maar jijzelf wordt net als de ander gekweld door irrationaliteit, cognitieve fouten, zelfoverschatting en noem maar op. Wie zonder te knipperen beweert dat zij het beter weet dan een ander, kan wel wat meer nederigheid gebruiken. Je kunt het nooit zeker weten.
Dat mag dan zo zijn, kun je tegensputteren, maar we kunnen het oordeel ook overlaten aan de groep. Een groep wijze mensen zal het toch wel beter weten dan die ene dwaas? Die kans neemt inderdaad toe, maar beoordeling door groepen heeft weer andere nadelen. Er kan groepsdenken ontstaan, tunnelvisie, andere belangen, politieke spelletjes en machtshonger kunnen een rol gaan spelen, een afkeer van outsiders, en onbegrip voor het vreemde, onbekende. We moeten tegen allerlei stommiteiten beschermd worden, behalve in het stemhokje. Dan kunnen we onze liederlijke gang gaan.
Fundamenteel kunnen wij elkaars noumenale moraliteit niet wegen. Paternalisme is fout als wij elkaars morele status gaan rangschikken als superieur en inferieur.Â
Zacht paternalisme
De rechtsfilosoof Joel Feinberg (1926–2004) erkende dat. Zijn levenswerk bestond uit de uitwerking in vier dikke delen van Mills schadebeginsel. In principe wees hij dwang af bij zelfbeschadiging, maar vond hij dat je mensen wel bepaalde opties moet onthouden als zij niet doordrongen zijn van de volle consequenties van die optie of als zij onder sociale druk staan.
Hij bouwde daarmee voort op Mills voorbehoud dat kinderen tegen zichzelf in bescherming moeten worden genomen als zij de gevolgen van hun gedrag niet doorzien. Zoals je zonet al las, zijn wij veel minder rationeel dan Mill veronderstelde. We doen soms dingen in een opwelling waar wij later spijt van krijgen. Meestal komen wij daar wel weer overheen. Met die impulsaankoop of een avond meer drinken dan goed voor je is — geen man overboord. Maar wat nou als je geslachtsverandering wilt, of een lening afsluiten waar je de rest van je leven aan vastzit, een enorme gezichtstatoeage, of een ayahuascaweekend?Â
In mijn versie van zacht paternalisme heeft degene die je dat aanbiedt de plicht zich te vergewissen dat je goed geïnformeerd bent, niet handelt onder druk, en zeker van je zaak bent.
Stel, je bent met vrienden flink aan het zuipen. Aan het einde van de avond kun je nog nauwelijks op je benen staan. Je wilt naar huis, je bent met de auto, je sleutels liggen op de bar. De nuchterste van je vrienden praat op je in: in deze staat kun je absoluut niet rijden. Jij vindt daarentegen dat dat nog best kan. In dat geval is het prima als je vrienden je sleutels buiten bereik houden en een taxi voor je bellen. Je bent op dat moment niet in staat om een goede afweging te maken, dus dwang is tijdelijk toegestaan. Dat betekent niet dat je nooit meer mag autorijden, maar op dat moment is het tijd voor een time-out.
Denk bijvoorbeeld ook aan een bedenktijd bij ingrijpende medische operaties. Als iemand een long wil afstaan aan haar buurvrouw, moet een arts eerst een goed gesprek voeren over de consequenties, en bedenktijd geven zodat de arts weet dat de donor niet in een opwelling handelt. Maar als een patiënt willens en wetens valium wil, zich bewust is van de verslavende werking, de alternatieven kent, beseft dat artsen het middel ontraden en voldoende bedenktijd heeft gehad, mag de patiënt dat middel niet onthouden worden. Als je willens en wetens bepaalde risico’s aanvaardt, mogen Jan en alleman op je inpraten, maar niemand mag je met dwang tegenhouden. Drugsgebruik en zelfmoord inbegrepen.
Dit voorbehoud leent zich wel voor paternalistisch misbruik. Stel dat ik LSD wil kopen, maar de overheid staat mij dat alleen toe als ik volledig op de hoogte ben van de consequenties. Ik zeg dat ik dat ben, en dat ik de risico’s op de koop toe neem. Het weerwoord kan zijn dat ik alleen echt op de hoogte kan zijn als ik de nadelen zelf ondervonden heb. Dat leidt tot een catch-22-situatie: ik mag geen LSD gebruiken omdat ik de nadelen niet echt ken, maar de nadelen ken ik pas volledig als ik het middel gebruikt heb. De paternalist mag kortom geen onredelijke eisen stellen aan mijn verstandelijke vermogens, mijn bewustheid en mijn vrijwilligheid.
Evenmin mag de paternalist zich bemoeien met triviale zaken. Het zou raar zijn om een bedenktijd in te voeren voor de aankoop van een kilo suiker, hoewel regelmatig gebruik van grote hoeveelheden suiker beslist niet goed voor je is. Naarmate het risico ernstiger is, en de potentiële schade minder herstelbaar is, ligt de lat hoger. Voor suiker volstaat waarschijnlijk een waarschuwing op de verpakking, maar voor valium duidelijk niet.
Paternalisme als beleid
Overheden behandelen ons vaker als kinderen dan Mill zou goedkeuren, ook zonder dat wij het beseffen. Vooral met financiële prikkels worden we dagelijks een bepaalde kant op gestuurd, en dan met name door belasting, BTW en accijnzen. Accijns op sigaretten snap ik nog wel, als die wordt gebruikt ter dekking van extra kosten in de gezondheidszorg. (Dat is trouwens niet het geval: rokers betalen veel meer accijns dan de zorgkosten die voor hen gemaakt worden. Bovendien gaan ze eerder dood, en dat scheelt ook kosten.) Accijns op alcohol en zeker op frisdranken is al moeilijker uit te leggen. Dat geldt ook voor het onderscheid tussen hoge en lage BTW-tarieven. Maar denk bijvoorbeeld ook aan de helmplicht op tweewielers, en de verplichting om een autogordel te dragen. Mill zou het waarschijnlijk prima vinden als elke auto voorzien moest zijn van een irritant knipperend lampje als je gordel niet vastzit, maar een boete als je hem niet omdoet is in strijd met het schadebeginsel.Â
We moeten verplicht pensioen opbouwen bij goedgekeurde bureaucratieën, terwijl het minimum (de AOW) al gedekt is. Denk ook aan het bestaan van een publieke omroep, waar wij allemaal verplicht aan bijdragen. De wetgever vertrouwt commerciële omroepen kennelijk niet, maar tegelijkertijd zijn alle kranten en tijdschriften commercieel — een publieke krant bestaat niet. De kiezer vindt het allemaal prima. Onze bedilzucht is groot.
Helm- en gordelplicht worden wel verdedigd omdat het betrekkelijk kleine ingrepen zijn, met gunstige effecten op de veiligheid. Het is moeilijk vast te stellen welke brommeraars bewust geen helm zouden opzetten, en welke dat doen als gevolg van sociale druk, onvoldoende besef van de risico’s of simpele achteloosheid. En dan zou een algemene plicht gerechtvaardigd zijn.
Maar voorlichtingscampagnes zouden vermoedelijk al best effectief kunnen zijn. Kijk naar de skipistes: in de meeste landen is een helm niet verplicht, maar de meeste skiërs en snowboarders (80 tot 95 procent) dragen er wel een. Je mag veronderstellen dat van die 5 tot 20 procent skiërs zonder helm een gedeelte het risico bewust neemt, en een ander deel niet. Een wettelijke helmplicht zal het aantal helmdragers vermoedelijk doen toenemen, maar niet tot honderd procent; er zal altijd een percentage overblijven dat er lak aan heeft, wet of niet. Er is dus maar een paar procent skiërs dat zich onvoldoende bewust was van de risico’s en dat zich alleen door een helmplicht laat overtuigen. Rechtvaardigt dat kleine groepje de instelling van paternalistische dwang? Nog afgezien van principiële bezwaren, vind ik van niet. Het duurt misschien wat langer, en honderd procent verstandigheid is een illusie, maar de meeste mensen zijn — met de juiste informatie en onder invloed van voorlichtingscampagnes — prima in staat om zonder dwang een verstandige afweging te maken.
Wat is dwang?
Het is je misschien opgevallen dat ik in dit artikel weinig schrijf over idealen van vrijheid en autonomie. Dat is bewust. Voor een helder begrip zijn die idealen lastig hanteerbaar. Daar kom ik in een later artikel in deze reeks nog op terug. Liever spreek ik over de afwezigheid van dwang zonder rechtvaardiging. In dit artikel heb ik een aantal van die rechtvaardigingen voor paternalistische dwang genoemd:
Als mensen geen normale verstandelijke vermogens hebben;
Als de tijd ontbreekt of er geen communicatie mogelijk is;
Als je gelet op de risico’s zeker wilt weten dat mensen vrijwillig handelen en op de hoogte zijn van de alternatieven en de mogelijke consequenties.
Maar wat is dwang? Het gebruik van geweld, of het dreigen daarmee, is dwang. Maar er zijn ook andere manieren om gedrag te beïnvloeden. Argumenteren en informeren, zoals Mill acceptabel vond, valt daar niet onder. Maar bijvoorbeeld het opleggen van accijnzen, of het dreigen met consequenties, is dat ook dwang?Â
Een illustratie. Een jaar na de uitbraak van de Covid-epidemie had negentig procent van de Fransen zich laten vaccineren. President Macron vond het niet genoeg. Dit zei hij erover:
We zetten de niet-gevaccineerden onder druk door hun toegang tot sociale activiteiten zoveel mogelijk te beperken. (...) Het is een zeer kleine, koppige minderheid. Hoe kunnen we deze verkleinen? We verkleinen die, sorry om het zo te zeggen, door ze nog meer in de shit te brengen. Ik ben er niet op uit om de Fransen te treiteren. Ik ga doorlopend tekeer tegen de regering als die hen wil beperken. Maar de niet-gevaccineerden, die wil ik echt zieken. (...) Ik ga ze niet in de gevangenis stoppen, ik ga ze niet met geweld vaccineren. Maar we moeten ze vertellen: vanaf 15 januari kun je niet meer naar een restaurant, je kunt niet meer naar de kroeg, je kunt niet langer koffie drinken, je kunt niet meer naar het theater, je kunt niet meer naar de film...Â
— Emmanuel Macron, geciteerd in Europe, vaccination, présidentielle… Emmanuel Macron se livre à nos lecteurs, le Parisien, 4 januari 2022
Laten we teruggaan naar de definitie van paternalisme zoals ik die hanteer:
Er is een negatief oordeel over iemands vermogen om om te gaan met een bepaalde situatie, waardoor diens welzijn, geluk, behoeften, belangen of waarden negatiever uitpakken dan gewenst.
In het belang van diens welzijn, geluk, behoeften, belangen of waarden, wordt hij of zij beïnvloed, door opties te manipuleren.
De vraag is: is elke vorm van paternalisme dwang? Met andere woorden: kun je ook met paternalistisch oogmerk opties manipuleren zonder dat er sprake is van dwang? We zagen al dat dwang in de regel niet is toegestaan als iemand alleen zichzelf dreigt te benadelen. Mag je — afgezien van overreding — nog andere middelen inzetten om mensen te beïnvloeden?
Om die vraag te beantwoorden wenden wij ons tot de filosoof Robert Nozick (1938–2002), die in 1969 een gezaghebbende definitie van dwang formuleerde.
P dwingt Q als:
1. P wil voorkomen dat Q ervoor kiest om actie A uit te voeren;
2. P communiceert een claim aan Q;
3. P's claim communiceert dat als Q A uitvoert, P zal zorgen dat Q's actie A minder aantrekkelijk wordt voor Q dan wanneer Q's afziet van actie A;
4. P's claim is geloofwaardig voor Q;
5. Q doet A niet;
6. Een deel van Q's reden om A niet te doen is om de waarschijnlijkheid te verkleinen dat P het effect zal teweegbrengen dat is aangekondigd in (3).
Je ziet dat de definities vrijwel naadloos op elkaar aansluiten. P beïnvloedt Q’s opties om Q te bewegen iets anders te doen dan wat Q van plan was. Dat is dwang. Van dreigen met de doodstraf tot het opleggen van een accijns, subsidie op een toneelvoorstelling, of het blokkeren van een website.
Er zijn natuurlijk altijd grensgevallen. Overreding kan ook uitdraaien op intimidatie. Je kunt mensen voor rotte vis uitschelden, of zulke laster over ze verspreiden dat anderen ze als outcasts gaan behandelen. Het is ook de vraag of nudging ook dwang is, waar claims niet expliciet worden gecommuniceerd, en opties onbewust worden beïnvloed.
Tot slot
Dit was het tweede artikel over paternalisme, over de bescherming tegen onze eigen stommiteiten. Afgezien van de klassieke criteria stelde ik dat dwang alleen is toegestaan als je gelet op de risico’s zeker wilt weten dat mensen vrijwillig handelen en op de hoogte zijn van de mogelijke consequenties. Dat geldt zowel voor mensen onderling als tussen de overheid en de burger. Maar er is nog een goede reden om mensen te beïnvloeden: als zij schade aan elkaar veroorzaken. In het volgende artikel ga ik op zoek naar de grenzen van dat motief.
Meer lezen?
John Stuart Mill, On liberty (1859)
Richard Arneson, Mill versus paternalism, Ethics (1980)
Joel Feinberg, The moral limits of the criminal law, deel 3: Harm to self (1984)
Joseph Raz, The morality of freedom (1986)
Edward Deci, Richard Ryan, The ‘what’ and ‘why’ of goal pursuits: human needs and the self-determination of behavior, Psychological Enquiry (2000)
Cass Sunstein, Richard Thaler, Nudge (2008)
Jonathan Quong, Liberalism without perfection (2010)
Julian Le Grand, Bill New, Government paternalism: nanny state or helpful friend? (2015)
Kalle Grill, Jason Hanna, The Routledge handbook of the philosophy of paternalism (2018)
Scott Anderson, Coercion, The Stanford Encyclopedia of Philosophy (2023)
Dit was het vierde artikel in de reeks over Vrijheid en tolerantie. Er is ook een artikel met een overzicht van alle artikelen in deze reeks. De volgende aflevering gaat over paternalisme bij schade aan anderen.
Bemoeizucht, dwang, bestwil, goede bedoelingen. Waar begint onvrijheid en eindigt iemands autonomie? En mag ik of de staat daar iets van vinden en daar allerlei regels over opleggen? En onder welke omstandigheden is dwang toegelaten en gerechtvaardigd ?
Je stelling over al dan niet een publieke omroep (ooit bedoeld om ‘pluriforme’ nieuwsvorming te stimuleren) zet me wel aan het denken.
Moest ook denken aan het gevaarscriterium uit de wet dat burgemeesters de bevoegdheid heeft om mensen die ‘een gevaar vormen voor zichzelf of hun omgeving’ op te sluiten in de psychiatrie (in bewaring stelling). De Officier van Justitie had daar ook iets te zeggen (ik meen de rechterlijke machtiging?). Veiligheid voor de medeburger als belang. De BOPZ is inmiddels weer vervangen volgens mij. In dat kader werd ook gesproken over het bestwilcriterium. Zou voor Molly kunnen gelden?
Dank je wel Kaj voor weer een degelijk mini-college, met interessante vragen en beschouwingen, dit keer over paternalisme! Stof voor reflectie en een goed gesprek!
Mooi stuk!
Het is wel erg lastige materie. Want hoe wordt precies bepaald wat destructief gedrag is? Als de consequentie van gedrag direct volgt op de actie is het duidelijk. Iemand doet zijn autogordel niet om wordt uit de auto geslingerd bij een ongeluk. Iemand wil dronken naar huis rijden.
Maar wat als het uitgestelde consequenties zijn? Het gedrag nu heeft gevolgen voor over 10-20 jaar?
Te veel drinken schaadt de lever. Te hard werken levert stress. Een veel te duur huis kopen zorgt voor dertig jaar afhankelijk. Trouwen of gaan samenwonen met iemand die niet goed voor je is. In onze maatschappij is dat normaal gedrag.
De norm bepaalt?
"Mensen kunnen niet meer in goede gezondheid een acceptabel leven leiden van normale lengte. Een dreigende chronische ziekte of een handicap, dakloosheid, ondervoeding, dat is serieus leed."
Als je dit wat hierboven staat toepast op veel levens dan kunnen we ons bijna met alles en iedereen wel bemoeien. Ongezond eten, te weinig bewegen, gehoorbeschadiging oplopen.
En de staat? Die mag zich daar helemaal niet mee bemoeien toch? Of wel? Daar ga je het dus in het volgende stuk over hebben. Ik kijk er naar uit.