Een vrij geweten: wat is het en hoe komen wij er aan?
Gewetensvrijheid is een belangrijk onderwerp, waar ik ruim de tijd voor heb genomen.
Waarom is het zo belangrijk? Kort door de bocht: ik beschouw ons concept van tolerantie als het cruciale thema waarin onze beschaving zich onderscheidt van andere. En temidden van de verschijningsvormen van tolerantie (godsdienstvrijheid, sociale tolerantie, etc.) beschouw ik gewetensvrijheid samen met gedragstolerantie als de essentieelste.
Kenmerkend aan onze beschaving is dat wij diversiteit aan opvattingen en gedragingen hebben omarmd. Vrijheid en variatie zijn bij ons waarden op zich. Daarbij komen ook inferieure meningen en onwenselijk gedrag aan de oppervlakte. Die krijg je op de koop toe, dat is onvermijdelijk. Maar de voordelen wegen op tegen de nadelen.
Wat ik hierover schreef is eigenlijk één lang artikel, dus heb ik het opgeknipt en publiceer ik het in delen, elke week eentje.
In dit artikel gaan wij na hoe het geweten gaandeweg een individuele zaak werd, waar zelfs autoriteiten als de kerk en de staat geen vat meer op hadden.
Wat is een geweten?
Met ons geweten beoordelen wij ons eigen gedrag. Dat oordeel wordt bepaald door hoe wij onszelf zien, waarom wij handelen, of welke morele uitgangspunten wij hanteren. Essentieel is dat die zelfkennis, bewustzijn of motivatie van binnenuit komen, dus niet door druk van buitenaf. Doordat je geweten zo persoonlijk en subjectief is, en zo diep zit, is die vaak verbonden met emotie.
Laten we een voorbeeld nemen. Stel, je bent vegetariër; je kan het niet over je hart verkrijgen om vlees te eten. Al zal je niet per se de confrontatie opzoeken: eigenlijk keur je het af als anderen wel vlees eten.
Dát je een geweten hebt, zegt niets over de inhoud van dat geweten. Een geweten is als een lege doos voor moraliteit: er kan van alles in. In dit geval zit er een oordeel in over het eten van vlees. Maar dat het eten van vlees in jouw gewetensdoos zit, betekent niet dat andermans gewetensdoos ook een oordeel over vegetarisme bevat. Er kan daar ook iets heel anders in zitten, bijvoorbeeld over het al dan niet mogen liegen, terwijl jouw doos daar helemaal geen oordeel over heeft. Zo is de samenstelling van ieders gewetensdoos uniek.
Het geweten is bovendien een moreel neutraal concept: als bepaalde moraliteit in je gewetensdoos zit, is die niet per se beter. Of vlees eten slecht is, of liegen, hangt er niet van af of jij ze beschouwt als gewetenskwesties. Voor jou zijn gewetenskwesties emotioneel geladen, maar dat zegt niets over de kwaliteit van die morele overtuiging.
Gewetenskwesties zijn bovendien subjectief en lastig ter discussie te stellen: het gaat erom wat jij voelt of vindt. Je kunt prima je oordeel over het eten van vlees en het vertellen van leugens tot je geweten rekenen en tegelijk erkennen dat andere morele wegingen ook valide kunnen zijn (al zul je stilletjes wel denken dat jouw opvatting beter is).
Gewetenszaken zijn zelden van begin tot eind beredeneerd. Al zul je doorgaans wel moeite doen om je gewetensovertuigingen te rechtvaardigen met redeneringen, ze zijn ook vermengd met aannames, intuïties en emoties.
Wat er in jouw ‘gewetensdoos’ terechtkomt, hangt af van allerlei factoren. Allereerst is er de biologische moraliteit waar ik al eerder over schreef, die de basisingrediënten vormen. Je opvoeding en je cultuur speelt een grote rol, de kennis en en ervaring die je gaandeweg opdoet, de invloed van sociale gemeenschappen waarin je terechtkomt, meningen van vrienden, de media die je volgt, en ook je persoonlijkheid speelt een rol.
Het rekkelijke geweten
Waar legt jouw geweten de grens? Dat is voor een buitenstaander lastig te voorspellen. Je merkt het vanzelf wel wanneer je er tegenaan loopt.
Zeker als volwassene is de kans gering dat de inhoud van je geweten ingrijpend verandert. Maar hoe onwrikbaar je geweten ook op je overkomt als je er tegenaan loopt, het blijkt toch verrassend buigzaam.
Ons geweten kan opgerekt worden, vooral door druk van buitenaf. Vaak is het groepsdruk. De beroemde experimenten van Stanley Milgram lieten zien hoe pressie door mensen met autoriteit (in dit geval wetenschappers in witte jas) het geweten kan oprekken. In de onderstaande korte video zie je wat het experiment inhield.
Nu was dit experiment nog betrekkelijk kortdurend en waren de stroomstoten niet echt. Maar als mensen lange tijd hun geweten moeten oprekken, bijvoorbeeld in oorlogsomstandigheden, kunnen zij daar psychisch ernstig last van krijgen, een posttraumatische stressstoornis (PTSD) bijvoorbeeld, gepaard met nachtmerries, onbeheersbare gedachten, slaapstoornissen, hevige schrikreacties, emotionele uitschakeling.
Bij oorlogsveteranen die lijden aan PTSD is veel onderzoek gedaan naar de oorzaken. Meer nog dan levensbedreigende situaties blijkt een correlatie met post-traumatische stress te liggen in ervaringen die knagen aan het geweten. De volgende vraag werd opmerkelijk vaak positief beantwoord onder PTSD-patiënten: “In oorlogstijd krijgen militairen soms bevelen of worden ze onder druk gezet om dingen te doen die zij moreel verkeerd vinden. Sommige veteranen melden dat zij dingen hebben gezien of gedaan die anderen als buitensporig, gewelddadig of wreed zouden beschouwen, zelfs in oorlogstijd. Heeft u ooit dit soort dingen waargenomen of eraan deelgenomen (bijvoorbeeld: het martelen van gevangenen, het verminken van vijandelijke lichamen, aanvallen op burgers)?”
Geweten kan ook duurzaam beïnvloed worden. Indoctrinatie en hersenspoeling kunnen effectief zijn, maar er zijn ook meer alledaagse situaties waarin gewetens beïnvloed kunnen worden: wanneer je in een sociale omgeving terechtkomt met andere morele waarden of omstandigheden. Ik ben van huis uit gewend om op tijd te komen; afspraak is afspraak. Maar nu ik vaak in zuidelijker landen vertoef, ben ik daar een stuk makkelijker in geworden. Een afspraak is hier eerder een intentie. Al speelt mijn ‘innerlijke Duitser’ nog wel eens op, zei een vriend mij hier onlangs.
Of het geweten langdurig eindeloos kan worden opgerekt, weten wij niet. Er zijn door de mensheid zo veel gruweldaden verricht, en lang niet alleen door psychopaten, dat ons geweten vermoedelijk elastischer is dan wij willen weten. Misschien kunnen wij die grens maar beter niet verkennen.
Ons moderne geweten
Van een afstandje bezien vallen drie dingen op: de individualiteit van het geweten, het relativisme, en het respect dat wij moeten opbrengen voor gewetensvolle mensen.
Om met dat laatste te beginnen, ons respect voor het geweten. Voor ons is geweten nauw verweven met onze identiteit, en vinden wij in het algemeen dat iemands geweten gerespecteerd moet worden. Jehova’s getuigen willen bijvoorbeeld niet in militaire dienst en weigeren bloedtransfusies. Voor ons is het een kwestie van beschaving dat er dan geen dwang wordt toegepast.
Een illustratie van ons respect voor geweten is de verering van Thomas More, kanselier van Engeland onder koning Henry VIII. Die koning onttrok zich aan het gezag van de paus en stichtte de Church of England onder diens eigen leiding. Toen More dat in 1543 weigerde te erkennen, werd hij beschuldigd van hoogverraad. Zijn gewetensbezwaren kostten hem de kop, wat hem in 1935 postuum een heiligverklaring door de paus opleverde. De charmante pragmaticus More wordt in de populaire cultuur afgeschilderd als een moreel hoogstaand, principieel mens, onder andere in de onderstaande film, A man for all seasons (1966).
Maar More was een politicus; hij had al zoveel van zijn principes verloochend, dat deze er heus nog wel bij had gekund. Waarom hebben wij zo veel waardering voor een koppige hoveling die weet dat zijn principiële opstelling niets verandert, en hemzelf de kop zal kosten? Misschien omdat het individuele geweten ook onze laatste verdedigingslinie kan zijn tegen machtsmisbruik en wrede, autoritaire regimes.
Dan de individualiteit van het geweten. Hoe individueel ons geweten van nature is, is lastig vast te stellen. Het individuele geweten in de Oudheid begon pas een wezenlijke rol te spelen na de instorting van de Griekse stadstaten. Voordien was het geweten vooral een collectieve zaak, bepaald door tradities, religie, het belang van de staat en wie er aan het bewind was. Vanaf de Oudheid tot aan de Reformatie vond men wel dat er zoiets als een individueel geweten bestond, maar die speelde een ondergeschikte rol. Je kon natuurlijk wel zo je eigen gedachten hebben, maar verkeerde je wel in de positie om die publiekelijk uit te venten? Om af te wijken van de gangbare morele opvattingen? De inhoud van het geweten werd vooral voor je bepaald door de autoriteiten; in de late middeleeuwen was dat vooral de kerk.
Niet dat dat per se onleefbaar was. Mensen hebben van nature een psychologische afkeer van morele vacuüms waarin alle opties openstaan en een kompas ontbreekt. Ons geweten wordt sowieso sterk sociaal beïnvloed. Een collectief of opgelegd geweten klinkt totalitair, maar mensen kunnen er prima in gedijen, zo lang het consequent wordt toegepast. Mits dat collectieve geweten geen geweld aandoet aan onze biologische moraliteit, veronderstel ik. Pas als mensen gewend zijn om hun individuele geweten te vormen en te volgen, en daarna gedwongen worden om zich te conformeren aan een collectief geweten, gaat het knarsen.
Ook de relativiteit van het geweten valt op. Als je een beroep doet op gewetensbezwaren, kun je met de gekste dingen wegkomen, vooral als de bezwaren religieus geïnspireerd zijn. Zo zijn er in Nederland enkele duizenden mensen die gemoedsbezwaren hebben tegen verzekeringen, dus ook tegen sociale verzekeringen als de zorgverzekering en de AOW. Speciaal voor hen geldt een speciale regeling: in plaats van verzekeringspremie betalen zij een speciale belasting. Het komt op hetzelfde neer, maar aan hun gemoedsbezwaren is recht gedaan. Voor een handjevol gelovigen wordt een complexe regeling in stand gehouden, terwijl niemand zich lijkt af te vragen of deze bezwaren nu zinvol zijn.
In de kerk van het vliegende spaghettimonster wordt de draak gestoken met zulke religieuze gevoeligheden. Hun aanhangers, de pastafari’s, stellen dat hun geweten hen opdraagt om een vergiet als religieus hoofddeksel te dragen. Overheden hebben rechtszaken gevoerd met pastafari’s die voor hun identiteitsbewijs alleen met een vergiet op hun hoofd op de foto willen.
Gewetens getoetst
Toen de voormalige paus Benedictus XVI nog gewoon kardinaal Ratzinger was, publiceerde hij een artikel over de rol van het geweten in de Rooms-Katholieke leer. In dat artikel wees hij er op dat er ook nog altijd iets is als waarheid, maar dat die waarheid in onze beschaving nauwelijks nog een rol speelt. Alles is ‘ook maar een mening’, maar als er een gewetenskwestie van gemaakt wordt, springen wij meteen in de houding. Zo ontstaat “morele anarchie”, vond de Duitse katholieke filosoof Max Scheler in 1913. Gewetens mogen best getoetst worden, zo interpreteer ik Ratzinger.
Over gewetenskwesties zijn wij soepeler dan over morele waarheden. Als jij geen vlees wilt eten, moet je dat zelf weten, daar maken wij geen halszaak van. Ik begin al een beetje te steigeren als je zegt dat vegetarisme moreel superieur is. Dan ga ik met je in discussie. En als jij mij het eten van vlees wilt verbieden, worden wij geen vrienden. De souplesse die wij betrachten tegenover gewetenskwesties komt ook doordat wij niet in elkaars hoofd kunnen kijken. Jouw oordeel over het eten van vlees is vast op een heel complexe manier tot stand gekomen. Zo lang je jouw opvatting tot je eigen gedrag beperkt, hoef ik niet te toetsen of jouw oordeel algemene toepassing verdient, net zomin als ik met jou in discussie hoef over de vraag of benzine stinkt of lekker ruikt. (Lekker.) Bovendien worden gewetenskwesties al snel emotioneel. Als ik jou vertel dat jouw persoonlijke oordeel over vegetarisme belachelijk is, en dat je je niet zo moet aanstellen, worden wij ook geen vrienden.
Maar er zit ook een gevaar aan onze omzichtige omgang met gewetenskwesties: het kan mensen aanmoedigen om kwestie van voorkeur of smaak tot gewetenskwestie te promoveren.
Zodra je anderen gaat lastigvallen met je geweten, of voorrechten voor jezelf gaat opeisen op grond van je geweten, volgt er onvermijdelijk een afweging hoe zwaar je geweten telt ten opzichte van de belangen of overtuigingen van anderen. De discussie over bijvoorbeeld het al dan niet toelaten van religieuze hoofddoekjes bij de politie en de rechterlijke macht kun je in dat licht zien.
Onze neiging om gewetens met rust te laten heeft ook een onverschillige kant. Wat is er eigenlijk op tegen om respectvol in gesprek te gaan over iemands geweten, als wij bijvoorbeeld vinden dat iemand zich onnodig zorgen maakt, of zichzelf isoleert? Het kan ook betrokkenheid zijn, als je de morele emoties van de ander zo serieus neemt dat je ze durft te bevragen.
In de komende artikelen
De komende artikelen gaan over gewetensvrijheid. De cruciale periode in dit artikel speelde zich af van de late middeleeuwen tot aan het einde van de 17e eeuw, pakweg van Jean de Gerson tot Baruch Spinoza. Daarin gaan wij na hoe ons geweten gaandeweg is geïndividualiseerd en quasi onaantastbaar is geworden.
Wij hebben al stilgestaan bij de sociaal-psychologische betekenis van het geweten. Volgende week trappen wij af met de proloog: hoe zagen de Grieken en Romeinen het geweten? Daarna volgen de christelijke bronnen waar in de cruciale periode vaak op werd terugegrepen: de woorden van Jezus, Paulos en de kerkvaders. Daarna schakelen wij over naar de middeleeuwen en de renaissance, waar de individualisering van het geweten begon, het geweten begon los te komen van de absolute waarheid en de ambiguïteit van het geweten ontdekt werd.
De breuk tussen Luther en de kerk van Rome zou een waterscheiding betekenen. Zijn breuk met het Vaticaan rechtvaardigde hij met een beroep op zijn geweten. Daarna was de beer los. Allerhande theologen bleken ineens ook over een individueel geweten te beschikken, en zij buitelden over elkaar heen met wijsheden die resulteerden in een versplintering van theologische leerstellingen. Waar tot de 16e eeuw de bijbel nog enkel in het Latijn bij de kerk ter inzage lag, waardoor slechts een zonderlinge, geletterde enkeling er interesse in had, werd deze nu massaal in de volkstaal gelezen. Zoals onze landen nu miljoenen bondscoaches hebben, telde Europa in de 16e eeuw plots hordes gewetensvolle theologen.
Wat was er gebeurd als de kerk van Rome het allemaal maar had laten begaan? Of tot een vergelijk was gekomen met de protestanten? Het is historische speculatie, maar het zou best eens kunnen dat tolerantie dan in onze cultuur een veel minder belangrijke rol zou hebben gespeeld. Want de furieuze reactie vanuit de Roomse kerk leidde op haar beurt weer tot een colonne denkers die het opnamen voor de gewetensvrijheid. En de gewetensvrijheid heeft gewonnen.
Wij gaan kijken naar de argumenten die vanaf de Reformatie voor gewetensvrijheid zijn aangedragen. Te beginnen met de belangrijkste: hoe wist de kerk zó zeker dat zij gelijk had, dat zij het gebruik van geweld tegen andersdenkenden okee vond?
Na behandeling van die vraag en een aantal aanverwante kwesties komt de volgende grote vraag aan de orde: hoe ver mag gewetensvrijheid gaan? Want gewetensvrijheid hoeft zich niet te beperken tot religieuze kwesties, en gewetensvrijheid kan tot serieuze onrust leiden in een land, ja zelfs tot geweld. Moet je niet oppassen dat er burgeroorlog uitbreekt als iedereen maar gewoon mag zeggen en geloven wat hij vindt? Wij zullen zien dat er tot vrij recent consensus was dat je daar inderdaad mee moest uitkijken, dat vrije meningsuiting zeker niet onbeperkt was.
De derde grote kwestie zal gaan over het recht op een vrij geweten. Want als je gewetensvrijheid wilt bepleiten, is de introductie van een mensenrecht wel ongeveer de nucleaire optie. Konden filosofen onderbouwen dat mensen dat recht op gewetensvrijheid van nature hebben? Dat het als het ware Gods wil is dat je moet kunnen zeggen wat je vindt? Zoals ik in een eerdere reeks schreef, is het in onze beschaving nog steeds bijna onweersproken dat wij dat recht van nature hebben. Ik sluit het artikel af met de interessante theorie die Spinoza hierover ontwikkelde.
Meer lezen?
Max Scheler, Die sogenannte Gewissenssubjektivität der sittlichen Werte, in: Der Formalismus in der Ethik und die materiale Wertethik (1913)
Alan Fontana, Robert Rosenheck, A causal model of the etiology of war-related PTSD, Journal of Traumatic Stress (1993)
Amitai Etzioni, The new golden rule: community and morality in a democratic society (1996)
Steven Hitlin, Moral selves, evil selves: the social psychology of conscience (2008)
Joseph Ratzinger, Conscience and truth, Communio (2010)
Paul Strohm, Conscience, a very short introduction (2011)
Richard Sorabji, Moral conscience through the ages: Fifth Century BCE to the present (2014)
Alberto Giubilini, Conscience, The Stanford Encyclopedia of Philosophy (2023)
Dit was de zeventiende nieuwsbrief in een lange reeks: tolerantie en het christendom. Een overzicht van alle artikelen in deze reeks tref je aan in het overzichtsartikel Tolerantie in de geschiedenis van het christendom.
De aflevering van volgende week gaat over de geschiedenis van de betekenis van het geweten en het begrip gewetensvrijheid tot aan de Reformatie.