De onverzettelijke Luther en Calvin
Onderdrukking door de onderdrukten. Over dappere reformatoren die geen tegenspraak duldden. Over Luther als schrijftafelgeleerde, kletskous, pion en marketeer. En over het schrikbewind van Calvin.
In English: The unyielding Luther and Calvin
Dit artikel gaat over de Reformatie en haar oorzaken. Luther en Calvin spelen een hoofdrol. En: hoeveel religieuze tolerantie konden de reformatoren opbrengen binnen hun eigen bewegingen? Om het antwoord maar alvast te verklappen: weinig. Luther en Calvin waren gelijkhebbers die tegenspraak niet konden velen. God en de Heilige Schrift stonden aan hun kant. Daar viel niet mee te marchanderen.
(Dit is een vrij lang artikel; mogelijk komt deze niet helemaal over in je e-mail. Je kunt het artikel beter online lezen, of in de app van Substack.)
De Reformatie
In januari 1518 ontving de curie, het secretariaat van de paus, een brief van de aartsbisschop van Mainz, Albrecht von Brandenburg. Die had een brief gekregen van een Augustijner monnik, een zekere Martin Luther. Die Luther nam aanstoot aan een monnik van een andere orde, Johann Tetzel. Die Tetzel was belast met de verkoop van aflaten. Met aflaten kon je tegen betaling bij de kerk vergeving van je zonden verkrijgen. Luther had daar grote bezwaren tegen. Theologisch en moreel deugde het van geen kant, vond hij. Luther wilde met Tetzel in publiek debat, en had daarop vooruitlopend 95 stellingen gepubliceerd, die hij ook aan zijn aartsbisschop had gestuurd.
Ongelukkigerwijze zat die Albrecht zelf tot aan zijn oksels in deze handel. Hij moest wel, want hij had zijn positie als aartsbisschop moeten kopen, waar hij zich diep voor in de schulden had gestoken. Dynastieke belangen van zijn familie, de hoogadellijke Hohenzollern, vereisten dat hij zich een positie met macht en aanzien verwierf. Met de paus, die hij ook geld schuldig was, had hij een constructie opgetuigd. De gelovigen werd verteld dat de opbrengst ten goede zou komen aan de bouw van de nieuwe Sint Pietersbasiliek in het Vaticaan (die staat er nog steeds, je kent hem wel). Maar in werkelijkheid werd de opbrengst slechts voor de helft daaraan besteed; de andere helft kwam in mindering op Albrechts schuld.
Albrecht deed met de brief wat hij behoorde te doen: escaleren. Laat Rome de zaak maar bekijken. Ik heb gedoe met een onbeschaamde monnik uit Wittenberg, schreef hij, hier heb je zijn stellingen, wat moet ik er mee aan? Ook de curie reageerde volgens het boekje. Een bekwame theoloog moest de stellingen maar inhoudelijk bekijken. En het hoofd van Luthers kloosterorde werd opgedragen om de opgewonden monnik tot bedaren te brengen.
De betrokkenheid van de paus zal aanvankelijk hooguit zijdelings zijn geweest. Leo X had wel wat anders aan zijn hoofd. De jongste paus ooit was een belezen man, en komt sympathiek over. Hij was intelligent en vroom, en ook een levensgenieter en een beschermheer voor kunstenaars. In de vorige aflevering lazen wij dat hij Erasmus tegen de conservatieve krachten in de kerk in bescherming nam. Voor theologische fijnslijperij had hij geen belangstelling. Als hoofd van het machtige Florentijnse huis De' Medici en als staatshoofd van de kerkelijke staat was zijn aandacht bij de hogere politiek. In de voortdurende machtspolitieke en militaire conflicten tussen de Europese grootmachten was hij een belangrijke speler. Wheelen en dealen met macht en geld, daar kwam Leo’s functie op neer. En de kas was voortdurend leeg, zeker omdat ook de oorlog tegen het oprukkende Ottomaanse rijk moest worden gefinancierd. Oorlogvoering was een dure hobby, en dan had hij ook nog die gênant half afgebouwde basiliek geërfd van zijn voorganger, een deuk in zijn prestige.
Gedoe binnen de kerk had je altijd al gehad. Meestal liep het met een sisser af, daar had je een kerkelijke hiërarchie voor; die had daar eeuwenlang ervaring in. En als het echt de spuigaten uitliep, had je altijd de Inquisitie nog, en die waren bepaald niet zachtzinnig. De hervormer Jan Hus kon daar een eeuw eerder vanaf de brandstapel over meepraten.
In januari 1518 had niemand kunnen bevroeden dat het code rood was voor de kerk. Je hebt historici nodig om te verklaren waardoor het zo uit de hand zou gaan lopen, achteraf bezien. Wij lopen de belangrijkste oorzaken hierna een voor een langs:
Luthers persoonlijkheid
De opkomst van het gedrukte boek
Verschuivende machtsbalans tussen de Duitse vorsten en de kerk
De invloed van het humanisme
De persoon Luther
Theologisch stonden Luthers bezwaren tegen aflaten niet op zichzelf; hij was begonnen om een eigen theorie te ontwikkelen over genade, verlossing en aanverwante wollige theologische termen, die je in de kern heel nuchter kunt verwoorden, namelijk: hoe kom je na je dood in het paradijs?
Maar het is onwaarschijnlijk dat Luther met zijn 95 stellingen over aflaten een afsplitsing in gedachten had. Hij zocht aandacht voor gebruiken die hem tegen de borst stuitten. Eerder had hij al polemiek gezocht tegen de scholastiek, maar dat onderwerp hield de gemoederen niet zo bezig. Te theologisch. Met aflaten lag dat anders. Aanvankelijk vonden die aflaten nog gretig aftrek, maar de kerk was begonnen om die bron van inkomsten nu echt uit te melken. Het kerkvolk doorzag dat, dus Luthers protest viel in vruchtbare aarde. Binnen een mum van tijd werden Luthers aanvallen overal in Duitsland herdrukt. Ook Erasmus nam er met instemming kennis van; hij stuurde een exemplaar door naar Thomas More in Engeland.
Luther moest zich in debatten verantwoorden. Kenmerkend voor Luther was dat hij zich dan makkelijk in een hoek liet drukken, en dan de vlucht naar voren nam. Zo mondde bijvoorbeeld een debat over aflaten met een geslepen theoloog uiteindelijk uit in de kwestie van pauselijke autoriteit. In plaats van in te binden, verklaarde Luther dat die pauselijke autoriteit nergens op gebaseerd was. Zo belandde hij ook ongewild in polemieken, die hij niet zelden doorspekte met vulgaire scheldpartijen. Zijn publiek smulde ervan, maar zijn vrienden hielden hun hart vast. De brandstapel lonkte.
Die eigenschap had Luther makkelijk fataal kunnen worden, maar hij had nog wel wat andere kwaliteiten. Luther was ten eerste een charismatisch en beminnelijk mens. Het was gewoon gezellig tafelen met hem. Vrienden gingen voor hem door het vuur.
En Luther had nog een bijzonder talent: een fijn gevoel voor publiciteit. Hij voelde goed aan met welke onderwerpen hij een gevoelige snaar kon raken bij zijn lezers. Hij was zich donders goed bewust van zijn publieke imago, en bewaakte die zorgvuldig. Hij bemoeide zich met de vormgeving van zijn publicaties, en zorgde voor portretten die hem gunstig afbeeldden. En bovenal: hij kon schrijven als de beste. Theologen blonken bepaald niet uit in bondige en leesbare geschriften, maar Luther kon dat. En niet meer alleen in goed leesbaar Latijn, maar ook in de volkstaal: Duits. In twee jaar werd hij de meest gelezen auteur van Europa. Iedereen had het over de affaire Luther.
De disruptie van de drukpers
De kerk was gewend aan de weg van de stille diplomatie, met een briefje hier en een subtiel dreigementje daar. Heel effectief, maar Luther wapende zich met een nieuw middel: dat van de publiciteit, vooral dankzij de drukpers. Daar had de kerk nog geen ervaring mee. Zo werd een obscure theoloog aan een onbeduidende universiteit in een bijna barbaarse uithoek tot een geduchte bedreiging van de machtige kerk.
In 1455 werd in Mainz de drukpers met zetletters uitgevonden. In één dag kon een drukker daarmee meer pagina’s produceren dan een kopiïst in een jaar. De uitvinding vond grote aftrek. Binnen een paar decennia had elke Europese stad wel een of meer drukkerijen. Auteurs konden hun ideeën nu veel makkelijker uitventen, en gedrukte boeken waren voor de meeste geletterde burgers eindelijk betaalbaar geworden. Tot die tijd moesten zij naar bibliotheken, die meestal in handen van de kerk waren, om boeken te lezen die gekopieerd waren door monniken. Er ontstond nu ruimte om boeken te verspreiden buiten de controle van de kerk.
Misschien kun je nog het beste denken aan de revolutie die het internet voor ons heeft betekend. Wat gebeurt er als ineens een democratisch massamedium ontstaat? Informatie is breed beschikbaar en traditionele veronderstellingen worden betwist. Er ontstaat debat, polarisatie, gescheld en het gezag wordt uitgedaagd. Dat was precies het effect van de boekdrukkunst.
Voor Luther kwam de boekdrukkunst precies op tijd, en hij maakte er gretig gebruik van, met tientallen publicaties en pamfletten. Zonder drukpers hadden wij waarschijnlijk nooit van Luther gehoord.
Het schaakbord Europa
Luther woonde en doceerde in Wittenberg, een onbeduidend stadje aan de Elbe, in de periferie van het Duitse Rijk. Dat stadje was de hoofdstad van een even nietig vorstendommetje in Saksen. Maar aan het hoofd van dat vorstendommetje stond een hoogadellijk heerschap: Friedrich III, de keurvorst van Saksen. Saksen maakte deel uit van het Heilige Roomse Rijk (ruwweg het huidige Duitsland). Volgens oud gebruik bepaalden in dat rijk slechts zeven edelen wie de nieuwe keizer zou worden. Vandaar het woord keurvorst. Friedrich had dus een landje van niks, maar hij had een recht om rekening mee te houden. Wie keizer wilde worden, moest de keurvorsten te vriend houden, wat meestal gepaard ging met aanzienlijke toezeggingen of grote sommen geld.
Friedrich heeft de kerk van Rome nooit de rug toegekeerd, maar hij hield zijn Luther in bescherming. Luther werd daarmee een pion in een groot schaakspel. In de eerste plaats vond Friedrich het wel mooi dat de faam van die verdraaide Luther afstraalde op zijn lullige universiteitje van Wittenberg. Maar er speelde meer.
Duitse vorsten gingen het liefst hun eigen gang met zo weinig mogelijk bemoeienis van buitenaf. Maar doordat Duitsland zo’n lappendeken van vorstendommen was, was het een fluitje van een cent voor de buitenlandse grootmachten om de Duitse vorsten tegen elkaar op te zetten. De koningen van Frankrijk, Spanje en Engeland én de paus genoten van dat spel. Albrecht von Brandenburg, je weet nog, die aartsbisschop met de schulden, was een rivaal van keurvorst Friedrich. Hij was bisschop van maar liefst drie bisdommen, waarmee hij als keurvorst twee van de zeven stemmen had bij de benoeming van een nieuwe keizer. En met die stemmen voerde hij de agenda uit van de paus, bij wie hij diep in het rood stond. Albrecht had bovendien kerkelijke zeggenschap over het vorstendommetje van Friedrich, zeer tegen diens zin. Friedrich vond het prachtig dat Albrecht klem kwam te zitten door Luthers gedram tegen de aflaten.
Juist toen de affaire Luther begon te spelen, overleed de Duitse keizer. Er moest een opvolger komen. Uiteindelijk werd de koning van Spanje uitgekozen, Charles V. Het voordeel van Charles was dat die zo druk was met het bestieren van zijn enorme rijk, met de Franse koning, de paus en de Ottomanen als tegenstanders, dat hij helemaal geen tijd had voor Duitsland. Sinds zijn uitverkiezing in 1520 had hij maar liefst tien jaar lang nauwelijks tijd om zich met Duitsland te bemoeien. Zo kon de Reformatie voortwoekeren zonder noemenswaardige keizerlijke interventie.
Cynisch als ik ben, ben ik op zoek geweest naar de opportunist Luther, die met opzetjes en dealtjes zijn geloof aan de man bracht, politieke invloed verwierf en vorsten tegen elkaar uitspeelde. Maar zo bleek het niet te zijn gegaan. Luther was geen player. Wheelen en dealen waren niet zijn stiel. Hij was toch in de eerste plaats een theoloog die zijn gedachten opschreef, die preekte en publiceerde. Bovendien was hij veel te lomp voor intriges, te ondiplomatiek. Al was hij natuurlijk niet achterlijk; hij wist prima hoe de hazen liepen.
Waarom kozen Duitse vorsten dan Luthers kant? Het is toch echt van onderop gegaan. Zijn boeken gingen als warme broodjes over de toonbank; het geletterde volk lustte er wel pap van, en ook menig collega-priesters en pastoors wist hij te overtuigen, en via hen de parochianen. Zo kreeg hij als een lopend vuurtje de burgerij van menig stad onder zijn invloed, en daardoor uiteindelijk ook hun stadsbestuur. Ook de Duitse vorsten die zijn kant kozen, lijken dat uit overtuiging te hebben gedaan. Maar het kwam ze ook niet slecht uit dat de katholieke hiërarchie in hun land een toontje lager moest zingen. Dat speelde zeker ook mee, ook in financiële zin, waarover straks meer. En Luther betoonde zich loyaal en gezeglijk naar de vorsten toe. Luther wist donders goed dat hij machtige vrienden nodig had.
Het humanisme
In de tijd van Erasmus en Luther had het humanisme Europa intellectueel in zijn greep. Ook bij Luther zijn sporen vindbaar. Ik schreef al dat Erasmus’ boodschap in wezen was: terug naar de kern. Snijd de Roomse aankoeksels van het evangelie af; zoek het geloof dat Jezus en Paulos voor ogen hadden. Daar kon Luther zich goed in vinden, al was hij geen kenner van de Grieks-Romeinse beschaving. Luther was geen humanist, maar hij pikte de tijdgeest op. Geletterde burgers begonnen toegang te krijgen tot geschreven bronnen. Zij konden en wilden zichzelf een oordeel vormen. Dat was ook tijdgeest, waar Luther van profiteerde. De burgerij durfde zich onafhankelijker van de kerk op te stellen, zelf na te denken.
Maar Luther ondervond ook andere invloeden: die van de Rijnlandse mystieke traditie, onder andere: passieve overgave aan Gods bedoeling. En hoewel hij geen goed woord over had voor de scholastiek, liet hij zich wel sterk beïnvloeden door de theologie van Augustinus en door het middeleeuwse nominalisme, waar hij zijn theorie van verlossing door het geloof vandaan had.
De tolerantie van Luther
Aan zijn grove gescheld te oordelen, had Luther weinig geduld met dissidenten. Maar het bleef niet alleen bij geblaf: Luther kon ook bijten.
De toorn van Luther trof onder andere de Duitse theoloog Sebastian Franck (1499-1542), wiens inzichten over gewetensvrijheid verrassend modern aandoen. Zoals veel van zijn protestantse collega’s begon Franck als katholiek priester, en liet hij zich meeslepen door de golf van vernieuwing die de Luthers reformatie veroorzaakte. Maar de inzichten van Franck bevielen Luther voor geen cent. Hij werd gedwongen de wijk te nemen naar het relatief vrije Straatsburg, maar toen hij in 1531 zijn Chronica: Zeitbuch und Geschichtsbibel publiceerde waren zijn vrijzinnige opvattingen zelfs daar te controversieel. In het boek illustreerde hij aan de hand van de kerkgeschiedenis hoeveel goede en vrome mensen er in de loop van de eeuwen wegens ketterij vervolgd waren geweest. Franck werd gevangengezet en later verbannen uit de stad. Toen hij de wijk nam naar Ulm en daar een drukkerij begon, bereikte de lange arm van Luther hem opnieuw. Hij kreeg eerst een publicatieverbod en later moest hij onder druk van Luther de stad verlaten. Het leven van Franck liep gelukkig goed af. Hij verhuisde naar de relatief liberale stad Bazel, waar Luther en Calvin minder invloed hadden en waar tamelijk milde theologen het voor het zeggen hadden. Francks laatste drie levensjaren in Bazel verliepen voorspoedig. Hij werd als boekdrukker opgenomen in een gilde, verwierf het burgerschap van de stad, hertrouwde en kon zich een koophuis veroorloven. In 1542 stierf hij er als een vermogend man.
Luther was voorstander van gewetensvrijheid, maar dat hield niet in dat iedereen maar vrijelijk mocht vinden wat in hem opkwam. De gewetensvrijheid gold in de ogen van Luther eigenlijk alleen voor mensen die dwalingen aan de kaak stelden. In de praktijk waren dat de Lutheranen. Want die hadden gelijk, en de katholieke kerk had ongelijk. Met wederdopers en zwinglianen (zie straks) bijvoorbeeld had hij weinig op. Dat waren ketters, en die verdienden de doodstraf voor hun gevaarlijke en foute ideeën.
Net zoals bij de vroege katholieke kerk zien wij bij Luther dat zijn aanvankelijke ruimdenkende opvattingen zich vernauwen naarmate hij meer macht kreeg. Dat was kennelijk de prijs die verschuldigd was voor een het vormen van een kerkelijke organisatie.
De reformatie als beweging
Luther was het eerste schaap over de dam (afgezien van Zwingli, waarover straks meer). Maar de reformatiebeweging versplinterde snel. Voor een deel was dat te wijten aan de onbuigzame houding van Luther, die geen tegenspraak duldde. Maar ik schreef al dat het een tijd van polarisatie was. Het is bijna niet voor te stellen, maar zoals nu het publieke debat verdeeld is over kwesties als migratie of het klimaat, ging het toen over religie. Verandert brood en wijn bij de eucharistie echt in bloed en vlees, of is dat maar beeldspraak? Over dat soort kwesties stonden niet alleen theologen met verhitte koppen tegenover elkaar, maar ook de kerkelingen. Niet alleen tussen katholieken en protestanten, maar ook tussen protestanten onderling. Het werd een warboel, met honderden protestantse theologen met elk hun eigen aanhang, en ook menig theologisch weinig onderlegde maar wel bezielde idealist begon een eigen gemeenschap met gelovigen.
Lutheranen werden de grootste protestantse beweging in Duitsland, maar werden internationaal gaandeweg voorbijgestreefd door volgelingen van Calvin. Die bespreken wij straks, maar eerst een kort overzicht van de belangrijkste andere stromingen:
De wederdopers vormden een belangrijke ‘derde stroming’ maar bestond uit een bont gezelschap. Over de apocalyptische wederdopergemeenschap in Munster schreef ik al eerder; daar hadden de wederdopers hun kwalijke reputatie aan te danken. Maar de mainstream wederdopers waren brave lieden die zich vooral kenmerkten door hun opvatting dat religie een bewuste individuele keuze moet zijn. Religieuze dwang komt in hun woordenboek doorgaans niet voor. De bekendste wederdopers zijn tegenwoordig gemeenschappen zoals de mennonieten en de amish die kiezen voor pacifisme, afzondering en een afkeer hebben van de moderniteit. Daarnaast heb je de mainstream baptisten, een missionaire beweging met een grote internationale aanhang, theologisch tegenwoordig heel divers. Bekende baptisten waren John Smyth en Martin Luther King. Ook de Amerikaanse presidenten Truman, Carter en Clinton waren (zijn) baptist.
De Zwitserse reformatie van Huldrych Zwingli. Zwingli’s opstandigheid tegen de Roomse decadentie begon als dorpspastoor al een paar jaar eerder dan Luther, maar werd aanvankelijk weinig opgemerkt. Sterker: hij werd door zijn bisschop gepromoveerd tot pastoor van de belangrijkste kerk van Zürich. Pas toen kwam Zwingli’s protestantse beweging op stoom. Theologisch zat Zwingli ergens tussen Erasmus, Luther en Calvin in. Ook hij probeerde tot de kern van het christendom door te dringen; volgens hem bestond dat uit geloof en aanbidding. Christendom was voor hem meer dan theologie: het christendom zou je hele leven moeten beheersen, een totale integratie van de individu en de gemeenschap in dienst van het hogere. Zwingli vond dat christelijke taken zoals liefdadigheid en onderwijs door de overheid moesten worden verzorgd; daarmee zou het onderscheid tussen kerk en staat verdwijnen. Zwingli’s inzichten hadden invloed op het calvinisme en later ook op het Engelse puritanisme.
De rationalisten: vrijzinnige stromingen die het geloof een persoonlijke kwestie vonden en die intellectualistisch en interconfessioneel dachten. Dit waren de gemeenschappen die zich hadden laten inspireren door Erasmus en later door denkers als Sebastian Franck, Sébastien Castellio en Dirck Volkertsz. Coornhert. Deze denkers namen het voortouw bij het denken over religieuze tolerantie.
De socinianen, die sterk hechtten aan de vrije wil, en sceptisch stonden tegenover de goddelijke aard van Jezus. Deze socinianen kwam je destijds veel tegen in Polen en Roemenië; verwante genootschappen zijn internationaal de unitariërs, die vooral onder de intellectuele elite veel aanhang hebben. Isaac Newton, Albert Schweitzer en Thomas Jefferson hoorden tot de bekendste sympathisanten. In Nederland kun je de remonstranten tot deze stroming rekenen.
De mystici en spiritualisten: gelovigen die zich weinig gelegen lieten aan kerkelijke organisatie, en zich liefst terugtrokken en hun persoonlijke band met God inwendig beleefden. Bekende protestantse mystici en spiritualisten waren de latere Sebastian Franck, Kaspar Schwenckfeld en Emanuel Swedenborg.
De Engelse reformatie kwam pas goed op stoom toen Henry VIII in 1534 brak met het pauselijke gezag. De anglicaanse kerk die daaruit ontstond was in naam protestants, maar van een radicale breuk met de katholieke traditie was geen sprake. Wel maakte de kerk een onderscheid tussen de bijbelse sacramenten (doop en eucharistie) en de niet-evangelische sacramenten. Het celibaat voor priesters werd meteen afgeschaft.
Deze hervormingen gingen menigeen in Groot-Brittannië niet ver genoeg; er ontstond een puriteinse beweging die radicale soberheid voorstond en heel strikte voorschriften. Wij zouden nu spreken van de zwartekousenkerk. De beweging had sterk calvinistrische trekken. Vooral in de 17e eeuw zouden de puriteinen proberen om in Engeland het bestuur over te nemen, vergeefs, wat grote delen van de puriteinse gemeenschap deed besluiten om religieus zuivere kolonies te stichten in de Verenigde Staten. Cultureel en religieus laat die puriteinse invloed zich daar nog steeds gelden.
De opkomst van Calvin
Ook in Frankrijk was er onvrede met de kerk van Rome. De koning was dik met de paus, waar zij zich onder de adel en in de steden weinig populair mee maakten. Met name die kringen waren bevattelijk voor de reformatie. Maar Luther, een Duitser, had in Frankrijk weinig steun. Het wachten was op een Franse reformator. Die diende zich aan met Jehan Cauvin (die zijn naam internationaliseerde: Jean Calvin), uit het noordelijke Picardië. Hij kwam uit een goed Rooms nest.
Calvin studeerde theologie aan hetzelfde scholastische college in Parijs als Erasmus een generatie eerder, maar hij klaagde er stukken minder over. Na een graad in de theologie en een rechtenstudie kwam Calvin in aanraking met humanisten en lutheranen. Een spectaculair bekeringsverhaal is er niet; gaandeweg raakte hij overtuigd van de verdorvenheid van de Roomse rite. In 1534 zegde hij zijn kerkelijke betrekking op en verliet hij Frankrijk, op de vlucht voor de eerste golf protestantenvervolgingen, die de koning in gang had gezet.
In het protestantse ballingsoord Bazel zette hij zich aan zijn hoofdwerk Institutio Christianæ Religionis, waarvan hij de eerste versie in 1536 publiceerde. De Institutio werd goed ontvangen. Calvin publiceerde zowel in het Latijn (voor internationaal publiek) als in het Frans (voor de thuismarkt). Hij had het voordeel dat de grote theologische debatten tussen de reformatoren al gevoerd waren, zodat hij conclusies kon trekken die door velen werd gezien als ‘het laatste woord’. Calvin was bovendien een heldere denker en schrijver; hij schreef een goed toegankelijk werk, ondanks de ingewikkelde materie.
De theologie van Calvin
Protestanten waren geneigd om de onderlinge theologische verschillen uit te vergroten, maar de onderlinge overeenkomsten waren groter. Ter illustratie: Luther, Zwingli en nog een handvol reformatoren kwamen in 1529 in Marburg bijeen om de verschillen bij te leggen. Over 14 van de 15 stellingen konden zij het eens worden. Alleen over de transsubstantiatie bleken de verschillen onoverbrugbaar. En vlak de ego’s niet uit.
Het theologische verschil tussen Calvin en de andere reformatoren was dus subtiel, maar de verschillen zouden wel leiden tot een totaal andere religieuze cultuur, zoals wij straks zullen zien.
Een heet hangijzer onder reformatoren was en bleef de kwestie van de vrije wil en de predestinatie. In de vorige aflevering stond ik al even stil bij dat onderwerp. Ook Calvin maakte hier een heel punt van. Vrije wil bestaat volgens hem niet, alles is voorbestemd, en de tickets voor het paradijs staan al op naam. Maar als sterveling weet je op voorhand niets. Calvinisten zien dus Gods hand in elke gebeurtenis, hoe ellendig ook. Dat gaf (en geeft) gelovigen een enorme kracht om ook de ergste ‘beproevingen’ te doorstaan.
Maar: waarom nog moeite doen als alles toch al is voorbestemd? Nou, zei Calvin, als je als schepsel werkt aan het koninkrijk van God, dan moet dat haast wel betekenen dat je bent uitverkoren.
Een ander thema waarin Calvin zich onderscheidde van de rest, was de kwestie van de erfzonde. Luther beschreef de zonde vooral als een kwaad van buitenaf. Niet voor niets is de Duivel een hoofdpersoon in Luthers geschriften. Volgens Calvin zat het kwaad in onszelf. Wij zijn van nature zondige wezens, geneigd om te liegen, te stelen, en ons seksueel en alcoholisch te buiten te gaan. Dat was ook de oorzaak van de afgedwaalde kerk: die was in de greep van de zonde geraakt, bezweken aan verleidingen. De enige manier om aan die verleidingen het hoofd te bieden, was een gedisciplineerd leven in Gods gemeenschap. Wij moeten elkaar helpen om op koers te blijven.
Geneve onder Calvin
Hoe dat gedisciplineerde leven volgens Calvin moest uitpakken, zouden de burgers van Geneve ondervinden. Calvin had in 1537 besloten om te verhuizen naar Straatsburg, waar hij een kalm leven voor zich zag, schrijvend en studerend. Maar in 1541 deed de stad Genève een appèl op hem. De stad had haar onafhankelijkheid uitgeroepen, en de kerk van Rome afgezworen. Calvin had er een paar jaar eerder al een tijdje gepreekt, maar het stadsbestuur lag dwars; Calvin had zijn zin niet gekregen. Maar nu kreeg Calvin de vrije hand, om er een waarlijk koninkrijk van God te vestigen. De studeerkamergeleerde kreeg de kans om zijn idealen te verwezenlijken.
Het werd een stad waar de ayatollah’s van Iran zich de vingers bij zouden aflikken. Soberheid werd de norm. Kleding met ornamenten of van dure stoffen werden verboden, evenals al te uitbundige haardracht, of schoeisel waarin vrouwentenen zichtbaar waren. Er werden ouderlingen aangesteld die de huishoudens bezochten, de zondes van alle burgers bijhielden, en deze rapporteerden aan de dominees. Armen- en ziekenzorg werd alleen verstrekt aan burgers met een onberispelijk leven. Opkomst bij de preek was voor iedereen verplicht, meerdere dagen per week. Verzaakte je, kwam je te laat, of viel je in slaap, dan hing je een boete boven het hoofd. De stad was vergeven van de informanten, en burgers moesten elkaar verklikken. Er kwam een consistorie, waar Calvin een actieve rol in speelde, die functioneerde als een soort inquisitie. Alle ernstige gevallen van godslastering, vuilbekkerij, overspel, ontucht, roddels en ruzies, hekserij en ketterij werden voorgelegd. Boetes en hechtenis waren aan de orde van de dag. Voor de ernstiger gevallen was verbanning uit de stad weggelegd. Op ketterij en hekserij stond de doodstraf. In de 23 jaar dat Calvin aan het bewind was, werden 58 burgers geëxecuteerd, in een stad met 10.000 inwoners.
Calvin verbrandt een ketter, tot woede van zijn voormalige protégé
De Spaanse protestantse arts en theoloog Miguel Serveto publiceerde in 1553 opvattingen over de drie-eenheid die afweken van die van Calvin. Calvin deed aangifte bij de Raad van Genève. Het openbaren van theologische opvattingen strijdig met die van Calvin was in die stad een strafbaar vergrijp. Het stadbestuur vonniste en ging hetzelfde jaar nog over tot terechtstelling van Serveto. Hij werd levend verbrand.
In protestantse kring werd geschokt gereageerd op de terechtstelling van Serveto. De geschiedenis had zich herhaald: net zoals in het vroege christendom waren de vervolgden de vervolgers geworden. De protestantse geleerde Sébastien Castellio was aanvankelijk een protegé geweest van Calvin, maar werd later een paar keer door Calvin geschoffeerd; hij had zich ten opzichte van zijn beschermheer iets te vrijmoedig opgesteld. Het leverde hem de toorn van de calvinisten op. Net als Franck moest hij vluchten, werd hij door heel Europa opgejaagd om uiteindelijk in Bazel een veilige haven te vinden.
De terechtstelling van Serveto door Calvin maakte Castellio woedend. Hij publiceerde vanuit Bazel anoniem een pamflet, De haereticis, an sint persequendi (Over ketters, of zij vervolgd moeten worden, 1554), waarin hij uitgebreid en met verwijzing naar talloze Bijbelteksten en wijsheden van kerkvaders en tijdgenoten uiteenzette waarom de vervolging van ketters tegen de wil van God ingaat. Castellio haalde in zijn werk een aantal kerkvaders aan, en een hele reeks geestverwante tijdgenoten. Het leest als een catalogus van tolerante denkers in de 16e eeuw. Het leverde hem een vinnige polemiek op met Calvin en diens secondant Theodore de Bèze, die een helder inzicht geeft in de tegengestelde opvattingen over geloofsvrijheid in de 16e eeuw. Castellio’s betoog was duidelijk relativistisch van aard:
Hoewel er bijna net zo veel meningen zijn als er mensen zijn, is er nauwelijks een geloofsrichting die niet alle andere veroordeelt en die alleenheerschappij wil. Vandaar al die verbanningen, ketenen, gevangenschap, brandstapels, galeien en de ellendige woede die dagelijks mensen bestraft die met de machtigen van mening verschillen over zaken waar al eeuwen over getwist wordt en die nog altijd niet zijn opgehelderd.
— Sébastien Castellio, De haereticis, an sint persequendi (1554)
Een reactie uit Genève bleef niet uit. Zowel Calvin als De Bèze schreven hun verweer. Calvin zag zichzelf als degene die door God geroepen was om de waarheid te verkondigen en hij was ervan overtuigd dat het zijn plicht was om net als eens de oudtestamentische profeten dat hadden gedaan, deze waarheid te verdedigen. De opvattingen van Serveto aangaande de drie-eenheid waren onjuist, en daarom ketterij. Verder verwees Calvin naar Augustinus die had gevonden dat de ketterse donatisten de doodstraf hadden verdiend. Hij verzuimde erbij te vermelden dat Augustinus juist had gezegd dat de doodstraf niet opgelegd mocht worden, ook al was deze wel verdiend.
De Bèze deed er nog een schepje bovenop. Als men vrijheid van religieus denken zou toestaan, zou er van de christelijke leer niets overblijven. Wie Serveto verdedigde was een werktuig van Satan en gewetensvrijheid was een duivelse leer. De belangrijkste taak van de samenleving is het in stand houden van de godsdienst. Geloof is essentieel voor verlossing; de samenleving moet zichzelf beschermen tegen godslastering waarmee zielen zich richten op de eeuwige dood. De wereldlijke autoriteiten hadden de taak om ketters te bestraffen, en in ernstige gevallen ter dood te brengen, zoals je een dolle hond moet afmaken.
Calvin erkende in zijn verweerschrift dat de kerk weliswaar eeuwenlang slachtoffer was geweest van vervolging, en dat het beter is dat christenen elkaar niet te lijf gaan. Edoch, autoriteiten die met de genade Gods begiftigd zijn, hebben het van God verworven recht om misdadigers terecht te stellen. De kerk had bij die vervolging wel degelijk een rol, namelijk om erop toe te zien dat de magistratuur handelt in overeenstemming met het Woord van God. Aangezien Serveto’s ontkenning van de drie-eenheid een strafbaar vergrijp was in Genève, en bovendien in strijd was met woord van God, was de brandstapel voor Serveto gelegitimeerd.
De argumentatie van Calvin kwam overeen met die op basis waarvan de katholieke kerk de handelwijze van de Inquisitie steevast legitimeerde. Hij verschuilde zich achter het wereldlijk gezag. Benieuwd wat Castellio daar tegenin te brengen had.
Castellio gaat niet rechtstreeks in op de scheiding tussen kerk en staat. Hij negeert het argument dat de staat verantwoordelijk is voor de executie. In plaats daarvan blijft hij continu Calvin persoonlijk beschuldigen als degene die er verantwoordelijk voor was dat Serveto werd terechtgesteld. En zo was het feitelijk ook. Als Calvin het niet met Serveto aan de stok had gekregen, was die laatste nooit terechtgesteld. Castellio hamert er vooral op dat je alleen geweld met geweld mag vergelden. Aangezien Serveto geen geweld had gebruikt, maar alleen een afwijkende mening had, was zijn terechtstelling disproportioneel geweest.
De Reformatie, de godsdienstoorlogen, de genadeloze vervolging van protestanten door de inquisitie, maar ook de terechtstelling van Serveto door Calvin leidden ertoe dat in theologische kringen debat op gang kwam over gewetensvrijheid in de godsdienst. Voorstanders van kettervervolgingen, waaronder Calvin, stelden dat de eenheid van de kerk bewaakt moest worden:
zij verscholen zich achter het feit dat de kerk nooit doodsvonnissen voltrok (dat lieten zij over aan het wereldlijke gezag),
zij beriepen zich op Jezus’ uitspraak “dwing hen te komen”,
er werd verwezen naar de opvatting van Augustinus over de donatisten,
en naar de opvatting van Tomasso d’Aquino uit 1265 dat zondaars gedood moeten worden als zij de gemeenschap dreigen te besmetten met hun zondigheid.
Het belang van eenheid in de kerkelijke gemeenschap ging boven individuele gewetensvrijheid. Jezus’ instructie om het oordelen maar aan God over te laten kwam niet van pas.
Kerk en staat volgens Luther en Calvin
Een van de geschilpunten tussen Luther en Calvin was de scheiding tussen kerk en staat. Luther had wel oren naar een staatskerk, Calvin niet. Verwarrend genoeg had Calvin dan weer geen enkel bezwaar als de staat als een verlengstuk van de kerk opereerde.
Luther begon als idealist: hij had schoon genoeg van de corruptie in de kerk van Rome en wilde weer terug naar de kern: een autonome, spirituele gemeenschap van gelovigen. Maar hoe dat dan verder moest, praktisch gesproken, daar had hij geen vastomlijnde ideeën over. Pas gaandeweg werd hij gedwongen om daarover na te denken. Pas na de Duitse Boerenoorlog (1524-1525) kristalliseerden zijn opvattingen daarover, met name in de Augsburgse Belijdenis van 1530. Luther had toen al een stevige machtspositie opgebouwd, en had meerdere Duitse vorsten aan zijn kant staan. Dat had hij mede te danken aan zijn opstelling in de Boerenoorlog, waarin hij weigerde de kant te kiezen van de opstandelingen, zelfs als zij zich als protestanten verzetten tegen een Roomse vorst. Luther was van law and order.
Andersom: de kerk moest autonoom en soeverein zijn in geestelijke zaken. Vorsten hadden niets te zeggen over kerkelijke zaken.
Iedereen moet maar op eigen risico beslissen wat hij gelooft dat het beste is. Mensen komen niet op mijn gezag in de hemel of de hel. En net zomin kunnen zij mij dwingen om iets te geloven. Het geloof is een individuele gewetenskwestie. Dit doet niets af aan (de autoriteit van) de wereldlijke bestuurders. Die moeten zich met hun eigen zaken bemoeien, en mensen toestaan te geloven wat zij willen. Geloof is vrij en niemand kan gedwongen worden te geloven.
— Martin Luther, Von weltlicher Obrigkeit, wie weit man ihr Gehorsam schuldig sei (1523)
Maar naarmate zijn eigen kerkgemeenschap aan belang toenam, begon die opvatting te kantelen. Aanvankelijk had hij er bijvoorbeeld geen bezwaar tegen als die gruwelijke katholieken hun eigen godsdienst bleven belijden in Lutherse gebieden, maar binnen een paar jaar had hij zijn mening al bijgesteld:
Onze regering dwingt niemand om in het evangelische geloof te belijden, het onderdrukt alleen maar externe gruwelen.
— Martin Luther, Brief aan Georg Spalatin (1525)
Dat klinkt nog tamelijk tolerant, maar onder die “externe gruwelen” verstond hij met name de katholieken, die immers onder gezag stonden van de aartsvijand in Rome: de paus.
Luther ontwikkelde langzamerhand een theorie waarin de vorst ‘bij de gratie Gods’ regeert. Zo lang de vorst het ware protestantse geloof propageert en beschermt, beschikt hij in de opvatting van Luther over legitimiteit. Zo ontstonden de Lutherse staatskerken.
Menig Duits vorst begon zich achter de oren te krabben, vooral in de gebieden waar de bevolking al was overgegaan tot Luthers rebelse beweging. Luther beloofde de vorst dus legitimiteit, maar een andere afweging was domweg pragmatisch: de Roomse kerk had in alle vorstendommen een hoop in de melk te brokkelen. De Roomse kerk was grootgrondbezitter en feitelijk had geen enkele vorst vrijheid van handelen zonder de instemming van de lokale aartsbisschop. De mogelijkheid om zich daarvan te ontdoen, en en passant de kerkelijke eigendommen te onteigenen, was voor menig vorst het risico wel waard van een conflict met de keizer, desnoods gewapend.
Calvin ging ogenschijnlijk verder in de scheiding tussen kerk en staat. Het waren twee gescheiden lichamen, met gescheiden verantwoordelijkheden, al had de staat wel de plicht om de kerk te ondersteunen. Maar religie en de staat waren absoluut niet gescheiden. De kerk had over de staat formeel niets te zeggen, maar de staat was wel gebonden aan Gods wetten. De staat had de plicht om religie te vestigen, om de aanbidding van God te beschermen, om vroomheid te bevorderen en de positie van de kerk te verdedigen. Het liefst zag hij vrije verkiezingen, maar de kerk zou zich absoluut niet onthouden van een stemadvies.
Toegegeven: Calvin hield zich in Genève wel aan de democratische spelregels. Het stadsbestuur was vrij verkozen, en er waren ook kiezers die niets ophadden met Calvins theoterreur. Die hadden evengoed stemrecht; en bij democratische besluitvorming legde Calvin zich neer. Maar had hij eenmaal de meerderheid verworven, dan had hij verder weinig scrupules. En in 1555 liet hij zijn belangrijkste opponenten in de stad, geleid door de gematigde familie Perrin, arresteren, onteigenen en verbannen. Nu was het gedaan met de oppositie.
De tolerantie van de reformatie
De reformatie zou leiden tot het debat over religieuze tolerantie, maar met de religieuze tolerantie van met name Luther en Calvin zelf was het niet best gesteld. Zowel Luther als Calvin beijverden zich om afwijkende meningen in eigen gelederen te onderdrukken. Luther gebruikte zijn invloed om dissidenten het leven zuur te maken, ook als zij waren gevlucht buiten zijn invloedssfeer. Calvin deed hetzelfde, met Castellio onder andere. En hij vestigde een waar schrikbewind in Genève, waar dissidenten zelfs op het schavot eindigden.
Nu wij de vorming van de moderne religieuze tolerantie naderen, is het tijd om het begrip uit te diepen. Je kunt het begrip uitsplitsen:
Ruimte voor tegenspraak binnen de eigen religieuze gemeenschap.
Ruimte voor normafwijkend gedrag binnen de eigen religieuze gemeenschap.
Daaraan verwant: hoe ingrijpend zijn de religieuze normen op het dagelijks leven van de gelovigen? Immers: hoe ingrijpender de normen, des te meer ‘gelegenheid’ voor tolerantie.
Hoe ingrijpend zijn de sancties als een gelovige de geloofsgemeenschap wil verlaten?
Welke visie heeft de religie op de scheiding tussen kerk en staat? Immers: de staat heeft ook macht over de burgers die niet tot de geloofsgemeenschap behoren.
Daaraan verwant: hoeveel ruimte is er voor normwafwijkend gedrag buiten de eigen religieuze gemeenschap?
Heeft de religieuze stroming de waarheid in pacht, of erkent zij dat er meerdere wegen naar zaligheid zijn?
Hoeveel ruimte mogen concurrerende religies krijgen? Hebben zij bijvoorbeeld dezelfde rechten en privileges? Mogen zij zich actief richten op zending en bekering van gelovigen?
Zoals je hebt kunnen lezen, was het met de religieuze tolerantie binnen de protestantse gemeenschappen niet goed gesteld. Tegenspraak werd niet geduld, de normen waren strikt, ketterij en apostasie1 waren strafbaar, scheiding tussen kerk en staat was er nauwelijks, de betrekkingen met andere geloofsrichtingen waren vijandig, en het eigen geloof was het enige zaligmakende geloof. Van vrijheid of gelijke rechten voor concurrerende religies was nauwelijks sprake.
De ontwikkeling naar meer interne tolerantie in de christelijke kerken is nog steeds gaande; een kwestie van eeuwen dus. Aan het einde van deze reeks gaan wij daar dieper op in.
Extern, dus tussen de gemeenschappen onderling, en dan in het bijzonder de kerk van Rome en de protestanten, stonden zij letterlijk op voet van oorlog met elkaar. Daar gaan wij het in de volgende aflevering over hebben: hoe hebben de christelijke kerken met elkaar leren leven?
Meer lezen?
Een beknopt overzicht van Luthers theologie kun je vinden in de Belijdenis van Augsburg, opgesteld door Luthers secondant Philipp Melanchton (1530-1540)
Een boeiend inkijkje in zijn gedachtenwereld bieden Luthers Tischreden (1531-1546): assistenten noteerden opmerkingen van Luther aan de eettafel bij hem thuis. Ook deels beschikbaar in het Engels.
Martin Luther, Von weltlicher Obrigkeit, wie weit man ihr Gehorsam schuldig sei (1523)
Jean Calvin, Institutio christianæ religionis (1536-1559), online in meerdere talen beschikbaar
Sébastien Castellio, De haereticis, an sint persequendi (1554), ook online in het Frans beschikbaar.
Jean Calvin, Defensio orthodoxae fidei de sacra Trinitate (1554)
Théodore de Bèze, De haereticis a civili magistratu puniendis libellus (1554)
Steven Ozment, The age of reform 1250-1550. An intellectual and religious history of late medieval and reformation Europe (1980)
Andrew Pettegree, Brand Luther (2015)
Carlos Eire, Reformations. The early modern world 1450-1650 (2016)
Voor wie zich uitgebreider wil inlezen, kan ik met name dat laatste, het voortreffelijke en goed leesbare boek van de Cubaan Carlos Eire, hoogleraar aan Yale, aanraden.
Dit was de elfde nieuwsbrief in een lange reeks: tolerantie en het christendom. Een overzicht van alle artikelen in deze reeks tref je aan in het overzichtsartikel Tolerantie in de geschiedenis van het christendom.
De volgende aflevering gaat over religieuze tolerantie na de Reformatie. Om de spanning vast te houden, moet de reeks over Moraliteit en tolerantie nog maar even wachten.
Istanbul, 21 oktober 2023
In Calvijns Genève werd in 1632 de theoloog Nicolas Antoine veroordeeld tot de brandstapel omdat hij zich wilde bekeren tot het judaïsme. Formeel is dat geen ketterij maar apostasie (geloofsafval), kennelijk onder protestanten in die tijd ook een doodzonde. En van 1540 tot 1612 eindigden in het anglicaanse Engeland maar liefst twaalf theologen op de brandstapel wegens ketterij, namelijk lutherse of doopsgezinde overtuigingen. Het aantal katholieken dat wegens hun overtuiging door protestants geweld aan hun einde kwamen, is niet in cijfers uit te drukken, zo veel waren het er. En andersom natuurlijk minstens even veel.