Als Gods wil leidt tot een burgeroorlog
Wat te doen bij een religieuze opstand: schipperen of de beuk erin? Religieus pragmatisme in de vroegmoderne tijd deel 1: Frankrijk, over de calvinistische burgeroorlog in de jaren 1560.
In de vorige aflevering zette ik uiteen waarom religieuze tolerantie in de 16e eeuw ondenkbaar was. Onderling begrip tussen katholieken en protestanten was een zondige gedachte. De tegenstander was duivelsgebroed en moest met wortel en tak worden uitgeroeid. Religieuze verdeeldheid onder één vorst was het ergst denkbare scenario.
Maar religieuze eensgezindheid was ver te zoeken. Met de excommunicatie van Luther was een deur gesloten die niet meer viel te openen. En voor de groeiende aanhang van de Geneefse ayatollahs was een vergelijk met de antichrist uit Rome absoluut onbespreekbaar. De geest was uit de fles.
Het probleem van religieuze verdeeldheid deed zich vooral voelen in achtereenvolgens Duitsland, Frankrijk, de Nederlanden en Engeland. In Duitsland, waar de Reformatie was begonnen, werd religieuze verdeeldheid bezworen met het beginsel van Cuius regio, eius religio uit de Vrede van Augsburg in 1555. De lokale machthebber besliste welke religie de staatsgodsdienst was. Beviel die de burger niet, dan hoefde hij maar zijn biezen te pakken naar een naburig staatje waar de godsdienst van keuze wel werd aangeboden. Het debat over religieuze tolerantie hoefde er daardoor niet meer op het scherp van de snede gevoerd te worden.
Maar ondertussen was pakweg tien procent van de Fransen protestants geworden, grotendeels calvinistisch om precies te zijn, en telde de beweging menig man van aanzien, waaronder veel hoge adel. En de calvinisten waren stukken strijdvaardiger dan de lutheranen. Kettervervolgingen en slachtingen leek ze alleen maar aan te moedigen. Het zou leiden tot godsdienstoorlogen van met name de jaren 1560. De situatie in Frankrijk leek uitzichtloos. Diepgaande discussie over religieuze tolerantie begon daardoor rond het jaar 1560.
De Nederlandse opstand begon later, zo rond 1568. De Nederlandse staatsvorming kreeg een begin in 1579 met de Unie van Utrecht, en twee jaar later met een onafhankelijkheidsverklaring, het plakkaat van verlating. Discussie over religieuze tolerantie komt daardoor in de Nederlanden later op gang dan in Frankrijk, en tolerantiegezinde geschriften van Nederlanders blijken vaak geïnspireerd te zijn door eerdere Franse denkers.
Het debat in Engeland sluit de rij, en wordt vooral verpersoonlijkt door John Locke, die tussen 1683 en 1689 als balling in Amsterdam kennismaakte met het staartje van het tolerantiedebat in de Nederlanden. Lockes Letter concerning toleration werd gepubliceerd in 1689.
Daarna sluit de cirkel weer in Frankrijk, met Voltaire, die zijn filosofische rijping vooral in Engeland had ondergaan, en goed bekend was met het werk van Locke. Rondom de publicatie van Voltaires Traité sur la tolérance in 1763 werd religieuze tolerantie geleidelijk een mainstream idee en begon de opmars van tolerantie als deugd.
Willen we dus de oorsprong van het debat over religieuze tolerantie vinden, dan moeten wij naar het Frankrijk van de jaren 1560, met denkers als Michel de L’Hospital, Étienne Pasquier, Sébastien Castellio en Jean Bodin. Maar omdat dit artikel gaat over pragmatische tolerantie, moeten wij eigenlijk nog één stap terug, naar een boek dat in elk geval Pasquier en Bodin op hun nachtkastje hadden liggen, en vermoedelijk ook L’Hospital: Il principe van de Florentijn Niccolò Machiavelli.
De stoute Florentijn
Met Il principe hoopte Machiavelli weer in het gevlij te komen bij zijn heer, Lorenzo de’ Medici, heerser van Florence. Il principe was een vorstenspiegel, een genre dat vrij algemeen werd beoefend door politieke denkers: een geschreven advies aan heersers hoe dat nou aan te pakken, het runnen van een staat. Meestal waren dat vrome en moralistische adviezen, dweperig en saai.
Machiavelli, tijdgenoot van Erasmus, pakte het ondeugender aan. Een vorst moet zich bedienen van list en bedrog als de omstandigheden dat vereisen. Een vorst moet koste wat het kost in het zadel blijven, ook als dat gepaard gaat met bloedvergieten. Om populair te blijven, moet je werken aan je publieke imago en mag je de waarheid best geweld aandoen. Het is beter om gevreesd te zijn dan geliefd; je moet altijd een beetje enigmatisch en onvoorspelbaar zijn. Verdeel en heers. Het doel heiligt de middelen. Machiavelli’s boek was een ode aan amorele, cynische machtspolitiek.
Het boek verscheen in 1532, vijf jaar na Machiavelli’s dood, en werd meteen een schandaal en een sensatie. Het boek werd gretig gelezen, maar conform Machiavelli’s advies buitelden de lezers over elkaar heen in hun veroordeling van de amorele inhoud. Echter, de kern van de boodschap bleef hangen. Voor heersers moet het pragmatische lijfsbehoud voorop staan. Als moraliteit en staatsmacht met elkaar in conflict komen, dan zet moraliteit maar beter een stapje opzij. Deugdzaamheid is mooi meegenomen, zolang je maar in het zadel blijft.
Een mens die in alle opzichten deugdzaam zou willen zijn, moet onder zovelen die dat niet zijn, noodzakelijk te gronde gaan. (...) Alles weloverwogen, zal hij soms vinden dat een handeling die deugdzaam schijnt, tot zijn val zou leiden; terwijl uit een andere, misdadig schijnende handeling zijn zekerheid en geluk voortvloeit.
— Niccolò Machiavelli, Il principe (1532)
Dat was een nieuwe, revolutionaire gedachte. De heersende idee was dat vorsten zich moesten laten leiden door christelijke moraliteit; de ideale vorst was een baken van deugdzaamheid. Machiavelli beargumenteerde dat vorsten zich in de eerste plaats moesten laten leiden door pragmatisme. Over het lot van de onderdanen heeft Machiavelli het niet veel. Het belang van de vorst, de staat en haar onderdanen vielen kennelijk samen. Die onderdanen gedijen het best als dat belang voorrang heeft op alle andere afwegingen. Want dat levert een stabiele staat op, een vereiste om ook het beste uit de onderdanen te halen.
Zo redenerend, kun je beargumenteren dat een vorst ook andere religies moet toelaten dan de eigen religie, als dat de vorst het beste uitkomt. Pragmatisme weegt dan zwaarder dan de eigen religieuze overtuigingen van de vorst.
Vrede en stabiliteit wegen zwaarder dan de moraliteit van de soeverein.
Machiavelli, Bodin
Het pragmatisme van de politiques
Frankrijk in de jaren 1560
In de vorige aflevering schetste ik al in vogelvlucht de geschiedenis van tolerantie voor het protestantisme in Frankrijk. Wij zoomen nu in. Wat was er aan de hand in Frankrijk in 1560? Het kwam erop neer dat de Franse koningen de protestantse kwestie een beetje hadden laten versloffen. Tot ongeveer 1540 zag je in Frankrijk wat plukjes Lutheranen en hier en daar een calvinist. Veel stelde het niet voor, en het waren vaak buitenlanders. Voor zover het Fransen waren, waren het maar ‘kleine luiden’, vond de koning. Niets om je zorgen over te maken. Laat het maar aan de kerk over. Maar de Inquisitie was in Frankrijk, anders dan in Spanje, Portugal en Italië, bijna niet meer actief. Zo vanaf 1539 begon de aanhang van Calvin te groeien. Er werden nu decreten aangenomen die ernstige bestraffing van ketterij in het vooruitzicht stelden. Maar de handhaving haperde; de magistratuur was niet opgewassen tegen haar taak, als gevolg van grootschalige incompetentie en corruptie. Ook waren er magistraten die zelf waren overgestapt naar het calvinisme. Het calvinisme bleek ook aantrekkingskracht te krijgen op de elite; menig edelman of lid van de haute bourgeoisie trad toe. In de jaren 1550 leek de aanwas van calvinisten niet meer te stoppen, ondanks grote woorden van koning Henri II, die beloofde dat er rivieren van protestants bloed door Frankrijk zouden stromen als hij de handen vrij had. Zo ver zou het niet komen. Henri raakte gewond in een toernooi en overleed in 1559. Zijn zoons waren nog te jong om hem op te volgen en bleken later als volwassene ook niet bijster competent. Hun moeder, Catarina de’ Medici, nam de touwtjes in handen, maar kon niet voorkomen dat in het machtsvacuüm de beruchte Franse hofintriges het landsbestuur verlamden, onder aanvoering van een handvol rivaliserende hoogadellijke clans, met name de families De Guise en De Bourbon.
Michel de L’Hospital
Michel de L’Hospital (1506-1573) was een schrandere jurist die zijn humanistische opleiding vooral had genoten in Italië. In 1560 schopte hij het tot kanselier van Frankrijk, een topfunctie onder de koning, onder andere belast met justitie en de rechtspraak. L’Hospital had twee machtige beschermers: Catarina de’ Medici en Charles de Guise, kardinaal van Lotharingen. Catarina de’ Medici was de dochter van Lorenzo, de heerser aan wie Machiavelli zijn beruchte boek had opgedragen, en het nichtje van paus Leo X. Catarina deelde de lakens uit in Frankrijk, na de dood van haar echtgenoot, koning Henri II van Frankrijk, namens haar incapabele zoon. Maar zij had het niet in haar eentje voor het zeggen. Zij moest de macht delen met haar zwager, François de Guise, de broer van de kardinaal. De machtige familie De Guise was militant katholiek en zou later alles op alles zetten om het protestantisme met wortel en tak uit te roeien. Catarina en de familie De Guise zouden in 1572 de Bartholomeusnacht beramen, het bloedbad dat afrekende met de aanvoerders van de protestantse Franse adel. L’Hospital had dus zeer machtige, zeer katholieke vrienden. Dat maakte het des te saillanter dat juist hij in 1560 naam maakte met een betoog om de Franse protestanten een beetje ruimte te gunnen.
Het geweld kwam van beide kanten, maar leek toch vooral door katholieke troepen geïnitieerd. Calvinistische bijeenkomsten werden uiteengeslagen, en steden die in meerderheid calvinistisch waren, werden ingenomen. Ook weer niet onbegrijpelijk, want wie zich realiseert hoe het er in het calvinistische Genève toeging, kan zich voorstellen dat de overname van Franse steden ingericht naar Calvinistisch model voor het koninklijke gezag onverteerbaar was. In reactie op het katholieke geweld voegde menig calvinist zich bij de troepen van protestantse adel, zoals de prins van Bourbon-Condé. De Hugenotenoorlogen waren ook een verlengstuk van rivaliteit onder de hoogste adel over de macht in het koninkrijk. Ook de troepen van hugenoten veroverden steden, en hielden zich onledig met vergeldingsacties, zoals het uitmoorden van kloosters.
Wat nu aan te vangen met die ellendige protestanten? Verschillende pogingen werden ondernomen om de katholieken en de protestanten theologisch te verenigen. Misschien was er zelfs een nationale Franse kerk denkbaar, zonder inmenging van het Vaticaan, en met concessies aan de protestanten. In gematigde kringen werd dit idee serieus overwogen, maar het werd geblokkeerd door Rome en Genève.
Onder dit gesternte werd L’Hospital in 1560 aangesteld. L’Hospital was in de eerste plaats een nationalist, en een man van law and order. Er moest puin worden geruimd; de magistratuur moest weer een effectief instrument van landsbestuur worden, met effectieve bestrijding van opstandige hugenoten. Maar hij was ook een realist. Met retorisch geweld dam je de religieuze chaos niet in; dat moet met beleid. En prudent beleid vergt dat je haalbare doelstellingen formuleert. Ten eerste was het ondoenlijk om alle protestanten te vervolgen. Sowieso gold er gewetensvrijheid: geloofde je in je vrije tijd in de leerstellingen van Calvin, dan hoefde je nergens voor te vrezen. Maar openbare uitingen, zoals de eredienst, waren verboden. Voor brave ketterse kerkgangers had de staat geen tijd: L’Hospital vond dat de kerkelijke rechtbanken zich daar maar mee bezig moesten houden. Kerkelijke rechtbanken waren niet bevoegd om terechtstellingen te gelasten. Een pastorale aanpak was geboden: onder dwang kun je iemand niet bekeren. Justitie moest zich voortaan alleen nog maar bezighouden met de protestanten die daadwerkelijk gezagsondermijnend actief waren.
Je kunt niet onder dwang iemand van gedachten laten veranderen.
Erasmus, L’Hospital, Castellio
L’Hospital was geen voorstander van religieuze tolerantie; religieuze verdeeldheid noemde hij herhaaldelijk een straf van God. Zijn missie was om het religieuze geweld te bezweren, linksom of rechtsom. In theologische argumenten had hij geen belangstelling: dat moesten de theologen onderling maar uitvechten. Onder zware druk vond daartoe in 1561 het Colloquium van Poissy plaats. De Franse kerkelijke top was aanwezig, een zware delegatie uit Rome, en aan de protestantse kant Théodore de Bèze zelf. Zelfs de elfjarige koning Charles IX was present, om het gewicht van de bijeenkomst te benadrukken. De opdracht was om theologische verzoening tot stand te brengen. Vanuit het Vaticaan was de delegatie geïnstrueerd om geen millimeter toe te geven. De Paus was doodsbenauwd dat er een nationale kerk van Frankrijk zou ontstaan, met protestantse invloeden en buiten zijn gezag. De Bèze haakte af toen er een compromis werd geopperd gebaseerd op Luthers Augsburgse confessie. Het colloquium werd een grandioze mislukking.
L’Hospital zag dat het nu tijd was voor plan B. De kern van dat plan was dat jaar bepleit door een anonieme auteur, vermoedelijk de jonge jurist Étienne Pasquier, in zijn Exhortation aux Princes. De katholieke meerderheid zou er graag op los timmeren, om het protestantse kwaad voor altijd uit te roeien. Maar het bestraffen van protestanten was zinloos, en zou de boel alleen maar verder doen escaleren, vond L’Hospital.
Dat zou niet alleen weerzinwekkend zijn in de naam van het christendom, maar ook voor de mensheid. Hoe kunnen we de troepen opdracht geven om te vechten tegen hun vaders, zonen, broers, vrouwen of familieleden? (...) In gezinnen houden degenen die katholiek blijven niet op in vrede en liefde te leven met degenen die het nieuwe geloof aannemen. Op dezelfde manier kan men in één koninkrijk in vrede leven met mensen met verschillende meningen. (...) Het gaat niet over de instandhouding van religie (constituenda religione), maar over de handhaving van het algemeen belang (constituenda republica). (...) Het gaat er niet om om te beslissen welke van de twee bekentenissen beter is, maar eenvoudigweg of de protestantse prediking wel of niet moest worden toegestaan. Velen kunnen burger zijn die geen christen willen zijn; zelfs de geëxcommuniceerden houden niet op burger te zijn.
Michel de L’Hospital, rede op 3 januari 1562 in St. Germain
Deze rede van Michel de L’Hospital in 1562 ging de geschiedenisboeken in. Het was voor het eerst dat een prominent denker opperde dat een koninkrijk meer dan één christelijke religie zou kunnen tellen.
Helaas haalde het allemaal niets uit. De jaren 1560 werden gekenmerkt door telkens nieuwe edicten, die voortdurend werden gebroken. De calvinisten namen met niets minder genoegen dan een kerkelijke autonomie voor zichzelf en volledige reformatie van Frankrijk, of eigenlijk: de hele mensheid. De militante katholieken, de troepen van de familie De Guise voorop, hadden er genoeg van en trokken een bloedspoor door het land. L’Hospital werd uiteindelijk in 1568 uit zijn functie ontheven en ging mokkend met pensioen.
Als het niet gaat zoals het moet, dan moet het maar zoals het gaat.
Pasquier, L’Hospital
Maar de pragmatische opstelling van L’Hospital maakte school; de compromisbereide, op het landsbelang gerichte denkers kregen zelfs een bijnaam: de politiques. Als het niet gaat zoals het moet, dan moet het maar zoals het gaat. De invloed van Machiavelli blijft impliciet maar onmiskenbaar: de stabiliteit van de staat heeft voorrang op de moreel beste optie van een hegemone, ongedeelde katholieke kerk.
Sébastien Castellio
De volgende duit in het zakje deed Sébastien Castellio. Hij kwam al eerder voorbij als de luis in de pels van Jean Calvin met een fel pleidooi voor religieuze tolerantie op theologische gronden, in zijn De haereticis, an sint persequendi (1554). Maar ook de uitzichtloze situatie in Frankrijk volgde hij vanuit Bazel op de voet. Een jaar voor zijn dood, in 1562, schreef hij in de volkstaal zijn Conseil à la France désolée, advies aan het droefgeestige Frankrijk. Castellio was overigens beslist geen politique: hij was een outsider. Maar omwille van de chronologie neem ik hem hier wel op.
Nationale eenheid is belangrijker dan religieuze eenheid.
Castellio
Castellio nam zijn positie als buitenstaander serieus: beide kampen kregen ervan langs in zijn Conseil. Zowel de katholieken als de calvinisten hielden zich feitelijk bezig met geloofsdwang. Castellio zag maar één uitweg: het naast elkaar toelaten van twee kerkgenootschappen. Nationale eenheid was belangrijker dan religieuze eenheid. Daarmee ging Castellio verder dan L’Hospital en Bodin, die tolerantie voor calvinisten alleen tijdelijk toelaatbaar vonden.
Met repressie bereik je je doel niet; het is contraproductief en het leidt tot een geweldsspiraal.
Castellio, Bodin, Locke
Jean Bodin
Het gedachtegoed van de politiques werd in 1576 het meest systematisch verwoord door Jean Bodin, in zijn Six livres de la république. Het boek ging niet over religieuze tolerantie, maar geldt als het eerste boek ter wereld dat de politieke wetenschap systematisch wilde benaderen. Bodins werk zou later grote invloed hebben, onder meer op Thomas Hobbes en Hugo Grotius.
Hoewel Bodin uitdrukkelijk afstand nam van Machiavelli, was zijn argument wel door hem geïnspireerd. Het volk is twistziek, per definitie. De vorst moet te allen tijde een positie kiezen boven de partijen, om conflicten in de kiem te smoren. Stabiliteit gaat voor alles. Geloofskwesties wakkeren bij uitstek verdeling aan, vooral omdat over geloof niemand de waarheid in pacht heeft. De vorst doet er verstandig aan om theologische oproerkraaiers die op zoek zijn naar een eigen religieuze beweging hardhandig te onderdrukken. Maar lukt dat niet, en heeft een beweging eenmaal een vaste voet aan de grond, dan is onderdrukking te laat. Zie er dan maar mee te dealen. Hoe doe je dat? Door boven de partijen te staan. Kies geen partij, maar sta er boven. Alleen zo behoud je je gezag en kun je stabiliteit waarborgen.
Verder weken Bodins opvattingen nauwelijks af van die van L’Hospital. Een eenheidskerk is uiteindelijk het ideaal, maar om pragmatische redenen is tijdelijke toelating van een protestants kerkgenootschap de minst slechte optie.
De koning moet boven de partijen staan, dus desnoods ook religieus neutraal blijven.
Bodin
Wordt vervolgd
Tot zover de situatie in Frankrijk in de tweede helft van de 16e eeuw. In de volgende aflevering verplaatst de discussie zich naar de Nederlanden, waar rond 1570 een opstand uitbrak tegen het lompe optreden van de katholieke koning, ver weg, in Madrid.
Al gauw scheidden zich een aantal Nederlandse provincies zich af, waar haast iedereen de buik vol had van de religieuze bemoeienis uit Madrid en Rome. Er vormde zich een algemene kerk, die werd gedomineerd door de calvinisten. Antikatholiek was de stille meerderheid niet, maar twee kerkgenootschappen publiekelijk naast elkaar, dat was nog een brug te ver. Maar zo veel macht hadden de calvinisten niet, dat zij hun confessie op de hele bevolking konden opdringen. Min of meer geruisloos ontstond religieuze tolerantie voor andere stromingen, zo lang zij zich discreet opstelden en het primaat van de algemene kerk niet uitdaagden. De merendeels pragmatische bestuurders vonden het prima zo.
Hoe deze situatie ontstond, en hoe daarover werd gediscussieerd, bespreken wij in de volgende aflevering, over religieus pragmatisme in de Nederlanden rond het jaar 1600.
Meer lezen?
Niccolò Machiavelli, Il principe (1532), ook online beschikbaar in het Nederlands
Hans Guggisberg, Castellio und der Ausbruch der Religionskriege in Frankreich. Einige betrachtungen zum Conseil à la France désolée, Archiv für Reformationsgeschichte (1977)
Edmond Beame, The use and abuse of Machiavelli: The sixteenth-century French adaptation, Journal of the History of Ideas (1982)
Mario Turchetti, Religious concord and political tolerance in sixteenth- and seventeenth- century France. Sixteenth Century Journal (1991)
Seong-Hak Kim, Michel de L’Hôpital: the vision of a reformist chancellor during the French religious wars (1997)
Rainer Forst, Toleranz im Konflikt. Geschichte, Gehalt und Gegenwart eines umstrittenen Begriffs (2003)
Joseph Bergin, The politics of religion in Early Modern France (2014)
Dit was de dertiende nieuwsbrief in een lange reeks: tolerantie en het christendom. Een overzicht van alle artikelen in deze reeks tref je aan in het overzichtsartikel Tolerantie in de geschiedenis van het christendom.
Om de spanning vast te houden, wil ik deze reeks eerst afmaken voordat wij weer overschakelen naar de reeks over Moraliteit en tolerantie.