We moeten iets met drugs
De war on drugs is een van de grootste mislukkingen in de geschiedenis. Hoe beëindigen we dit rampzalige beleid, en voorkomen we tegelijkertijd de verlammende effecten van massaal drugsgebruik?
Drugs zijn gevaarlijk. Niet alleen voor de gebruiker, maar ook voor de samenleving. Je gaat straks lezen wat er kan gebeuren als er te veel mensen drugs gaan gebruiken. Maar de bestrijding van drugs is misschien nog wel erger dan de kwaal. Je leest hier hoe de bestrijding op een fiasco is uitgedraaid. We hebben lessen uit de geschiedenis, economische analyse en de theorie van zacht paternalisme in de hand. Daarmee stel ik een nieuw drugsbeleid voor dat mensen niet betuttelt, maar de negatieve gevolgen van drugsgebruik onder controle houdt.
Opium, ondermijning en opportunisme
Opium is gedroogde latex van de papaverplant, die oorspronkelijk groeide in en rond Turkije. Opium en papaver kwamen tussen de 4e en 7e eeuw via de Zijderoute naar China. Eeuwenlang werd de plant er gekweekt. In de 11e eeuw beschreef een Chinese arts opium als een wondermiddel tegen kwalen.
In 1715 mochten de Britten een handelspost openen in de drukke havenstad Kanton (nu Guangzhou). Handelaren brachten zowel opium als tabak naar China, vooral in ruil voor thee. In het noorden van Brits India groeide papaver. Toen het gebruik van opium snel toenam, greep de keizer in: in 1729 verbood hij de verkoop van opium en in 1799 volgde ook een importverbod. De keizer wilde zijn volk beschermen tegen deze verslaving. Toch bleef de vraag naar opium groeien.
Opium werd een gevaarlijk goedje. Opiumverslaafden werden met wurging bedreigd, en handelaars konden rekenen op een doodvonnis. Maar veel Chinese functionarissen namen smeergeld aan, waardoor smokkelaars hun gang konden gaan.
In 1839 deed keizer Daoguang een nieuwe poging om het land van opium te bevrijden. Hij benoemde Lin Zexu als keizerlijk commissaris. Lin, fel tegen opium, pakte de Britten in Kanton stevig aan. Hij nam hun opiumvoorraad in beslag en vernietigde deze zonder compensatie, tot woede van de Britten. In plaats van zich terug te trekken, bleven ze meer opium naar Kanton sturen en hun handelsroutes met geweld verdedigen. De situatie werd grimmiger toen Britse zeelieden een Chinese dorpsbewoner om het leven brachten. Toen de Britse autoriteiten weigerden de zeelieden uit te leveren voor berechting, liep de spanning verder op.
Lin reageerde door de Britten met Chinese schepen aan te vallen, maar deze waren niet opgewassen tegen de Britse vloot. Keizer Daoguang stuurde ondertussen brieven naar Londen, waarin hij de Britten waarschuwde voor hun ondergang als ze zich niet zouden terugtrekken. De Britse reactie was hard en duidelijk: er kwamen nog meer oorlogsschepen en Lins troepen werden in de pan gehakt. Lin rapporteerde ondertussen aan de keizer dat hij “glorieuze overwinningen” had behaald, maar de realiteit was anders. Uiteindelijk blokkeerden de Britten Kanton en dwongen zij China tot overgave.
In 1842 ondertekenden de Britten en de Chinezen het Verdrag van Nanking. Dit verdrag gaf Hongkong aan de Britten, opende extra havens en bood Britse zeelieden in China wettelijke bescherming tegen berechting volgens de Chinese wet. De Britse onderhandelaars stelden de Chinezen voor om opium te legaliseren en belasting te heffen op de handel om zo hun financiële problemen op te lossen, maar keizer Daoguang weigerde categorisch: hij wilde niet profiteren van de verslaving van zijn eigen volk.
Het verhaal nam een wending toen in 1856 de Tweede Opiumoorlog uitbrak. Na een incident waarbij een Chinese official de Britse vlag van het schip de Arrow had verwijderd, vielen Britse schepen de stad aan. Opnieuw wonnen de Britten, en in 1858 tekenden beide landen het Verdrag van Tientsin. Hoewel opium niet specifiek genoemd werd, bleef de druk op China om de handel te reguleren. Uiteindelijk, onder druk, legaliseerde China opium in 1858 met een invoertarief van pakweg acht procent, hoewel de keizer dit moreel verwerpelijk bleef vinden. Opiumgebruik nam hand over hand toe en verzwakte het land. Het tij werd pas gekeerd in 1949, toen de communistische partij het bewind overnam en een totalitaire staat invoerde, met geen enkele tolerantie voor narcotica.
De opiumoorlogen waren het begin van wat China beschouwt als de eeuw van vernedering. Het machtige Chinese rijk was op de knieën gedwongen door de houten scheepjes van een nietig Europees eiland en de latex van een snijbloem. De huidige Chinese buitenlandse politiek wordt nog altijd getekend door die traumatische ervaring. Dat nooit weer.
De drooglegging, de mislukking van een nobel experiment
Met de drooglegging in de Verenigde Staten (1920-1933) wilde de wetgever het alcoholprobleem radicaal oplossen door het verkopen, produceren en vervoeren van alcohol volledig te verbieden. Gebruik was niet strafbaar. Het drankgebruik was destijds hoog, onder alle lagen van de bevolking.
Met het einde van de Eerste Wereldoorlog kwam er een idealistische beweging op gang, gericht op wereldvrede, verheffing van de arbeider en morele herbewapening. Puriteinse idealistische hervormers droomden van een “tijdperk van zuiver leven en denken.” Deze activisten waren vooral bezorgd over het drankgebruik onder de arbeiders, kostwinners die niet zelden hun loonzakje in de kroeg leegden, het gezin in armoede achterlatend. Alcohol leidde bovendien tot zedeloosheid, geweld, gezondheidsproblemen en lage productiviteit.
Hun activisme werd beloond met een grondwettelijk verbod, een unicum. Daarmee werden drankmisdrijven federale delicten. Het paste in een eerste golf van federalisering in de Verenigde Staten. Tot die tijd had de doorsnee burger eigenlijk alleen bij de postbezorging met de federale overheid te maken. Voor het eerst kreeg de federale overheid in Amerika de macht om direct in het dagelijkse leven van gewone burgers in te grijpen. De oprichting van de eerste nationale politiediensten en uitbreiding van de FBI om de wet te handhaven, maakte de federale overheid zichtbaarder en invloedrijker dan ooit tevoren.
Maar al snel kwamen de nadelen naar boven. Wat een nobele ingreep had moeten zijn, draaide uit op een fiasco. In plaats van een brave, nuchtere bevolking te creëren, leidde de drooglegging tot een bloeiende zwarte markt en de opkomst van georganiseerde criminaliteit. In deze chaos zag de onderwereld haar kans schoon. Er viel veel geld te verdienen met de smokkel en illegale productie. Gangsters als Al Capone verdienden fortuinen. Steden als New York en Chicago werden epicentra van nachtelijke feesten, geheime bars en ondergrondse clubs. Hier mengden rijk en arm zich in een sfeer van rebellie waar de overheid nauwelijks greep op had. Niet zozeer de alcohol zelf, maar de drooglegging veranderde daarmee de Amerikaanse samenleving en gaf een impuls aan nieuwe muziek- en dansstijlen en aan vrijere sociale normen.
De handhaving verliep rampzalig. Terwijl de elite genoot van luxe, geheime clubs, zagen arbeiders de ene na de andere inval, arrestaties en zware boetes. De federale gevangenissen raakten overvol. Terwijl de ‘beschaafde’ burgerij zijn eigen weg vond naar het verboden goed, werden vooral de armen hard getroffen door de willekeurige en soms ronduit wrede handhaving door corrupte agenten.
Het was ook een tegenstelling tussen protestanten en katholieken. Vooral protestanten waren voorstander van het alcoholverbod. Nieuwe immigrantengroepen, vooral katholieken uit Ierland en Zuid-Europa, vormden nog een onderklasse en hadden vanouds minder dogmatische opvattingen over drankgebruik. Groepen als de Ku Klux Klan, protestanten die sterk gekant waren tegen immigratie van katholieken, polariseerden met het alcoholverbod in de hand, wat voor een grote xenofobe aanwas zorgde.
Maar de katholieke immigranten begonnen zich in de jaren ‘20 te emanciperen, en zij werden ook electoraal relevanter. Geleidelijk begon door te dringen dat de drooglegging niet effectief was, en leidde tot meer criminaliteit, een overbelast opsporingsapparaat, hoge uitvoeringskosten, en tot polarisatie tussen protestanten en katholieken, en tussen arm en rijk.
Met de New Deal maakte de nieuwe president Roosevelt in 1933 een einde aan de drooglegging. Het grondwettelijke verbod werd afgeschaft. Dat daarvoor de vereiste tweederde meerderheid van het Congres werd behaald, is indicatief voor de brede steun die de afschaffing van de drooglegging inmiddels had. Regulering van alcohol werd weer een zaak van de individuele staten zelf. Pas in 1987 schafte de laatste staat het alcoholverbod af. De les? Een niet-totalitaire regering die mensen vertelt dat ze niet mogen drinken, moet zich voorbereiden op een monumentale kater.
De mislukte vijftigjarige oorlog van Nixon
Op 21 december 1970 ontving president Nixon een ongebruikelijke gast. ‘s Werelds grootste popster van dat moment was met zijn privéjet naar Washington gevlogen en had bij de poort van het Witte Huis een handgeschreven brief overhandigd. Elvis Presley wilde de president helpen in zijn strijd tegen de drugs. De altijd wat ongemakkelijke Nixon, meer een liefhebber van klassieke muziek, stemde in, en diezelfde middag ontving de president The King op het Witte Huis. Presley kreeg een badge als agent in buitengewone dienst bij het Bureau of Narcotics and Dangerous Drugs en verliet het Witte Huis met grote plannen voor een campagne onder de titel Get high on life. Zeven jaar later zou Elvis overlijden aan een overdosis.

De zorgen van Elvis waren niet zonder grond. Tot in de jaren ‘60 waren drugs in het Westen een randverschijnsel. Het beperkte zich hoofdzakelijk tot marginale immigrantengemeenschappen die vasthielden aan hun folklore, een zwik kunstenaars en bomémiens, en dames en heren uit de high society die zich door hun artsen allerhande opiaten en amfetamines lieten voorschrijven.
Bekende historische junkies
Opium: Jean Cocteau, Aleister Crowley, Aubrey Beardsley, Jan Jacob Slauerhoff
Heroïne: Edith Piaf, Amedeo Modigliani, Judy Garland
Cannabis: Victor Hugo, Gustave Flaubert, Arthur Rimbaud, Charles Baudelaire
Cocaïne: Koning Vittorio Emanuele III van Italië, Sigmund Freud, Walter Benjamin, Marcel Proust, Frida Kahlo, Nancy Mitford
Amfetamines: Adolf Hitler, koningin Wilhelmina van Nederland, Erwin Rommel, Heinrich Böll, Winston Churchill (vermoedelijk), Graham Greene, Jack Kerouac, John F. Kennedy
Maar het tij was gekeerd. Studenten en hippies hadden de cannabis ontdekt. Soldaten in de Vietnamoorlog kwamen massaal terug met een heroïneverslaving. Daardoor kwam de import op gang, waardoor ook zwarte gemeenschappen in de grote steden aan het goedje verslingerd raakten.
Er moest een einde aan komen, vond de grove maar ook puriteinse Nixon, die bovendien dédain had voor linkse hippies en Afro-Amerikanen. Hij riep in 1971 een war on drugs uit. Aanvankelijk was die nog vooral gericht op preventie en behandeling, maar binnen een paar jaar verschoof de inspanning naar repressie. Er werden miljarden uitgegeven aan law and order, en de Verenigde Staten gingen zich in 59 landen bemoeien met de bestrijding van de handel en productie. Dit alles met massale steun van het electoraat. In 1969 vond 84 procent van de bevolking dat iedereen die ook maar een grammetje marijuana in bezit had, de gevangenis in moest.
Tot op heden wordt de war on drugs gevoerd, met duizenden federale agenten, een jaarlijks budget van miljarden, en honderden kantoren wereldwijd. In totaal hebben de Verenigde Staten sinds 1971 meer dan een duizelingwekkende biljoen (een een met twaalf nullen) dollar besteed aan drugsbestrijding.
Het resultaat is er dan ook naar. Miljoenen Amerikanen zitten gevangen: meer dan een half procent van de totale bevolking, een van de hoogste percentages ter wereld. Een kwart daarvan is veroordeeld voor een drugsmisdrijf; een veelvoud daarvan voor een ander delict waar drugs een rol bij speelden, hetzij als motief, hetzij als oorzaak.
De wereldwijde productie van cannabis is nu tien keer zo hoog als bij het begin van Nixons war on drugs. De productie van heroïne en cocaïne is zelfs ongeveer twintig keer zo hoog. En dan hebben wij het nog niet eens over chemische drugs.
De resultaten van vijftig jaar war on drugs zijn kortom rampzalig, niet alleen in de Verenigde Staten, maar wereldwijd. In dit artikel ga ik na of er een beter alternatief te bedenken is. Wat dat met tolerantie te maken heeft? Dat ga je snel merken.
Verboden vruchten
Bestrijden of belasten?
Als mensen dingen doen die wij niet goed vinden, kun je feitelijk twee dingen doen: belasten of bestrijden. En eigenlijk komt dat op hetzelfde neer. Met belasting maak je het duurder. Maar dat geldt in wezen ook voor bestraffing. Pakkans maal strafhoogte vertaalt zich dan in een hogere prijs.
Doordat drugsfabrikanten en -dealers hoge risico’s lopen en veel toeren moeten uithalen, wordt de handelsprijs hoger. Denk aan de kans op gevangenisstraf. De meeste mensen in de drugshandel, vooral in de lagere echelons, belanden een of meer keer in hun leven in de gevangenis. Dat is een gecalculeerd risico, waar een vergoeding tegenover staat.
De lessen van alcohol en tabak
Voor effectieve ontmoediging kun je met belasting de prijs iets verhogen. Denk aan alcohol. In Europa betaal je in de winkel gemiddeld het dubbele van de prijs die de winkelier ontvangt: zo’n vijftig procent van de winkelprijs is belasting. Dat dat niet te hoog is, blijkt uit het feit dat er in Europa nauwelijks een illegale markt voor alcoholische dranken is. Er wordt wel wat gesmokkeld, en er wordt vast hier en daar wel thuis gestookt, maar veel heeft het niet om het lijf.
Maar als je de prijs te veel verhoogt, lokt dat criminaliteit uit. Ondernemende lieden die weinig te verliezen hebben, of die zich niet laten afschrikken door risico’s, zien een kans om geld te verdienen met illegale handel. Betaal je voor alcohol ongeveer de helft aan de fiscus, voor sigaretten is dat in Europa ongeveer driekwart. Dat dat te veel is, blijkt uit het feit dat sigarettensmokkel tegenwoordig weer een ding is.
De prijs van cocaïne
Naar schatting zou de handelsprijs van gelegaliseerde cocaïne zonder belasting ongeveer 2 tot 5 euro per gram zijn. Maar de huidige straatprijs is 50 tot 100 euro per gram, ongeveer het twintigvoudige dus. Waar bij honderd procent belasting criminelen al hun kans ruiken; bij een ‘belasting’ van tweeduizend procent is criminaliteit verzekerd. De vraag onderdruk je er waarschijnlijk wel mee. Maar gezien de vertwintigvoudiging van de wereldwijde productie van drugs in de afgelopen vijftig jaar, is dat effect niet doorslaggevend.
De staat creëert zijn eigen monster
Niet-fiscale bestrijding heeft grote nadelen. Het prijsverschil komt niet in de staatskas terecht. Integendeel: de bestrijding van drugs kost de staat miljarden. Het verschil tussen 2 euro en 50 euro per gram cocaïne verdwijnt in de georganiseerde criminaliteit. Dat zijn opgeteld zulke enorme bedragen dat die illegale organisaties bijkans niet te bestrijden zijn, zeker niet omdat zij internationaal vertakt zijn. Als de mythologische Hydra, een draak met meerdere koppen, kun je wel een kop afhakken, maar er groeit meteen een nieuwe aan. Het is in de afgelopen vijftig jaar nog nooit gelukt om de drugshandel een beslissende slag toe te brengen, ondanks onvoorstelbaar grote wereldwijde inspanningen, het oprollen van enorme drugskartels, militaire invallen in landen en het omverwerpen van regeringen incluis. En dat zal met de huidige aanpak ook nooit gaan lukken. We hebben drugscriminaliteit eenvoudigweg te lonend gemaakt. We moeten iets anders bedenken.
De conclusie ligt voor de hand. Stop met bestrijden, ga reguleren. Maar voordat we aan het vraagstuk van legalisering toe komen, moeten we ook de nadelen onder ogen zien. Mensen die tegen legalisering zijn, zijn niet allemaal onnozel. We moeten hun bezwaren serieus nemen.
De nadelen van drugs
Nuchter blijven
Laten we beginnen met een groot misverstand. Veruit het meeste drugsgebruik is op zichzelf niet problematisch. Wie af en toe of met enige regelmaat een pilletje neemt, een jointje rookt of een snuifje neemt, ondervindt daar hoegenaamd geen nadelige effecten van, en is niet verslaafd. Dat geldt voor ongeveer tachtig procent van de gebruikers. Per drug varieert dat percentage een beetje. Van de gebruikers van cannabis is ongeveer tien procent problematisch; bij crack en heroïne is dat zo’n dertig procent. De risico’s zijn verslaving, gezondheidsschade en gedragsverandering.
Daarnaast zijn er risico’s die het gevolg zijn van de illegaliteit van de drug. Ze zijn duur. Je kunt er niet legaal aankomen, waardoor je in contact komt met criminelen. En de drugs kunnen onzuiver zijn, met doseringsproblemen en gezondheidseffecten tot gevolg. Als we het hebben over legalisering, kunnen wij die factoren buiten beschouwing laten.
Leidt legalisering tot meer drugsgebruik?
Legalisering van drugs heeft ontiegelijk veel voordelen, maar er zijn ook nadelen. Het belangrijkste nadeel is dat de drempel weg is: meer mensen gaan het gebruiken, en de prijzen gaan omlaag, waardoor huidige gebruikers er meer van nuttigen. Hoeveel precies, is moeilijk te voorspellen. Er is in de recente geschiedenis geen land ter wereld dat drugs volledig heeft vrijgegeven.
Er zijn wel landen die drugs gedeeltelijk hebben vrijgegeven.
In Canada nam het gebruik in de aanloop naar legalisering van cannabis in 2018 ongeveer met de helft toe. Van een daling is sindsdien vooralsnog nauwelijks sprake.

In Portugal wordt gebruik van alle drugs sinds 2001 niet meer strafrechtelijk afgehandeld (maar drugshandel wel). In plaats van bestraffing kan er voor gebruikers verplichte therapie worden opgelegd. Ook daar is het drugsgebruik toegenomen, maar niet in zorgwekkende hoeveelheid. Het drugsgebruik ligt er nog altijd onder het Europese gemiddelde.
In Nederland wordt het gebruik van cannabis gedoogd sinds 1976 (maar grootschalige handel wordt actief vervolgd). Het gebruik is sindsdien verdubbeld, maar die stijging zag je ook in de omliggende landen waar cannabis nog steeds illegaal is. Het gebruik van cannabis is in Nederland niet beduidend hoger dan in omliggende landen.
De effecten van volledige legalisering zijn niet te voorspellen, bij gebrek aan precedenten en betrouwbare data. Maar op een daling van gebruik hoef je zeker niet te rekenen. Eerder zal er een toename zijn. Er zullen meer mensen onder invloed zijn, met meer verslaafden en misschien ook met meer gezondheidsschade.
Het kan uit de hand lopen, zoals in China met de opium gebeurde, en aan het begin van de twintigste eeuw met alcohol, met grote groepen mensen die niet meer normaal kunnen functioneren, ook niet op de arbeidsmarkt. Mensen die gewelddadig worden, of doorlopend bedwelmd. Er kan grote sociale en economische schade ontstaan. Jonge mannen lopen het meeste risico, versterkt door factoren als lage status, werkloosheid en gebrek aan economische vooruitzichten.
De keerzijde
Anderzijds: het aantal doden door geweld en overdoses zal enorm dalen. Politie, justitie en het gevangeniswezen worden enorm ontlast. Landen worden niet meer ontwricht door de desastreuze gevolgen van illegale handel en productie. En doordat de problematische drugsgebruikers financieel niet meer worden uitgewrongen, zullen zij meer geld hebben om hun verslaving en medische behandeling te bekostigen. Meer junkies kunnen gewoon in hun huis blijven wonen, en misschien zelfs hun baan behouden.
Tegelijk komen er ongekend hoge middelen vrij uit belastinginkomsten en besparingen op de criminaliteitsbestrijding. De misdaadcijfers zullen kelderen. Sommige tegenstanders van legalisering zeggen dat de misdaad zich dan zal verplaatsen naar andere markten, maar dat is onzin. Gelegenheid maakt de dief, is het spreekwoord. Als er geen markten zijn waar monsterwinsten kunnen worden gemaakt, kan de maffia die ook niet creëren. Legalisering van drugs zal niet leiden tot een grotere vraag naar pakweg wapens, mensenhandel of vervalste goederen, eerder integendeel.
Een verbod op drugs is paternalisme
Het drugsverbod roept ook filosofische vragen op. Als iemand cocaïne wil gebruiken, mag die dan gedwongen worden om dat niet te doen? Hiervoor raadplegen we als eerste John Stuart Mills schadebeginsel. Kort gezegd: schade aan anderen rechtvaardigt dwang, schade aan jezelf rechtvaardigt alleen overreding. Met legaal cocaïnegebruik beschadig je in de eerste plaats jezelf, vooral als je tot de twintig procent hoort die uiteindelijk vervalt in problematisch gebruik. Als je daarmee ook anderen tot last wordt, is dat in de eerste plaats bijkomstige schade. Die kon volgens Mill geen grond vormen voor dwang.
Joel Feinberg nuanceerde dat. Hij stelde onder meer dat je moet afwegen of dwang onderaan de streep tot meer of minder vrijheid zal leiden. Het aantal verslaafden zal bij legalisering waarschijnlijk toenemen, maar het gaat vermoedelijk om kleine aantallen. Een fractie van de bevolking zal door legalisering de stap nemen naar drugsgebruik. Een fractie daarvan wordt verslaafd. Een fractie van een fractie gaat dus vrijheid inleveren. Daar staat tegenover dat een veel grotere groep meer vrijheid krijgt, in de eerste plaats alle mensen die potentieel in drugs geïnteresseerd zijn, maar vooral ook alle huidige drugsgebruikers die dat voortaan kunnen doen buiten de illegaliteit. Bovendien zullen de algehele criminaliteitscijfers spectaculair dalen, waar iedereen profijt van heeft. Onderaan de streep neemt met legalisering van drugs de vrijheid toe.
Zacht paternalisme
Mill schreef ook dat je dwang moet toepassen als iemand zich niet bewust is van de risico’s voor zichzelf. Dat is bij drugsgebruik bij uitstek van toepassing. Niemand die haar eerste snuif cocaïne neemt, denkt dat zij tot de twintig procent problematische gebruikers gaat behoren. Mills gaf als voorbeeld dat je iemand moet tegenhouden die op het punt staat een onveilige brug over te steken. Maar dat betekent niet dat niemand ooit die brug mag oversteken. Wie zich bewust is van de risico’s, mag niet worden tegengehouden. Zacht paternalisme, noemen we dat. Er moet dwang worden toegepast bij gevaarlijke situaties, om zeker te weten dat de ander bekend is met de risico’s en alternatieven. Is de ander eenmaal op de hoogte, dan is zij vrij om risico’s te nemen. Anders kunnen we parachutespringen ook wel gaan verbieden. We hebben grote ontdekkingen en prestaties te danken aan mensen die risico’s durven te nemen.
Hoe kunnen wij deze beginselen nu toepassen op drugsgebruik?
Zacht paternalisme en legale drugs
Het huidige drugsbeleid is een van de grootste fiasco’s uit de wereldgeschiedenis. Criminalisering van drugs heeft rampzalige effecten. Regulering en legalisering vormen de enige uitweg. En ook in filosofische zin is een drugsverbod niet te rechtvaardigen.
Maar we hebben geen ervaring met legalisering. We lopen er grote risico’s mee. Zacht paternalisme is bij uitstek van toepassing op drugsgebruik. Hoe zou je zacht paternalisme hier kunnen toepassen? Ik heb een suggestie.
Het drugscertificaat
De risico’s van drugsgebruik zijn zo groot, zowel persoonlijk als maatschappelijk, dat een bijsluiter of een gedrukte waarschuwing op de verpakking niet afdoende zijn. Ook een voorlichtend gesprekje bij de arts of apotheek volstaat niet. Waarschuwingen kun je negeren, en een gesprekje is vluchtig. Wat we nodig hebben, is een drugscertificaat. Per middel moet de gebruiker een examen afleggen om aan te tonen dat zij doordrongen is van de effecten van dat middel, de risico’s en de alternatieven. Heb je dat examen afgelegd, dan stel ik mij voor dat je een stempel krijgt in je drugspaspoort. Alleen met dat stempel mag je drugs kopen.
Een gecontroleerde markt
Waar kun je drugs kopen? Alleen bij gereguleerde verkooppunten — de apotheek bijvoorbeeld. Het zou absurd zijn om de handel helemaal vrij te geven aan de commercie. Commercie heeft belang bij zo veel mogelijk afname. Daar gaan zij marketing voor inzetten, en reclame. Dat lijkt mij — zeker in de eerste fase — een slecht idee. Er kan best prijsconcurrentie plaatsvinden, zoals nu ook voor geneesmiddelen. Maar wilde, ongeautoriseerde handel moet je niet willen.
Gereguleerde distributie zorgt ook voor kwaliteitscontrole.
En je moet ook zeker weten dat er goed op het drugspaspoort wordt gecontroleerd.
Daarom is een monopolie voor gereguleerde verkooppunten onontkoombaar.
Dan de verkoopprijs. We weten dat een belastingopslag ontmoedigend werkt, zolang je het niet overdrijft. Is de opslag te hoog, dan ontstaat er een illegaal circuit. Uit ervaring blijkt dat een opslag van pakweg honderd procent wel ongeveer het maximum is.
Problematische gebruikers
Wat te doen met problematisch gebruik? We weten dat tien tot dertig procent van de gebruikers verslaafd zal raken. En een deel daarvan gaat schade lijden of veroorzaken. We hebben er alle belang bij dat de gebruikers goed in de gaten worden gehouden, begeleid, en dat er een organisatie verantwoordelijk kan worden gehouden bij schade. Dat kun je aan de overheid overlaten, maar de overheid is notoir ineffectief. Bovendien heeft de overheid al genoeg op haar bordje.
Ik stel mij daarom voor dat elke houder van een drugspaspoort verplicht is aangesloten bij een organisatie voor gebruikers. Die organisaties kunnen gespecialiseerde verenigingen zijn, verzekeringsmaatschappijen, al bestaande centra voor verslavingszorg, of misschien zelfs vakbonden en kerken. De gebruiker kan kiezen bij welke organisatie zij zich thuis voelt. De honderd procent opslag op elke aankoop gaat niet naar de schatkist, maar naar de organisatie waar de betreffende gebruiker bij is aangesloten. In ruil draagt die organisatie:
de verantwoordelijkheid voor de begeleiding van de gebruikers,
zorg voor de behandeling van problematische gebruikers,
en keert zij uit bij schade.
We hebben een uitweg nodig
Het is een wild idee, dat weet ik. En uitwerking is nodig. Je zou voorzichtig kunnen beginnen, bijvoorbeeld in één regio, met één soort drug. Bij gebleken succes kun je opschalen, bij onvoorziene effecten kun je het experiment aanpassen. Maar de maatschappelijke effecten van het huidige beleid zijn zo rampzalig, dat we op de huidige voet niet kunnen doorgaan.
Tot slot
Ik was van plan om in deze reeks over vrijheid en dwang een artikel te schrijven over misdaad en straf. Maar gaandeweg realiseerde ik mij dat het drugsprobleem daar zo’n grote factor in vormt, dat het een apart artikel rechtvaardigt. Bovendien hebben wij ons nu geworpen op een praktische toepassing van het schadebeginsel en zacht paternalisme, waar het in de vorige afleveringen over ging. De volgende keer gaat het over misdaad en straf, beloofd.
Meer lezen?
William McAllister, Drug diplomacy in the Twentieth Century. An international history (2000)
Jeffrey Miron, Chris Feige, The opium wars, opium legalization, and opium consumption in China, National Bureau of Economic Research (2005)
Zheng Yangwen, The social life of opium in China (2005)
Mark Kleiman c.s., Drugs and drugs policy. What everyone needs to know (2011)
Julia Lovell, The opium war: drugs, dreams and the making of China (2011)
Lisa McGirr, The war on alcohol. Prohibition and the rise of the American state (2015)
Johann Hari, Chasing the scream: the first and last days of the war on drugs (2015)
David Farber (red.), The war on drugs. A history (2022)
Dit was het zesde artikel in de reeks over vrijheid en dwang. Het volgende artikel verschijnt over twee weken en gaat over misdaad en straf.
Lastig onderwerp, en interessant idee. Probleem van een drugspaspoort is wel dat iemand met een paspoort de drugs kan doorverkopen.
Interessante schrijvers over dit onderwerp zijn ook Gary Becker:
http://qed.econ.queensu.ca/faculty/ware/848/PDFs/Illegal_paper.pdf
https://web.pdx.edu/~nwallace/EHP/BeckerAddiction.pdf
en ook Theodore Dalrymple (Anthony Daniels).
Qua beleid neig ik naar legalisatie en belasten, en dan experimenteren met verschillende soorten aanpak voor mensen die niet verantwoordelijk met drugs kunnen omgaan. Ik vind, bijvoorbeeld, dat mensen die aan komen kloppen bij de overheid voor hulp daar wel een soort prijs voor moeten betalen.