Ja, wij worden gecensureerd
Onder het mom van de bestrijding van desinformatie en haatsproei beperkt Europa onze informatievoorziening steeds verder.
Dit is het eerste artikel in een nieuwe reeks, over censuur en vrijheid van meningsuiting. We beginnen met een actueel onderwerp: hedendaagse censuur in Europa.
De moord op een Duitse politicus
Lohfelden is een voorstad van Kassel, in het midden van Duitsland. In 2015 werd er een opvanglocatie geopend voor 800 asielzoekers. De verantwoordelijke bestuurder toog naar de gemeente om uitleg te geven. De sfeer was vijandig. Veel inwoners protesteerden. De bestuurder, Walter Lübcke, een vriendelijke maar weinig opmerkelijke 62-jarige beroepspoliticus, was lid van de CDU, de partij van Angela Merkel, die de verwelkoming van asielmigranten als humanitaire plicht opvatte.
Lübcke zat niet goed in zijn vel die dag. Hij was schor en verkouden, en het lukte hem niet om het sissende publiek in te palmen. Hij schoot uit zijn slof.
“Je moet opkomen voor waarden. Iedereen die deze waarden niet steunt, kan dit land op elk moment verlaten. Als u het er niet mee eens bent, is dat de vrijheid van elke Duitser.”
Die uitspraak kwam op YouTube terecht, en zorgde voor ophef. Tegenstanders van asielmigratie waren diep verontwaardigd: dit was de wereld op zijn kop. In hun interpretatie: inwoners die niet kunnen leven met de komst van meer asielzoekers, kunnen het land verlaten. In extreemrechts kringen circuleerde de video. Er kwam een hetze op gang tegen Lübcke, die in neonazi-kringen een symbool werd voor de klasse van bestuurlijke landverraders. Er circuleerde een dodenlijst waar Lübckes naam op prijkte. Hij ontving doodsbedreigingen.
Vier jaar later zat Lübcke rond middernacht voor zijn witte villa aan de rand van het dorp een sigaretje te roken. Het was een warme zomeravond; in het dorp Istha was er een feest aan de gang, Weizenkirmes. Met één kopschot werd Lübcke gedood. De dader was snel gevonden: de 46-jarige Duitser Stephan Ernst, die al eerder betrokken was geweest bij extreemrechts geweld. Het motief was inderdaad politiek; Lübckes uitspraken vier jaar eerder waren hem noodlottig geworden. Ernst kreeg levenslang.

De minister die geen idioot is
In 2024 werd in Burgpreppach (Beieren) de oud-beroepsmilitair Stefan Niehoff (64) van zijn bed gelicht. Er was een huiszoekingsbevel afgegeven, en zijn tablet werd in beslag genomen. Niehoff, een actieve twitteraar, werd verdacht van haatsproei en belediging van een politieke ambtsdrager. De ambtsdrager in kwestie, Robert Habeck, was partijleider van de Groene partij en vice-kanselier in de Duitse bondsregering.
Net als andere bekende politici krijgt Habeck via sociale media dagelijks stront over zich heen. De omgangsvormen op sociale media zijn ook in Duitsland niet zachtzinnig. Habeck had er genoeg van, en had kennelijk de tijd voor aangifte van belediging en haatsproei tegen honderden Duitsers. Een van hen was dus Niehoff, die onder andere een meme had geplaatst met een afbeelding van Habeck met daaronder, in de stijl van het shampoomerk Schwarzkopf, de tekst Schwachkopf, zwakzinnige.
De aangifte was gebaseerd op een wet die drie jaar eerder was ingevoerd. Belediging staat al sinds mensenheugenis in de Duitse strafwet, maar in 2021 werd er een bijzonder artikel aan toegevoegd: op belediging van politieke ambtsdragers staat nu een hogere straf. In de toelichting op die wet werd de moord op Walter Lübcke expliciet als aanleiding genoemd.
Een Amerikaanse knuppel in het hoenderhok
In februari 2025 sprak de vers aangetreden Amerikaanse vicepresident Vance in München een internationale conferentie toe.
Het werd een messcherpe aanval op waarden die voor het Europese establishment vanzelfsprekend zijn geworden: politiek gemotiveerde censuur, politieke inmenging door de rechterlijke macht, en uitsluiting van grote groepen kiezers. Het gehoor was met stomheid geslagen. Onacceptabel, noemde een Duitse minister de redevoering. Opinieleiders buitelden in de pers over elkaar heen om Vance te kapittelen, maar veel verder dan een tu quoque kwam het doorgaans niet.
Vances woorden over rechterlijke inmenging en politieke uitsluiting laat ik maar even buiten beschouwing. Deze reeks gaat over vrijheid van meningsuiting en censuur. Had Vance gelijk dat afwijkende meningen te veel de mond gesnoerd wordt in Europa?
Het onderwerp raakt aan veel thema’s die in deze reeks nog aan de orde zullen komen: de rol van sociale media, bescherming tegen haatsproei, de effectiviteit van censuur, polarisatie, et cetera.
Je gaat hier lezen over hedendaagse censuur in Europa: de Duitse strafbepaling over belediging van politici, en daarna de inspanningen van Brussel om burgers af te schermen tegen illegale berichten en desinformatie, in het bijzonder via de Digital Services Act. Wat beweegt de wetgever om in te grijpen in de vrije gedachtenwisseling tussen burgers? En wat zijn de bedenkingen?
Wat is censuur?
Eerst even iets over het begrip censuur. Censuur in de klassieke betekenis hield in dat je alleen iets mag publiceren met voorafgaande toestemming. Dat stelsel werd dominant in Europa in de 16e eeuw, toen de drukpers massaal werd gebruikt voor protestantse propaganda. In het begin van de 19e eeuw gingen de meeste Europese landen over op een ander systeem: voor publicatie was geen toestemming meer nodig, maar wie onwelgevallige geschriften publiceerde, hing een straf boven het hoofd. In woorden toegeschreven aan de Oegandese dictator Idi Amin (ca. 1925–2003):
Er is vrijheid van meningsuiting, maar vrijheid na meningsuiting kan ik niet garanderen.
Censuur achteraf bleek behoorlijk effectief. Misschien zelfs wel effectiever dan censuur vooraf. Had je eenmaal toestemming voor publicatie, dan ging je verder vrijuit. Zo konden uitgevers onderhandelen met de censor, en de grenzen opzoeken van wat (nog net) toelaatbaar was.
Met censuur achteraf weet je nooit precies waar je aan toe bent. Je moet maar afwachten of je misschien over de grens bent gegaan. De risico’s van een sanctie vooraf waren klein: nee heb je, ja kun je krijgen. De risico’s van sanctie achteraf zijn veel groter: inbeslagname, en misschien zelfs strafvervolging met boetes of gevangenisstraf. Voor de zekerheid gaan auteurs, filmmakers en uitgevers in dat stelsel daardoor zelfcensuur toepassen. Om aan de veilige kant te blijven, leggen zij zichzelf meer beperkingen op dan nodig. Voorzichtigheidshalve zoeken zij de grens niet meer op. Dit verschijnsel staat bekend als het chilling effect.
Met de komst van internet is het verschil tussen censuur vooraf en achteraf minder relevant geworden. De drempel om iets te publiceren is nihil. Maar door algoritmes zijn aanstootgevende online publicaties razendsnel op te sporen, en kan de zichtbaarheid in een oogwenk onderdrukt worden. Je kunt zeggen wat je wil, maar de algoritmes bepalen of je woorden ook door anderen worden gezien. “Freedom of speech, not freedom of reach” is tegenwoordig het motto van sociale-mediaplatforms. Roep wat je wilt, maar wij bepalen hoe groot je publiek is. Je gaat straks lezen hoe autoriteiten daar gebruik van maken, zonder zelf direct censuur toe te passen. Dat laten zij aan de platforms over.
Lange tenen in Duitsland
We bleven hangen bij de Duitse wet die belediging van politieke ambtsdragers zwaar bestraft, en waar het justitieapparaat het maar druk mee heeft.
De wet wil volgens de toelichting haatmisdrijven bestrijden, evenals rechtsextremisme, bedreigingen en haatsproei. Dat moet helpen de maatschappelijke vrede te behouden. Het politieke klimaat is giftig; de wet moet helpen om weer beschaving in het politieke debat te brengen. Internet en sociale media brachten meer mogelijkheden om haat te verspreiden. Politici zijn daar extra kwetsbaar voor, wat hun functioneren bemoeilijkt. De wet stelt dat belediging van politici makkelijk kan escaleren in dehumanisering, radicalisering en haatsproei, wat weer kan uitmonden in geweld, doodsbedreigingen en zelfs politieke moord, zoals Lübcke is overkomen. Duitsland wil dat gevaar bij de wortels aanpakken, zodat het niet uit de hand kan lopen.
Maar de motivering roept vragen op. Ik bespreek er een paar.
Belediging is ook maar een mening
Waar ligt de grens tussen belediging en het uiten van een mening? Toegegeven, een politicus een idioot noemen is geen zichtbaar product van diepe reflectie. Het is bovendien niet waar. Habeck is doctor in de filosofie, heeft een aantal romans op zijn naam staan en diende tien jaar als minister. Wat je ook van Habeck vindt, hij is niet zwakzinnig. Maar elke volwassen Duitser mag stemmen, ook als hij mensen waar hij het niet mee eens is als zwakzinnig beschouwt. We hebben niet allemaal het intellect of de nuance van een Habermas. Door Habeck een idioot te noemen, drukte Niehoff uit dat hij Habecks idealen onbegrijpelijk vindt, of diens optreden als politicus onverstandig. Daarmee participeerde Niehoff op zijn eigen niveau in het politieke discours. Je hoeft het niet met Niehoff eens te zijn om ook zijn mening te willen beschermen tegen censuur.
Sowieso kun je je afvragen of strafbaarstelling van belediging wel zo zinvol is. In 2024 werd een vrouw veroordeeld wegens groepsbelediging voor de volgende tweet:
"Wéér een blanke man op straat in elkaar getrapt door een groep negroïde primaten. Hoe veel weerloze blanken moeten nog slachtoffer worden? Talloze waarschijnlijk: de open grenzen-elite importeert dit volk met bosjes, met alle gevolgen van dien."
Smakeloos inderdaad, en diep racistisch. Deze mevrouw verdient tegenspraak, publieke verontwaardiging. Maar de vrouw probeerde ook een punt te maken, uiting te geven aan haar frustratie. Welk doel dient een strafrechtelijke veroordeling als haar uitspraak ook op andere manieren aan de kaak kan worden gesteld?
Belediging is subjectief. Als iemand jou een mierenneuker noem, haal je waarschijnlijk je schouders op. Maar een man die op straat geen blikje bier mocht drinken, en toen de politieagent een mierenneuker noemde, is veroordeeld, tot de Hoge Raad aan toe. Niet voor niets is belediging vooral nog strafbaar in autoritaire landen, waar het bijvoorbeeld tegen kritische journalisten wordt ingezet. De meeste Europese landen doen er niets meer mee. Smaad en laster zijn strafbaar, en terecht. Wie leugens over iemand verspreidt, of iemands reputatie kapotmaakt, die gaat over de grens. Maar strafbare belediging? Dat is eigenlijk toch achterhaald.
De taal van de straat
Politici hebben macht. Hun besluiten hebben ingrijpende gevolgen voor burgers. De overheid kan je financieel of juridisch hard raken en diep ingrijpen in het leven dat je gekozen hebt. Door het systeem van representatieve democratie staan politici op flinke afstand van de burger. Zo lang zij hun mandaat weten te verkrijgen, hebben zij vier jaar lang vooral te maken met andere politici, ambtenaren, journalisten en lobbyisten. In de warme beslotenheid van vergaderzalen doen zij hun werk. De koffie is goed, de stoelen zijn zacht en de omgangsvormen beschaafd. De gevolgen van hun besluiten blijven een abstractie. Hun kans om herkozen te worden, meten zij af aan opiniepeilingen. Wie dat wil, hoeft — afgeschermd door voorlichters, assistenten en beveiligers — vier jaar lang nauwelijks een kiezer tegen te komen.
Maar met internet en sociale media kunnen burgers nu terug praten. Dagelijks worden politici geconfronteerd met ontevreden burgers die onverbloemd hun mening geven. Dat is onaangenaam: de omgangsvormen van het echte leven, de taal van de straat, en de frustratie van de burger dringen zich op. Straks wil niemand nog de politiek in, jammeren politici. Maar zo’n vaart zal het niet lopen. Voor fijnbesnaarde vergadertijgers wordt het er niet comfortabeler op, maar aan eerzuchtige aspirant-politici is zelden een gebrek geweest. Welkom in de echte wereld, zou ik zeggen.
Geweld in de kiem gesmoord?
De Duitse wet legt een verband tussen belediging en de moord op een politicus. Maar of je dat verband kunt leggen, is nog maar helemaal de vraag. Natuurlijk: als er doodsbedreigingen op het internet circuleren, dan is er stront aan de knikker. Dat was duidelijk het geval bij Lübcke. Ook als er wordt geschreven dat geweld gepast is, of als mensen worden gedehumaniseerd, dan is het oppassen geblazen. Maar een verband tussen belediging en politiek geweld is niet goed aangetoond. Het een leidt lang niet altijd tot het ander. Politiek geweld komt voort uit radicalisering. Ingrijpen bij belediging om politiek geweld de kop in te drukken is voorbarig, zoals je bij griep niet meteen de ambulance moet laten uitrukken. Belediging is doorgaans een onbeschaafde manier om ongenoegen uit te drukken, het goede recht van elke burger. Dat neemt niet weg dat ongenoegen ook uit de hand kan lopen, zoals een griep ook dodelijk kan aflopen. In een apart artikel zal ik dieper ingaan op het verband tussen belediging, radicalisering en haatsproei, op zoek naar het gepaste moment om in te grijpen.
Een kwestie van beschaving?
In Duitse en Franse rechtsliteratuur wordt vervolging van belediging ook onderbouwd door een beroep op waardigheid. Vaste lezers weten hoe sceptisch ik ben over dat begrip: een grabbelton van quasi-diepzinnig moralisme, een gewichtig klinkend panacee van midwit juristen. Waarom zou bescherming van een zo diffuus begrip als menselijke waardigheid een drempel moeten opwerpen tegen belediging? Met evenveel recht kun je het omgekeerde betogen.
Een gedachtenexperiment. Stel je de meest verachtelijke, onwaardige politicus voor die je maar kunt bedenken. Corrupt, een aartsleugenaar, een psychopaat, iemand die anderen laat creperen om er zelf beter van te worden. Maar met bedrog en een beroep op lage instincten slaagt hij er telkens in om herkozen te worden. Je noemt hem publiekelijk een schoft. Hij doet aangifte. Je hebt hem aangetast in zijn waardigheid. De zaak komt voor de rechter. Je betoogt dat je goede argumenten hebt om hem publiekelijk te verachten: het woord schoft is bij uitstek op hem van toepassing. Niet jij, maar de politicus gedraagt zich onwaardig. Moet de rechter nu gaan bepalen of die politicus al dan niet een schoft is? Wiens waardigheid verdient er nou bescherming?
Je kunt ook betogen dat mensen zich niet respectloos mogen uiten over de dragers van dat ambt. Het gaat niet om bescherming van de mens, maar om bescherming van de eer van het ambt. Voor dat argument ben ik eerlijk gezegd ben ik nog wel gevoelig. Maar waarom zou dat alleen gelden voor politici, en niet voor — ik noem maar wat — rechters, of geestelijken? Of artsen? En dan een arts wel, maar een verpleegkundige niet? Moet er dan een schaal komen hoeveel respect er per beroepsgroep verschuldigd is?
Niet alleen politici lopen gevaar
Waarom hebben politici een bijzondere positie in de Duitse wet, terwijl ook opinieleiders te maken krijgen met bedreigingen en moeten vrezen voor hun leven? Denk dan bijvoorbeeld aan Duitse studentenactivist Rudi Dutschke, vermoord door extreemrechts, en de moord op Theo van Gogh en de striptekenaars van Charlie Hebdo, alsook de moordaanslagen op Salman Rushdie, allen vanwege hun islamkritiek. De opvattingen van een Rushdie leggen waarschijnlijk meer gewicht in de schaal dan die van een doorsnee backbencher. Wat maakt politici zo bijzonder dat hun veiligheid zwaarder telt dan die van een opinieleider?
De kogel komt van links of van rechts. Maakt het uit?
Waarom verwijst de wet naar extreemrechts geweld, terwijl Duitsland in haar recente verleden minstens net zo veel te kampen heeft gehad met extreemlinks geweld? Tot in de jaren ‘90 pleegde de Rote Armee Fraktion talloze aanslagen met tientallen doden. Er werden magistraten en zakenmannen ontvoerd en vermoord. Meet de wet met twee maten?
Jupiter en de os
(Deze alinea bevat schuttingtaal — je bent nu gewaarschuwd.)
Waarom mogen politici haast alles zeggen, maar als de burgers hen met gelijke munt betalen, komen zij in de problemen? Een partijgenoot van Habeck had eerder de parlementsvoorzitter toegevoegd: "Meneer de voorzitter, u bent een klootzak, als ik het zo mag zeggen." Hij kwam er mee weg. Een ander voorbeeld betreft de voormalige Franse president Sarkozy, die in een onbewaakt moment was uitgevallen tegen een betoger: “casse-toi alors, pauv' con”: flikker dan op, sneue lul. Toen een half jaar later een linkse activist dezelfde president opwachtte met een bord met dezelfde boodschap, werd hij ingerekend. Quod licet Iovi non licet bovi.
En dit zijn dan nog alleen maar specifieke bedenkingen bij deze Duitse wet. In een volgende aflevering ga ik uitgebreid in op de voor- en nadelen van censuur. Ja, ook voordelen. Want censuur is in sommige gevallen beslist nodig. Daarover later dus meer.
Nu verplaatsen we de blik van Berlijn naar Brussel. Want ook Europa snoert ons steeds vaker de mond.
Europa trekt de teugels aan
Het blijft niet bij vervolging van beledigingen aan Duitse politici. De strenge straffen van Duitsland voor het beledigen van politici zijn nog maar één stukje van de puzzel. Ook Brussel waakt over ons.
In 2023 trad de Digital Services Act (DSA) van de Europese Unie in werking. Volgens deze wet moeten grote socialemediaplatforms als Facebook, YouTube en X illegale inhoud verwijderen en desinformatie bestrijden.
Illegale inhoud omvat geweld, illegale goederen zoals drugs, expliciete afbeeldingen (waaronder van kinderen), dierenmishandeling, privacyschendingen, inbreuken op het auteursrecht, fraude, terrorisme.
Maar de meest gevoelige inhoud gaat om haatzaaiende uitlatingen, bedreigingen voor de openbare veiligheid, beledigingen en inmenging in democratische processen. Daar wordt het spannend — waar het risico van regelrechte censuur groot is. Illegale content is volgens de DSA niet onderhandelbaar. En omdat nationale wetten bepalen wat illegaal is, omvat het bijvoorbeeld ook beledigingen tegen Duitse politici.
Wie bepaalt wat gecensureerd wordt?
De controle op berichten op sociale media doen overheden in de regel niet zelf. Ze hebben die uitbesteed aan non-gouvernementele organisatie (NGO’s) die doorgaans draaien op overheidsgeld. De schijn van censuur wordt zo vermeden, de omvang van de publieke sector wordt optisch beperkt, en als de NGO een scheve schaats rijdt, geldt er geen ministeriële verantwoordelijkheid. Maar vergis je niet: de geldkraan wordt door de overheid bediend.
Een selecte groep betrouwbare flaggers in dienst van deze NGO’s heeft een zware verantwoordelijkheid. Hun meldingen moeten met voorrang worden behandeld. Formeel doet een flagger alleen maar een melding; het is uiteindelijk aan het platform om al dan niet iets te doen aan de melding. Jaarlijks krijgen de platforms honderdduizenden meldingen binnen. Vooral de Duitse en Franse flagorganisaties REspect! en e-Enfance zijn hofleverancier van meldingen. Als er structureel te veel illegale content op een platform wordt aangetroffen, is dat platform de sjaak. Als die het proces niet op orde heeft, kunnen de boetes oplopen tot miljarden euro’s.
Perverse prikkels
Om allerlei redenen moeten we met die flaggers erg op onze hoede zijn:
Platform hebben weinig prikkels om censuur te weerstaan. Formeel besluit een platform zelf of een bericht verwijderd wordt. De flagger signaleert alleen maar. Maar een platform heeft weinig prikkels om alle gevlagde berichten uitgebreid te analyseren; in de regel vindt er een marginale, algoritmische toetsing plaats, met name bij X en Meta. Een bericht meer of minder raakt een platform niet. In de regel komen er pas mensen aan te pas in gevoelige gevallen, of als de gemoederen hoog oplopen.
Als een gebruiker klaagt over een onterechte verwijdering, raakt dat platforms niet echt. Maar als een platform ten onrechte veel berichten laat staan, is Leiden in last. Gevlagde berichten worden daardoor vermoedelijk vaker verwijderd dan nodig. Een moderne variant van het chilling effect: platforms censureren wellicht veel meer dan strikt noodzakelijk; zij hebben weinig motivatie om de grenzen op te zoeken.Flaggers worden betaald door overheden. Berichten die een regering niet leuk vindt lopen daardoor een groter risico om gevlagd te worden, ook als de inhoud niet illegaal is. Dat is nog een ingebouwde prikkel om niet de grenzen op te zoeken.
De grenzen van vrije meningsuiting zijn heel complex. De afweging tussen vrijheid van meningsuiting en de schadelijkheid van een mening is een heel delicaat proces. Zelfs doorgewinterde juristen hebben daar een harde dobber aan. Talloze vervolgingen en veroordelingen voor omstreden uitingen zijn uiteindelijk gesneuveld bij de hoogste rechter. Flaggers zijn in het algemeen niet toegerust om die afweging te maken. Sterker: er is een levensgroot risico dat flaggers zich laten leiden door activisme; waarom zou je dat beroep kiezen als je niet wordt gedreven door idealisme?
Het proces is niet transparant. We zien wel aantallen meldingen per categorie, maar we kunnen de meldingen niet zien en we kunnen niet controleren welke worden toegewezen. Aangezien de flaggers met overheidsgeld worden betaald, zouden we ook inzicht moeten hebben in elk individueel bericht dat wordt gevlagd. Maar zo werkt het natuurlijk niet.
Gekleurde fact-checking?
Om desinformatie te bestrijden heeft Brussel een European Digital Media Observatory (EDMO) ingesteld, die factcheckingorganisaties inschakelt voor de controle op desinformatie op sociale media.
Actuele thema’s waar EDMO momenteel vooral desinformatie over detecteert zijn: klimaatverandering, de oorlog in Oekraïne, Israël en de Arabische wereld, de EU, immigratie, COVID-19, en LGBTQ+ en gender. Typisch onderwerpen van de cultuuroorlogen tussen links en rechts. Uit eigen waarneming zie ik dat de meeste gedetecteerde desinformatie van rechts komt. Dat is wel verklaarbaar. Linkse en mainstream informatie is meer gekanaliseerd en geïnstitutionaliseerd; rechts gekleurde informatie schiet alle kanten op. In de aanpak van uitwassen krijg je de indruk dat Brussel partij heeft gekozen.
Dat beeld wordt nog eens versterkt als blijkt als EDMO de plank misslaat. Zo beschuldigde Pointer, een programma van de publieke omroep, met geld van EDMO op zoek naar misinformatie, diverse podcasts van medische misinformatie. Een beschuldiging die foutief bleek, en te wijten was aan een volstrekt amateuristische werkwijze.
Een desinformatieoorlog?
Wordt desinformatie gedetecteerd, dan wordt dat bericht voorzien van een waarschuwing, moet de zichtbaarheid worden beperkt, of moet het worden verwijderd. De platforms moeten zelf vastleggen wat zij willen doen, en welke desinformatie moet worden onderdrukt. Denk bijvoorbeeld aan inmenging in verkiezingen, onwaarheden over klimaatverandering, of boodschappen die aanzetten tot xenofobie.
Maar wat is desinformatie? Politici verwijzen graag naar buitenlandse mogendheden die het open Europa op de korrel hebben. Er zijn inderdaad buitenlandse propagandakanalen die misleidende informatie verspreiden. Maar openlijke buitenlandse manipulatie van de publieke opinie is vaak ofwel zo doorzichtig dat haast niemand er in trapt, of het wordt verspreid door trollenfabrieken met geringe impact.
Volgens mediawetenschappers is het publiek is niet zo goedgelovig als Brussel denkt. De meeste mensen negeren sensationeel nepnieuws. Iedereen weet dat je beweringen op sociale media met een korreltje zout moet nemen. Zolang burgers weten waar ze geloofwaardige nieuwsbronnen kunnen vinden, moet je de dreiging van misinformatie niet overdrijven, zeggen deze wetenschappers. Belangrijk is vooral dat er betrouwbare nieuwskanalen zijn — vrij van manipulatie, onafhankelijk geverifieerd en neutraal.
Het begrip misinformatie leent zich voor misbruik, ook door Europese autoriteiten met kwade bedoelingen. Het risico bestaat dat onwelgevallig nieuws ten onrechte wordt geframed als nepnieuws, propaganda of buitenlandse inmenging.
De veronderstelde buitenlandse manipulatie van de verkiezingen in Roemenië, die leidde tot een rechterlijke herziening van de uitslag, was bijvoorbeeld gebaseerd op een heel dun verhaal.
Desinformatie of politieke censuur?
Zoals Brussel het ziet, omvat misinformatie inmenging in verkiezingen, leugens over klimaatverandering en berichten die xenofobie promoten. Onder het mom van misinformatie worden meningen gecensureerd die niet overeenkomen met het officiële verhaal.
Dit is bijvoorbeeld het officiële EU-beleid inzake klimaatdesinformatie:
Iedereen die dus waagt om sceptisch te zijn over de oorsprong of de gevolgen van klimaatverandering kan — en zal uiteindelijk — gecensureerd worden onder het EU-recht.
De wankele waarheid
Als de COVID-19-pandemie iéts heeft geleerd, is het wel hoe ver de autoriteiten gaan in het blokkeren van afwijkende meningen en het onderdrukken van wat zij als desinformatie beschouwen. Tijdens de coronapandemie censureerden sociale-mediaplatforms desinformatie door burgers. Dat gebeurde onder druk van overheden. Inzichten over de pandemiebestrijding die de officiële feiten ter discussie stelden, werden niet weergegeven of werden algoritmisch onderdrukt; veel gebruikers werden zelfs gedeactiveerd.
Er zijn toen grote missers gemaakt. Wie bijvoorbeeld tot halverwege 2021 op sociale media stelde dat gevaccineerden het virus nog steeds konden overdragen, of dat natuurlijke infectie een vergelijkbare of zelfs betere immuniteit zou kunnen bieden, kreeg een douw. Later moesten de autoriteiten op basis van voortschrijdend inzicht erkennen dat zij er zelf naast zaten. Mensen die de waarheid hadden verteld, zelfs artsen en wetenschappers, zijn onder druk van de autoriteiten ten onrechte gecensureerd.
Geen zinnig mens wil desinformatie. Maar waar trek je de grens? Wat de een ziet als gezond klimaatscepticisme, ziet de ander als een bedreiging voor de mensheid. Wat de een beschouwt als rationele kritiek op massamigratie uit islamitische landen, ziet de ander als racisme en haatzaaierij. Dit zijn discussies die gevoerd moeten kunnen worden. Maar wanneer bepaalde meningen taboe worden verklaard en ronduit worden onderdrukt, belemmeren we het proces van waarheidsvinding zelf.
Wat gisteren waar was, is dat morgen misschien niet meer. De kennis schrijdt voort, geholpen door dwarskijkers. Het geeft aan dat censuur op basis van onjuiste feiten kan worden toegepast. Wie zulke onbeperkte macht aan de autoriteiten wil toevertrouwen, is naïef.
De DSA als politiek instrument
Het heeft er bovendien alle schijn van dat Brussel de DSA wil inzetten om de kiezers politiek te beïnvloeden. De eurocommissaris verantwoordelijk voor de invoering van de DSA, Thierry Breton, dreigde in augustus 2024 Elon Musk, de eigenaar van X, dat hij in de gaten werd gehouden in een live-uitzending van een gesprek met presidentskandidaat Donald Trump. Hij wees Musk erop waakzaam te zijn voor uitingen van haat, onrust, aanzetten tot geweld en desinformatie. Het is moeilijk om dat niet te zien als een poging tot intimidatie en inmenging in de Amerikaanse verkiezingen.
Breton herhaalde zijn dreigementen in januari 2025, toen Musk in de aanloop naar de verkiezingen in Duitsland een live gesprek ging uitzenden met de lijsttrekker van de rechtse Duitse partij Alternative für Deutschland (AfD). Het is duidelijk dat Brussel niet zal nalaten om partijen in het spectrum conservatief/libertair/anti-migratie/anti-globalisme te benadelen. Je hoeft geen aanhanger van die partijen te zijn om dat te zien.
Russische mediakanalen geblokkeerd
En het is niet alleen de DSA. Sinds de inval in Oekraïne kunnen wij de Russische kant van het verhaal niet meer volgen. Zes Russische mediakanalen zijn geblokkeerd; wij hebben geen toegang meer.
Deze zes kanalen, waaronder Russia Today, zenden inderdaad schaamteloze leugens en propaganda uit, daar hoeven we niet over te kibbelen. Brussel wil ons daar tegen beschermen. We mogen er niet meer naar kijken, we kunnen ons eigen oordeel niet meer vormen.
Brussel behandelt ons als kwetsbare kinderen, onnozele zielen. We hebben Brussel nodig om ons te beschermen tegen kwaadaardige nieuwsbronnen.
Het is klaar als een klontje: dat is censuur.
Brussel weet niet van ophouden
En het houdt niet op. Zoals oud-commissievoorzitter Juncker ooit ontglipte:
We besluiten iets, laten het liggen en wachten af wat er gebeurt. Als niemand er moeilijk over doet, omdat de meeste mensen niet begrijpen wat er besloten is, gaan we stap voor stap door tot er geen weg meer terug is.
In mei 2024 gaf de Duitse voorzitter van de Europese Commissie, Ursula von der Leyen, een toespraak waarin zij liet weten nog wel een tandje bij te willen zetten. Niet alleen moet de DSA harder worden gehandhaafd, ook opperde zij de methode van prebunking om de Europeanen te beschermen tegen kwalijke desinformatie. Mediagebruikers wordt daarin geleerd om manipulatie te herkennen, maar prebunking kan zelf ook manipulatieve trekken hebben.
Brussel heeft daarbij vooral rechts op de korrel. Rechts wordt geframed als extreemrechts, wordt buiten de discussie geplaatst en haakt af. Als dat een handvol radicale gekken zou betreffen is er nog niet veel aan de hand. Maar als twintig procent van het electoraat buiten de discussie wordt geplaatst, met oprechte zorgen en onderbouwde opvattingen, dan deugt het systeem niet. Dan heb je Orwells Ministerie van Waarheid gecreëerd. Dan leggen de autoriteiten de burger de waarheid op.
Conclusie
Censuur is het effectiefst als je er niets van merkt. Dan vestigt zich een gemanipuleerd beeld van de werkelijkheid: gekleurd maar onwrikbaar. Natuurlijk ben je goed geïnformeerd, denkt de burger: die volgt immers nieuws uit allerlei bronnen. Berichten die botsen met je beeld van de werkelijkheid moeten wel onwaar zijn, want anders had je ze wel eerder gehoord. De reacties op de brutale toespraak van vice-president Vance spreken boekdelen: ontkenning, verontwaardiging en ‘hoor wie het zegt’. Slechts weinigen gingen inhoudelijk in op zijn observaties.
In die zin is Brusselse censuur ongekend succesvol: de meesten ontkennen dat er sprake van is. In dit artikel wilde ik dat beeld bijstellen: op een geraffineerde manier beïnvloedt Europa je nieuwsvoorziening.
Commissievoorzitter Von der Leyen is het nog niet genoeg. De teugels moeten nog strakker worden aangetrokken. Naar haar motieven is het gissen. Er is polarisatie, radicalisering van standpunten, er zijn cultuuroorlogen. Maar los je die op met ‘prebunking’, met indoctrinatie? Integendeel, zou ik zeggen. De opkomst van anti-establishmentpartijen is niet te missen. Niet iedereen is gecharmeerd van de globalistische agenda, van een ruimhartig asielbeleid, van disruptief klimaatactivisme. Door de tegenstanders te muilkorven en weg te zetten als extreemrechts zorg je alleen maar voor meer verdeeldheid en wrok.
Dat zal toch niet de bedoeling zijn?
Meer lezen?
George Orwell, Nineteen eighty-four (1949)
Paul Coleman, Censored. How European “hate speech” laws are threatening freedom of speech (2012/2016)
Alexander Heinze, Böhmermann, FC Bayern und eine Strafgesetzgebung auf Zuruf, Legal Tribune Online (2019)
Christian Rühs, Gegen Personen des politischen Lebens gerichtete Beleidigung, üble Nachrede und Verleumdung: Welches Rechtsgut wird durch § 188 StGB geschützt?, Zeitschrift für Internationale Strafrechtswissenschaft (2022)
Science Media Center Germany, Die Verbreitung von Desinformation (2022)
Bart Collard, Het recht op misinformatie (2023)
Bart Collard, Het is niet fatsoenlijk om mensen te beledigen, maar waarom is het strafbaar?, Wynia’s Week (2024)
Lukas de Koster, Beleidigung als Gefährdung des politischen Wirkens?, Legal Tribune Online (2024)
Josef Franz Lindner, Trusted Flagger als Gefahr für die Meinungsfreiheit, Verfassungsblog (2024)
Dit was de eerste aflevering in een nieuwe reeks, over censuur en vrijheid van meningsuiting. De volgende aflevering verschijnt over een paar weken, en zal gaan over de geschiedenis van de censuur in Europa.
Eerder kondigde ik de afrondende aflevering aan van de reeks over vrijheid, maar die laat nog even op zich wachten.