De schuldige witte man en het zwarte slachtoffer
Dit gaat over kritische rassentheorie, een invloedrijke wereldwijde stroming die definitief wil afrekenen met raciale onderdrukking. Wat drijft deze activisten in hun strijd tegen ongelijkheid?
Een hoogleraar antropologie die stelt dat blanke Europeanen per definitie racist zijn, ook al vinden ze van niet, omdat witte mensen een zogenaamd 'cultureel archief' in hun hoofd hebben. In dat archief zit vierhonderd jaar koloniaal denken, dat ervan uitgaat dat wit superieur is aan zwart. Hoe goed je ook je best doet, dat archief raak je nooit kwijt.
Feministische studenten en LHBTQ-activisten die vernielingen aanrichten om hun steun kracht bij te zetten aan de Palestijnse terreurorganisatie Hamas, niet bepaald een bolwerk van feministische idealen en queervriendelijkheid.
Een hoogleraar family science die het huwelijk een instelling noemt, gebouwd op witte heteropatriarchale suprematie die zwarte, inheemse, immigranten-, moederhoofdige en lesbische, homoseksuele, biseksuele, transgender en queer (LGBTQ+) gezinnen stelselmatig marginaliseert.
Een intersectionele feministe die de mechanica van Newton biopolitieke onderdrukking noemt.
Je kunt misschien lachen om die malligheid. Maar het gaat hier om een serieuze, wereldwijde stroming met een enorme invloed en miljoenen aanhangers. Deze activisten zullen niet rusten totdat alle intersectionele ongelijkheid is opgeheven en de daders schuldbewust er het zwijgen toe doen.
De beweging heeft invloed in ‘s werelds grootste bedrijven en in progressieve westerse regeringen. Google lanceerde in 2023 Gemini AI, die met kunstmatige intelligentie plaatjes genereert op basis van tekstopdrachten. De makers hadden een agenda: raciale en gender-vooroordelen moesten actief bestreden worden, zodat fictieve personages niet meer stereotiep als mannelijk en blank werden neergezet. Maar de software sloeg nogal door. Gevraagd om een afbeelding van een paus kreeg je een plaatje van een vrouwelijke paus met een kleurtje. Gevraagd om een afbeelding van Duitse soldaten in de Tweede Wereldoorlog kreeg je een een Aziatische vrouw in Duits uniform en een zwarte soldaat met een soort hakenkruis. Google heeft inmiddels toegegeven dat dat wel een beetje overdreven was, en heeft het project uit de markt gehaald.
In de Netflixserie Queen Charlotte: a Bridgerton story (2023) wordt de echtgenote van koning George III van Engeland fictioneel gepresenteerd als een zwarte vrouw met een zwarte hofhouding. Historisch niet accuraat, maar met als doel om het publiek te laten wennen aan het idee van zwarte mensen in de hoogste elites.
De Canadese regering heeft een wetsvoorstel gelanceerd met ernstige beperkingen voor uitingen van afschuw ten opzichte van etnische groepen, religie, leeftijd, geslacht, seksuele oriëntatie, genderidentiteit, huwelijksstatus, genetische kenmerken en handicap. De beperkingen kunnen zo ver gaan dat zelfs strafrechtelijk wordt ingegrepen bij een mogelijke intentie tot kwetsende uitingen, gepaard met censuur op sociale media. Critici spreken van een Orwelliaanse 'thought police’.
Wij hebben het over kritische rassentheorie die zich activistisch bezighoudt met racisme en discriminatie. In dit artikel neem ik deze beweging onder de loep: wat willen zij, en waarom? En: hebben ze een punt? Ik doe dat aan de hand van het invloedrijke boek Critical race theory (2001) van de Noord-Amerikaanse juristen Richard Delgado en Jean Stefancic. De centrale vraag is: zijn racisme en discriminatie de hoofdoorzaak van de achterstand van minderheden?
De achtergrond van het boek en van de beweging ligt duidelijk in de Verenigde Staten, en is niet los te denken van de structurele sociaal-economische achterstand van de Afro-Amerikaanse minderheid in dat land. Die achterstand is onloochenbaar en hardnekkig.
In dit artikel lees je hoe deze ‘Crits’ denken over herverdeling, namelijk op basis van gelijke uitkomsten. Racisme zit overal, zeggen zij, vaak zijn wij het ons niet eens bewust. De blanke, masculiene heteroseksuele koloniale cultuur is zo dominant dat minderheden stelselmatig onderdrukt worden zonder dat wij het door hebben. Alleen met radicale oplossingen kan dat patroon bestreden worden. Zij hebben een punt, stel ik. Racisme en discriminatie vind je overal. Maar over de oplossingen zijn wij het niet eens. Waar de Crits het zoeken in marxistische theorie, denk ik dat integratie en zorg voor de onderklasse de enige uitweg is. Daarbij sta ik stil bij de positie van minderheden in Europa en Noord-Amerika. Kritische rassentheorie is ontstaan vanwege de structurele achterstand van de Afro-Amerikanen in de Verenigde Staten. Maar daar is iets bijzonders aan de hand, leg ik uit, en een diagnose kun je niet zomaar over de rest van de wereld uitrollen.
Herverdeling
Je hebt verschillende manieren van herverdelen, schreef ik in de vorige aflevering:
Formele gelijke behandeling: er wordt geen onderscheid gemaakt naar verschillen zoals afkomst, etniciteit, religie, geslacht, seksuele gerichtheid.
De vrije markt en de maatschappelijke krachten krijgen vrij spel (onder de regels van formele gelijke behandeling), maar de uitkomsten worden gecompenseerd: onderaan de streep wordt de balans opgemaakt: de winnaars betalen aan de verliezers. Bijvoorbeeld in de vorm van een progressieve inkomstenbelasting; wie rijk en succesvol is, draagt naar draagkracht bij aan collectieve voorzieningen en herverdeling.
Herverdelen op basis van gelijke kansen. Wie buiten zijn schuld een kleinere kans heeft op succes, wordt vooraf al gecompenseerd. Bijvoorbeeld door kleinere klassen in te richten op scholen met veel achterstandsgroepen, of door lagere eisen te stellen aan minderheden zodat zij evenredig vertegenwoordigd worden in scholen en beroepen.
Herverdelen op basis van gelijke uitkomsten. Uitkomsten zijn per definitie onrechtvaardig als die nadelig uitpakken voor minderheden, dus moet er gesleuteld worden aan instituties, zodat de uitkomsten gelijk uitpakken voor iedereen.
Kritische rassentheorie zit op dat laatste spoor. Zo lang minderheden niet evenredig vertegenwoordigd zijn in gewilde posities, en er is sociaal-economische ongelijkheid tussen groepen, moet dat wel betekenen dat het stelsel niet deugt. Formele gelijke behandeling, regels die voor iedereen gelden, en het niet maken van onderscheid naar ras, is niet genoeg om de achterstand van bevolkingsgroepen op te lossen. Als iedereen op dezelfde criteria wordt beoordeeld om in aanmerking te komen voor een opleiding, een baan of een promotie, blijkt dat vaak niet te leiden tot een evenredige vertegenwoordiging van minderheden op de betere scholen of in de meer gewilde maatschappelijke posities. Zo lang minderheden niet proportioneel vertegenwoordigd zijn in bijvoorbeeld academische posities, beroepen met een hoog aanzien of in de volksvertegenwoordiging, of er etnische minderheden oververtegenwoordigd zijn in gevangenissen, moet dat wel betekenen dat de samenleving minderheden op de een of andere manier achterstelt.
Onbewuste discriminatie
Kritische rassentheorie is op zoek naar de oorzaken van de ongelijke uitkomsten, die vaak subtiel zijn. Openlijk racisme en discriminatie komen nog wel voor, maar worden maatschappelijk niet meer geaccepteerd. Maar wat nog wel veel voorkomt is subtiele en onzichtbare discriminatie en racisme. De daders zijn er zich vaak niet eens van bewust. Kritische rassentheorie wil die identificeren en aan de kaak stellen.
Wie van zichzelf beweert dat hij kleurenblind is, wordt vanuit de kritische rassentheorie gewantrouwd. Ten eerste is niemand écht kleurenblind: bewust of onbewust maak je altijd onderscheid onder mensen met een verschillend kleurtje. Ik heb al eerder verwezen naar de Implicit Association Test, die ons genadeloos confronteert met ons onbewust ingebakken racisme. Witte onschuld, noemt de antropologe Gloria Wekker dat. Mensen die gewend zijn dat zij altijd gezien en begrepen worden, hebben geen idee in welke bevoorrechte positie zij zich bevinden, betoogde de antropoloog Joris Luyendijk in zijn boek over zijn zeven vinkjes (man, wit, hetero, vwo-diploma, universitair diploma, minstens één hoogopgeleide en/of welgestelde ouder, minstens één in Nederland geboren ouder). Pas als je een keer meemaakt hoe het is als je geen aansluiting kunt vinden, wanneer je subtiel wordt buitengesloten of gewantrouwd, kun je je verplaatsen in de situatie waar immigranten, vrouwen, seksuele, etnische of religieuze minderheden of laagopgeleiden dagelijks mee te maken hebben.
Microagressie
Zoals gezegd, de meeste mensen zijn van goede wil. Zij zien zichzelf niet als racisten, hebben vaak zelfs een afkeer van discriminatie, en zij staan open voor gelijkwaardige behandeling van iedereen. Maar tegelijkertijd worden op een subtiele manier minderheden voortdurend op hun plaats gezet, krijgen zij te merken dat zij er toch niet helemaal bij horen. Degene die het zegt, doet het meestal onbedoeld, niet uit kwade wil, maar als je het als lid van een minderheid vaak overkomt, gaat het onder je huid zitten.
De lijst met voorbeelden is eindeloos:
Een landgenoot met een ander kleurtje, geboren en getogen in Amstelveen, wordt gevraagd: "Waar kom jij vandaan?” Of krijgt een compliment: “Wat spreek je goed Nederlands!”. Deze is ook mooi: “Als ik jou zie, dan zie ik geen kleur, maar een mens.”
Als minderheid ervaar je onderhuids wantrouwen. Mensen die hun tas vasthouden of hun hand op hun broekzak houden als je voorbij loopt. Gevolgd worden door de beveiliger terwijl je door de winkel loopt. Iemand die de volgende lift neemt als je er in staat. Vaker gecontroleerd worden bij verkeers- of veiligheidscontroles.
Overgeslagen worden als je je vinger opsteekt of aan de beurt bent in de winkel. Als klant of gast aangezien worden als bedienend personeel. Mensen die grappend je accent nadoen. Vrienden die foute grappen maken over nichten, negers of Joden, om maar te laten zien dat zij er boven staan. En wee als je niet mee lacht.
De activiste Peggy McIntosh somde 47 voorbeelden op hoe zij maatschappelijke voordelen ervaart die etnische minderheden niet ervoer: van het feit dat er alleen huidkleurige pleisters verkrijgbaar waren voor mensen met een blanke huidskleur, het gevoel te hebben dat je nooit kunt aarden als nieuwe bewoner van een blanke middenklasse woonwijk. Zelfs de chemicaliën in kleurenfilm waren geoptimaliseerd voor een blanke huid: in een donkere huid waren de gelaatstrekken veel slechter zichtbaar. Donkere mensen zagen er daardoor op tv en film, in kranten en in tijdschriften minder sympathiek uit dan mensen met een lichtere huidskleur.
Intersectionalisme
Een ander veel voorkomend thema in kringen van de kritische rassentheorie is het intersectionalisme: het verschijnsel dat je ook deel kunt uitmaken van verschillende minderheden, waardoor het nadeel dubbelop werkt en je je eigenlijk nergens helemaal thuisvoelt.
Delgado en Stefancic geven een voorbeeld. Een zwarte vrouw krijgt een nieuwe leidinggevende die er geen geheim van maakt dat hij een hekel heeft aan zwarte vrouwen: hij noemt ze lui en onbetrouwbaar. Hij geeft haar stelselmatig de rotklussen, zit haar op de huid en onthoudt haar een promotie. Zij klaagt hem uiteraard aan voor discriminatie. De man verweert zich. Hij heeft helemaal geen hekel aan zwarten. Met zwarte mannelijke medewerkers gaat hij prima om, zij krijgen promoties en met sommigen is hij goed bevriend. De vrouw gooit het nu over een andere boeg: de man is een seksist. Maar ook dat is niet het geval, zegt hij. Hij heeft een vrouwelijke baas, veel vrouwelijke collega’s, en zij zijn allemaal vol lof over zijn vrouwvriendelijkheid; hij noemt zichzelf juist een feminist! De vrouw wordt gediscrimineerd maar past niet in de hokjes; zij valt tussen wal en schip.
Tegen onderdrukking
Als er geen gelijke uitkomsten zijn, dan moet er wel sprake zijn van onderdrukking. Van onderdrukking is sprake als mensen worden belemmerd om tot bloei, tot ontplooiing te komen. Daarmee komen wij dan weer uit bij de marxistische formulering van onze menselijke morele plicht, die ik in de vorige aflevering opnam:
Wij moeten ieders autonome streven naar een bloeiend leven ondersteunen door (...) hun waardevolle menselijke capaciteiten niet te vernietigen of te blokkeren (... en) hun ontwikkeling en uitoefening te beschermen en mogelijk te maken.
— Pablo Gilabert, Kantian dignity and Marxian socialism, in: Kantian Review (2017)
Als er ongelijke uitkomsten zijn, betekent dat onderdrukking. Wie er onderdrukt, maakt daarbij niet veel uit. Het gaat om alle vormen van onderdrukking, niet alleen van etnische of religieuze groepen en genders, maar ook de klimaatverandering is een vorm van onderdrukking. In de woorden van de antropoloog Younes Saramifar:
Onrechtvaardigheid op het gebied van klimaat, gender, kolonialisme en praktijken van genocide: het hangt allemaal met elkaar samen. Zolang er geen rechtvaardigheid voor Palestina is, kan er bijvoorbeeld ook geen klimaatrechtvaardigheid zijn.
— Younes Saramifar, geciteerd in: Andreas Kouwenhoven, Kees Versteegh, Een allegaartje van actiegroepen en 'tool kits' uit de VS: zo kwam het studentenprotest in Amsterdam tot stand, NRC (2024)
Etnisch bewustzijn
Aanhangers van de kritische rassentheorie zijn juist niet kleurenblind: zij zijn zich voortdurend bewust van etnische verschillen. Pas als je de verschillen expliciet benoemt, kun je streven naar gelijke uitkomsten voor iedereen. Enerzijds zoekt de beweging een ‘deconstructie van ras’, maar aan de andere kant lukt dat alleen door je voortdurend bewust te zijn van de fundamentele achterstand van (veelal etnische) minderheden. Veel aanhangers vinden dat eigenlijk alleen minderheden zelf kunnen verwoorden hoe diep het probleem ligt en waar de oplossing gezocht kan worden. Blanke heteroseksuele mannen die vanouds het maatschappelijke en academische debat domineren zijn cultureel en mentaal niet in staat om het probleem op de juiste manier te benaderen.
Een verwant probleem is culturele toe-eigening. Blanke, vaak progressieve mensen die stereotiepe elementen van een vreemde cultuur overnemen. Bijvoorbeeld het dragen van dreadlocks of exotische kleding, taalgebruik, religieuze gebruiken, culinaire uitstapjes. Sommige aanhangers van kritische rassentheorie zien dat als culturele diefstal, een uiting van dominantie of een oppervlakkig gebruik van stereotypen. Knorr Wereldgerechten houdt de adem in. Nog zoiets: mag ik jodenmoppen maken? Maakt het daarbij uit of ik Joods ben of niet?
Sam tegen Moos: ‘Ik heb een gouden tip voor je! Als je katholiek wordt, bij de kerk hier om de hoek, krijg je duizend piek, contant in het handje!’ Een dag later klampt Moos Sam aan: ‘Je had gelijk! Zo makkelijk heb ik nog nooit geld verdiend.’ Sam: 'Eerlijk is eerlijk, die tip heb je van mij, dus dan krijg ik toch wel tipgeld van je? Een meier lijkt mij redelijk.’ Moos antwoordt berustend: 'Zie je nou, dat is precies de reden waarom wij katholieken zo'n hekel aan joden hebben.’
Polarisatie en haatsproei
De beweging roept heftige reacties op en schuwt de confrontatie niet. Bezorgde blanke burgers laten zich niet voor racist uitmaken en weigeren om zich schuldig te voelen voor het slavernijverleden van landgenoten van eeuwen her. Ook wordt de beweging vaak verweten niet voor rede vatbaar te zijn: kritiek op de beweging wordt snel geframed als bevooroordeelde ondermijning door de schuldige witte mens en zijn handlangers.
Het is ironisch dat de polariserende beweging zich tegelijkertijd uitspreekt tegen polarisatie en haatsproei. Vooral het zaaien van haat, waar ik later nog een artikel aan zal wijden, wordt fanatiek bestreden, bijna zo ver in het absurde dat iedereen die zich kritisch over de beweging uitlaat zich al verdacht maakt van haatsproei. Kritiek op bedenkelijke aspecten van de islam is bijvoorbeeld ook al gauw haatsproei, evenals kritiek op claims van transgenders, of als je wijst op ongemakkelijke statistiek over minderheidsgroepen. Zie ook het Canadese wetsvoorstel waar ik hierboven over schreef.
De oplossingen van de beweging
Niet iedere kritische rassenstrijder heeft oplossingen voor ogen. In de woorden van Wekker: “Ik constateer een probleem. Waarom moet ik ook met een oplossing komen?” Maar waar oplossingen worden geopperd, zijn die behoorlijk radicaal. De samenleving moet met hallucinante bedragen over de brug komen om onderdrukte minderheden voor honderden jaren van onderdrukking schadeloos te stellen. Kritiek op de beweging en haar minderheden wordt aangepakt met censuur en het strafrecht. Wie zich kritisch uitlaat, wordt gecancelled: genegeerd en monddood gemaakt. De academische wereld en de journalistiek staan maoïstische zuiveringen te wachten. Klimaatactivisten hebben nauwe banden met de beweging. Opleidingen en de toegangseisen moeten zo worden ingericht dat minderheden net zo’n goede slagingskans hebben als anderen. En bij de toegangseisen moet ook rekening worden gehouden met de moeilijkheden die de kandidaten hebben moeten overwinnen. Wie in een eenoudergezin op bijstandsniveau opgroeide, verdient een gunstiger behandeling dan een kind uit de elite die haar hele leven al is voorbereid op de best mogelijke opleiding.
Ook het beginsel van evenredige vertegenwoordiging (één man, één stem) moet misschien op de schop. Want minderheden moeten adequaat politiek vertegenwoordigd zijn, en dat lukt niet zo lang het een minderheid is. Het perspectief van minderheden moet zwaarder wegen: bij elk besluit moet het effect op de positie van minderheden worden meegewogen.
De kritische rassentheorie wil ook internationale solidariteit, maar het is niet helemaal duidelijk hoe ver die moet gaan. In elk geval is kapitalistische uitbuiting van de onderklasse in arme landen een steen des aanstoots: misschien moeten de vrijhandelsverdragen maar op de schop. Dat geldt ook voor de restricties op immigratie vanuit arme landen. Wie een heenkomen zoekt in een rijk land in Europa of Noord-Amerika kun je niets in de weg leggen: het zijn slachtoffers van neokoloniaal westers beleid. Onbelemmerde immigratie levert natuurlijk wel meer concurrentie op de arbeidsmarkt op, dus moet de positie van de vakbeweging verbeteren, om de arbeidsvoorwaarden op peil te houden. Dat brengt mij op de ‘economische democratie’ die wordt bepleit. Bedrijven moeten worden getransformeerd in maatschappelijk gecontroleerde organisatie, met het hoogste gezag voor een ‘bedrijfsparlement’ waarin alle stakeholders vertegenwoordigd zijn: niet alleen de kapitaalverschaffers, maar ook de werknemers, de consumenten, de omwonenden, de milieubeweging en natuurlijk vertegenwoordigers van minderheden.
Kort en goed: onder de kritische rassentheorie schemert een marxistische agenda.
Zoals dat gaat in de gepolariseerde Verenigde Staten, is kritische rassentheorie erg controversieel en gepolitiseerd. Het is lastig om online informatie te vinden die niet op de een of andere manier gekleurd is. Wil je wat meer verdieping, bekijk dan onderstaande video, waarin Ryan Chapman de ideeën van de kritische rassentheorie keurig en onpartijdig uitlegt.
Een olievlek
Kritische rassentheorie ontstond in de Verenigde Staten, in reactie op de structurele achterstand van Afro-Amerikanen.
Wereldwijd wemelt het van de achterstandsgroepen, vaak vooral etnische minderheden en dan vrouwen in het bijzonder. Kritische rassentheorie, intersectionaliteit en identiteitspolitiek verspreidden zich als een olievlek en worden nu wereldwijd bedreven. Bewuste of onbewuste discriminatie, microagressie, onderhuids racisme worden her en der geïdentificeerd, evenals de naweeën van het Europese kolonialisme. Meestal heeft de overwegend blanke, mannelijke elite het gedaan.
Discriminatie valt niet te ontkennen
Er wordt inderdaad gediscrimineerd, overal ter wereld. Er is overvloedig wetenschappelijk onderzoek dat dat aantoont. De onderzoeken concentreren zich vooral op Europa en Noord-Amerika. Op beide continenten blijkt duidelijk dat de blanke autochtone bevolking bevoordeeld wordt. In Noord-Amerika worden vooral Afro-Amerikanen en Latijns-Amerikanen gediscrimineerd. In Europa treft het vooral mensen van Midden-Oosterse en Afrikaanse komaf, maar ook wordt discriminatie gemeten van Zuid- en Oost-Europeanen in Noord-en Midden-Europa. Discriminatie van en door Aziaten wordt veel minder onderzocht.
Op sollicitaties hebben minderheidsgroepen tot twee keer minder kans om te worden uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek.
In de particuliere woningverhuur krijgen minderheden tot ongeveer veertig procent minder respons, vooral als de potentiële huurder een man is.
In allerlei private sectoren zijn er aanwijzingen dat er gediscrimineerd wordt. Minderheden krijgen minder voordelige resultaten in de onderhandelingen over de prijs van een auto. Als lid van een minderheid moet je langer wachten op een taxi. Minderheden betalen gemiddeld een hogere rente op een hypotheek, ook als je corrigeert voor sociaal-economische positie. En ga zo maar door.
Bestrijd de discriminatie, en het probleem lost zich vanzelf op, zou je zeggen. Maar zo eenvoudig blijkt het niet te liggen.
Integratie
De genoteerde discriminatie blijkt af te nemen naarmate de minderheden meer integreren. Vooral taalvaardigheid en netwerken blijken van grote invloed. Wie vloeiend en accentloos de landstaal spreekt, heeft veel minder te maken met discriminatie. Dat geldt ook als je ‘de weg weet’: als je culturele aansluiting groter is, een beter autochtoon netwerk hebt. Vergeet niet dat veel meer mensen via-via aan een baan komen dan via een sollicitatie: ongeveer anderhalf keer zo vaak. Dat geldt misschien ook voor een huurwoning. Werkzoekenden die vooral vrienden en bekenden hebben in hun eigen etnische netwerk, hebben daardoor een kleinere kans op de baan en de woning die ze willen. Maar vergeet niet dat werkgevers en verhuurders uit minderheidsgroepen ook discrimineren, maar dan andersom: zij hebben ook een bovengemiddeld grote voorkeur voor ‘eigen volk’. Dit werkt segregatie in de hand; minderheden krijgen vaker een werkgever uit eigen kring, en gaan wonen in buurten waar zij hun etnische netwerk hebben. De enige uitweg is het verbreden van het netwerk, waar vooral scholen een goede rol in kunnen spelen.
De arbeidsmarktpositie van minderheden in Europa is zwakker dan gemiddeld. De lonen liggen lager en de werkloosheid is hoger. Voor een deel ligt dat aan discriminatie, maar dat effect moet je ook weer niet overschatten. De sociaal-economische achterstand van immigranten met een islamitische achtergrond in Europa blijkt voor het grootste deel verklaarbaar te zijn door sociale en culturele factoren. Taalachterstand en netwerken hebben wij al genoemd: dat zijn de grootste factoren, maar er is meer. Gehuwde vrouwen worden bijvoorbeeld vaak geacht om thuis voor de kinderen te zorgen, ook al zijn zij nog zo goed opgeleid. Corrigeer je voor dit soort factoren, dan hebben Europeanen met een migratieachtergrond geen wezenlijk kleinere kansen op arbeid. Hoewel er van discriminatie op individueel niveau wel aantoonbaar sprake is, heeft dat minder effect op hun positie op de arbeidsmarkt dan je zou denken.
Etnische nieuwkomers hebben bijna altijd een sociaal-economische achterstand. Die achterstand wordt doorgaans binnen een paar generaties ingelopen. Dat proces gaat langzamer naarmate de groep nieuwkomers groter is, het gemiddelde opleidings- en welstandsniveau van de nieuwkomers lager is, en ook naarmate de culturele verschillen groter zijn. Als je wel eens zelf mayonnaise hebt gemaakt, weet je dat één eigeel enorme hoeveelheden olie kan binden. Maar dan moet je geen temperatuurverschillen hebben, en moet je de olie druppelsgewijs mengen. Negeer je dat, dan gaat het mengsel schiften.
De achterstand van minderheden wordt niet alleen veroorzaakt door discriminatie, maar vooral ook door culturele voorkeuren, taalbeheersing, sociale netwerken en opleidingsniveau. Naarmate die verschillen na verloop van tijd kleiner worden, zal de achterstand op de arbeidsmarkt van Europeanen met een migratieachtergrond geleidelijk verdwijnen.
Het zijn belangrijke nuanceringen. Ja, er wordt gediscrimineerd, en nieuwkomers en etnische minderheden hebben daar onder te lijden. Vergeet vooral ook het psychologische effect niet. Anderzijds: als je doorlopend te horen krijgt dat je slachtoffer bent, gaat je dat ook niet in de koude kleren zitten. Iedereen heeft er belang bij om het realistische verhaal te horen. Behoor je tot een migrantengroep, dan word je zelden met open armen ontvangen. Mensen hebben vooroordelen, zijn argwanend, je vindt moeilijk aansluiting en er zullen culturele verschillen zijn. Zelfs als je als immigrant stinkend je best doet, krijg je taalachterstand, verschillen in opleidingsniveau, cultuurverschillen en een gebrekkig netwerk vaak niet in één generatie weggepoetst. Investeer vooral in de integratie van je kinderen en kleinkinderen.
Aanhangers van de kritische rassentheorie vinden dit waarschijnlijk niet leuk om te horen. Wat blijft er over van een kritische theorie die de uitkomsten van alle beleid wil toetsen aan de effecten voor minderheden? Die racisme, discriminatie en onderdrukking uitroept tot alles overheersend thema?
Niet voor niets is de kritische rassentheorie een exportproduct van de Verenigde Staten. Want de etnische situatie in dat land is bijzonder: de achterstand van de Afro-Amerikaanse bevolking is hardnekkiger dan je zou verwachten.
De sociaal-economische positie van Afro-Amerikanen
Het gaat (nog steeds) niet goed met de positie van de Afro-Amerikanen in de Verenigde Staten. In 1865 werd de slavernij afgeschaft. In 1964 werd het maken van racistisch onderscheid verboden. Een jaar later werd positieve discriminatie in de Verenigde Staten voor overheden en werkgevers verplicht gesteld, zodat vrouwen en minderheden evenredig vertegenwoordigd zouden worden. Inmiddels, zestig jaar later, gaapt er nog steeds een enorme kloof tussen blank en zwart in de Verenigde Staten.

Er zitten relatief vier keer zo veel Afro-Amerikanen in de gevangenis als blanke Amerikanen. Ben je zwart, dan is de kans dat je leeft onder de armoedegrens ongeveer twee en een half keer zo groot. Zwart is aanzienlijk lager opgeleid dan blank. Gemiddeld verdienen blanke gezinnen bijna twee keer zo veel als zwarte gezinnen. De werkloosheid onder zwarten is structureel ongeveer anderhalf keer zo hoog. Ben je blank, dan is je levensverwachting drie jaar langer. In politieke vertegenwoordiging is het beeld gemengd: zwarte leden zijn ongeveer evenredig vertegenwoordigd in het Congres, maar de Senaat is slechts drie procent zwart, terwijl de bevolking voor ruim twaalf procent zwart is. 63 Procent van de zwarte kinderen groeit op in eenoudergezinnen, tegenover 24 procent blank.
Gelijke rechten, gelijke behandeling, zelfs positieve discriminatie blijkt niet effectief genoeg om de kloof te dichten. Geen wonder dat wetenschappers zoeken naar andere verklaringen en oplossingen.
Is de achterstand van Afro-Amerikanen te wijten aan discriminatie?
Kijk je naar de elementen waarin zwart sociaal-economisch duidelijk een achterstand heeft, dan is lagere welvaart en armoede de rode draad. Lagere opleiding, minder verdienen, hogere criminaliteit, hogere werkloosheid, eenoudergezinnen, lagere levensverwachting: het zijn elementen die met elkaar correleren. De zwarte achterstand lijkt eerder een klassenprobleem dan een rassenprobleem. Maar hoe komt het dat er zoveel zwarten in de onderklasse zitten?
Natuurlijk wordt er gediscrimineerd in de Verenigde Staten, zoals overal. Hoewel openlijk racisme en onverholen discriminatie niet meer zo veel voorkomt als voorheen, wordt er nog steeds gediscrimineerd, vooral al de ‘pakkans’ gering is. En vergeet niet dat discriminatie niet alleen op etniciteit hoeft te zijn gebaseerd: er bestaat ook zoiets als klassediscriminatie. Maak je deel uit van een sociaal-economische onderklasse, dan krijg je ook te maken met vooroordelen die niet per se op etniciteit zijn gebaseerd.
Er zijn goede aanwijzingen dat er met de achterstandspositie van Afro-Amerikanen nog meer aan de hand is. Joodse en Aziatische Amerikanen worden ook in enige mate gediscrimineerd, maar hun sociaal-economische positie is gemiddeld juist beter dan die van de gemiddelde Noord-Amerikaan.
De rol van intelligentie
Een omstreden aanwijzing is dat veel zwarte Amerikanen ondergemiddeld scoren op IQ en cognitieve tests. Die statistiek is onomstotelijk, maar je moet voorzichtig zijn met conclusies. Ten eerste maak je natuurlijk een ernstige fout als je aanneemt dat elke Afro-Amerikaan die je tegenkomt dommer is dan gemiddeld. Het spectrum is breed: er zijn zwarte Nobelprijswinnaars; er zijn talloze geweldige zwarte wetenschappers, artsen, filosofen, schrijvers en CEO's. Het land had zelfs een zwarte president. We hebben het hier over statistiek, niet over generalisaties. Met het IQ van één enkel individu kun je zelfs nauwelijks iets zinnigs zeggen over diens vaardigheden en perspectieven. Maar weet je het gemiddelde IQ van een groep, dan ligt dat anders: dan kun je met redelijke zekerheid voorspellingen doen.
Dat er een statistische relatie ligt tussen erfelijke etniciteit en IQ was een bevinding die er in hakte. Velen, ook serieuze wetenschappers, waren boos en weigeren het te geloven. Het boek waarin dit gesteld werd, The bell curve (1994), is vanwege die controversiële stellingname van alle kanten aangevallen. Maar afgezien van talloze nuanceringen en kanttekeningen is niemand er nog in geslaagd om de fundamentele (statistische) analyse van het boek onderuit te halen. In een andere aflevering zal ik ooit nog ingaan op de zin en onzin van raciaal onderscheid.
Maar kunt je wel afvragen:
Kun je cognitieve vaardigheid wel in één cijfer uitdrukken?
Zijn de tests wel cultureel neutraal?
Is een laag IQ wel de oorzaak, en niet het gevolg van een sociaal-economische achterstand?
Leidt een laag IQ tot armoede en achterstand?
Het antwoord op de laatste vraag is wel duidelijk: in de VS, gefixeerd op tests, geldt dat wie hoog scoort, een betere kans heeft op een goede opleiding, een hogere kans om de opleiding succesvol af te ronden, op een hoog inkomen en toegang tot een welvarende klasse. In de laatste zestig jaar zijn de Verenigde Staten steeds meritocratischer geworden. Welvaart hangt minder af van afkomst, en meer van cognitieve en academische prestaties. Een academische graad aan een van de betere universiteiten is bijna een garantie op een welvarend leven.
Maar wat minder duidelijk is, is in hoeverre een hoge testscore self fulfilling is. Ik geef een absurd voorbeeld om dit punt te illustreren. Stel je een cultuur voor die is gefixeerd op muzikaliteit. Wie het mooist kan zingen, krijgt de best betaalde baan. De beste zangers delen de lakens uit, er ontstaat een elite van geweldige zangers, die ook nog eens met elkaar trouwen en kinderen krijgen. Die kinderen hebben niet alleen een erfelijk talent voor muzikaliteit, maar zij krijgen van huis uit ook de hele dag muziek te horen, zij worden gestimuleerd om van jongs af mooi te zingen, en zij gaan naar de best mogelijke muziekschool. Die scholen selecteren hun leerlingen op basis van tests: wie het grootste muzikale talent heeft, wordt aangenomen. Logisch dat kinderen die hoog scoren op die tests ook de grootste kans hebben om de school met hoge cijfers af te ronden. Wie de school met succes afrondt, krijgt de beste baan, en zo houdt het systeem zichzelf in stand, los van de vraag of muzikaliteit nou maatschappelijk de beste bijdrage levert.
IQ is een manier om statistisch te voorspellen hoe goed mensen cognitieve problemen kunnen oplossen. Ik geef grif toe dat het oplossen van cognitieve problemen je waarschijnlijk succesvoller maakt in de effectenhandel, het ontwerpen van een brug, het leiding geven aan een ministerie, of het verrichten van wetenschappelijk onderzoek. Met muzikaliteit kom je daar niet ver mee. Gemiddeld zijn intelligente mensen productiever in complexe taken. Maar het voorbeeld toont hopelijk aan dat de nadruk op gemeten intelligentie een element van een zichzelf vervullende voorspelling in zich heeft.
Maar dit ging over mensen met een bovengemiddeld IQ. Daarover betoog ik dat hun maatschappelijk succes voor een deel te danken is aan een systeem dat hoge waarde hecht aan de vaardigheid om met cognitieve problemen om te gaan. Daarmee houdt het systeem zichzelf deels in stand.
Voor het omgekeerde, een laag IQ, liggen de zaken anders. Mensen met een IQ van pakweg 85 of lager maken gemiddeld gesproken vaker een puinhoop van hun leven. Zij zijn minder goed in staat om een relatie te leggen tussen hun gedrag en de gevolgen, en hun gedrag af te stemmen op die gevolgen. Ze kunnen misschien fantastisch breien, of het zijn hele zorgzame, lieve mensen. Maar als opvoeders schieten ze bovengemiddeld vaak tekort, en ze kunnen op het werk alleen eenvoudige taken vervullen, waar veel begeleiding bij nodig is. Op school kunnen ze niet goed meekomen, waardoor het inkomen laag is en de kans op werkloosheid hoog. Van alle denkbare factoren die werkloosheid, armoede en criminaliteit kunnen voorspellen telt een laag IQ met overmacht het zwaarst. Veel meer dan bijvoorbeeld de sociale klasse van je ouders. Daarmee is trouwens niets gezegd over de grote meerderheid van de mensen met een laag IQ. De meesten hebben gewoon netjes een baan, zijn lieve ouders en brave, oppassende burgers. Maar statistisch gesproken is een laag IQ wel een belangrijke risicofactor.
Helaas is onomstotelijk aangetoond dat in de Verenigde Staten onder de groep mensen met een IQ van 85 of lager de zwarte bevolking zwaar oververtegenwoordigd is. Er zijn ongeveer even veel zwarte als blanke Noord-Amerikanen met een IQ van 80, terwijl van de hele bevolking slechts een op de acht inwoners Afro-Amerikaans is. Er wonen meer dan twintig miljoen Afro-Amerikanen in de Verenigde Staten met een IQ van 85 of lager, op een bevolking van ruim 330 miljoen.
Het is een belangrijke verklaring voor de statistische sociaal-economische achterstand van de zwarte bevolking. En natuurlijk zijn er ook omgevingsfactoren. Als je opgroeit in een disfunctioneel gezin, of in een omgeving waarin criminaliteit de norm is, of schooluitval, dan kan dat zeker invloed hebben op je eigen levensloop.
Een belangrijk deel van je IQ ligt al bij geboorte vast, maar ook omgevingsfactoren kunnen je IQ beïnvloeden. De huidige consensus is dat IQ net zoiets is als lichaamslengte: je genen bepalen je aanleg om lang of kort te worden. Maar omgevingsfactoren hebben ook invloed. Als je genetisch voorbestemd bent om kort te worden, kan als kind je lichaamslengte enigszins beïnvloed worden met voeding en gezondheidszorg, maar een reus zal je nooit worden. Naar schatting wordt je IQ voor ongeveer zestig procent bepaald door erfelijke aanleg; de rest door omgevingsfactoren.
Het IQ van de Afro-Amerikaanse bevolking stijgt heel geleidelijk. Het is een zeer geringe, maar meetbare stijging. De belangrijkste oorzaken zijn vermoedelijk inspanningen in het onderwijs, gezondheidszorg en sociaal werk in achterstandswijken, en de situatie op de arbeidsmarkt voor mensen met een laag IQ. Daar valt nog een hoop winst te halen.
Conclusie
Aanhangers van de kritische rassentheorie hebben een hoop uit te leggen. Zij komen met wilde beschuldigingen, polariseren, plaatsen minderheden in de slachtofferrol en komen met marxistisch geïnspireerde oplossingen. Terwijl de onderliggende aannames niet op verifieerbare feiten zijn gestoeld, maar op storytelling en onwetenschappelijke theorievorming.
De kritische rassentheorie heeft veel aanhangers in landen met een oorspronkelijk Europese bevolking. De oorsprong van de kritische rassentheorie ligt in de Verenigde Staten, en heeft haar ontstaan te danken aan de structurele achterstand van de Afro-Amerikaanse bevolking.
Ik heb in dit artikel geprobeerd uit te leggen dat de situatie in de Verenigde Staten uitzonderlijk is door de hardnekkige achterstand van de zwarte bevolking, waarbij met name de positie van de cognitieve en sociaal-economische onderklasse speciale aandacht verdient. De kritische rassentheorie negeert dat, biedt voor dit specifieke probleem geen oplossingen, en maakt het probleem zelfs erger door te polariseren en het te definiëren in termen van daders en slachtoffers.
Ook in de rest van de wereld worden etnische minderheden en immigranten gediscrimineerd. Ik heb geprobeerd uit te leggen dat het probleem niet zo zwart-wit is als het vaak gepresenteerd wordt. Waar je in ontvangende samenlevingen een gastvrije, open-minded ontvangst zou willen zien, is de realiteit vaak anders. Mensen zijn van nature argwanend en angstig voor vreemde culturen. Vooral als de culturele verschillen groot zijn, de sociaal-economische positie van de immigranten slecht, en de aantallen groot, dan is weerstand onvermijdelijk. Eerste generatie immigranten worden zelden met open armen ontvangen, daar moet je realistisch in zijn; volledig integreren zullen zij zelden. Hun opleiding sluit vaak niet aan, hun taalbeheersing zal nooit perfect zijn, culturele verschillen zijn lastig te overwinnen, en hun netwerken schieten vaak tekort. Het beste wat immigranten kunnen doen, is investeren in de integratie van hun kinderen en kleinkinderen. Meestal komt het dan wel goed.
De kritische rassentheorie heeft daar geen oog voor. Je kunt maatschappelijke rechtvaardigheid niet louter definiëren in gelijkheidsidealen, laat staan in gelijke uitkomsten. Het is onzinnig en schadelijk om alle maatschappelijke ongelijkheid te reduceren tot onderdrukking van minderheden, zeker in continenten die worstelen met massale immigratie.
Als de hamer je enige gereedschap is, is het verleidelijk om alles te behandelen als een spijker.
— Abraham Maslow, The psychology of science (1966)
Overal ter wereld kom je racisme en discriminatie tegen. Racisme is ook beslist geen blanke specialiteit: racisme tref je aan onder alle bevolkingsgroepen. Je moet je ervan bewust zijn, en het is prima om jezelf en anderen er kritisch over te bevragen. Auteurs als McIntosh en Luyendijk verdienen lof, omdat zij ons uitnodigen om ons in de ander te verplaatsen.
In het begin van dit artikel verwees ik naar de Netflixserie Queen Charlotte: a Bridgerton story, waarin de kijker gaat geloven dat er mensen van Afrikaanse komaf genesteld waren in de Engelse koninklijke hofhouding van de 18e eeuw. Hoewel de serie een loopje neemt met de geschiedenis, kan ik er ook wel begrip voor opbrengen. Er is niets mis mee als mensen gaan wennen aan het idee dat de zwarte minderheid al eeuwen geleden net zo makkelijk meedraaide met de upper class. Net zoals de (inmiddels in ongenade gevallen) Cosby Show ons destijds deed wennen aan het idee van een sympathieke, hechte zwarte Amerikaanse familie van artsen en advocaten. Elke inspanning die onze aangeboren angst voor het onbekende vermindert, verdient een pluim. Maar dat is een pluim die de kritische rassentheorie niet verdient. Die wakkert boosheid aan en zet mensen tegen elkaar op.
Meer lezen?
Peggy McIntosh, White privilege and male privilege. A personal account of coming to see correspondences through work in women’s studies. In: Monica McGoldrick, Kenneth Hardy (red.), Re-visioning family therapy: Addressing diversity in clinical practice (1993)
Richard Herrnstein, Charles Murray, The bell curve. Intelligence and class structure in American life (1994)
Christine Ma, Michael Schapira, An analysis of Richard J. Herrnstein and Charles Murray’s The bell curve — Intelligence and class structure in American life (2017)
Richard Delgado, Jean Stefancic, Critical race theory (2001)
Cressida Heyes, Identity politics, Stanford Encyclopedia of Philosophy (2002/2020)
Sonia Kruks, Retrieving experience: subjectivity and recognition in feminist politics (2001)
Devah Pager, Hana Shepherd, The sociology of discrimination: Racial discrimination in employment, housing, credit, and consumer markets, Annual Review of Sociology (2008)
Gloria Wekker, White innocence: paradoxes of colonialism and race (2016)
Sietske Bergsma, Wetenschap op een eenwieler – kritische theorie over Gloria Wekker, TPO (2017)
Samuel L. Myers, Jr., Inhyuck “Steve” Ha, Race neutrality. Rationalizing remedies to racial inequality (2018)
Lucas Drouhot, Victor Nee, Assimilation and the second generation in Europe and America: blending and segregating social dynamics between immigrants and natives, Annual Review of Sociology (2019)
Ruud Koopmans, Does assimilation work? Sociocultural determinants of labour market participation of European Muslims, Journal of Ethnic and Migration Studies (2015)
Ruud Koopmans, Decomposing discrimination: why a holistic approach to racism hides more than it reveals, WZB Discussion Paper (2021)
Joris Luyendijk, De zeven vinkjes. Hoe mannen zoals ik de baas spelen (2022)
Richard Fry c.s., Racial and ethnic gaps in the U.S. persist on key demographic indicators, Pew Research Center (2021)
Lex Thijssen c.s., Discrimination of black and muslim minority groups in Western societies: evidence from a meta-analysis of field experiments, International Migration Review (2022)
Lincoln Quillian, John J. Lee, Trends in racial and ethnic discrimination in hiring in six Western countries, PNAS (2023)
Dit was de tweede aflevering in een reeks over gelijkheid, herverdeling en tolerantie. Hier vind je een overzicht van alle afleveringen in deze reeks. De volgende aflevering zal gaan over herverdeling.
Zoals altijd een heldere uiteenzetting Kaj. En omdat het in deze en de vorige aflevering om een belangrijk actueel thema gaat dat veel mensen bezig houdt blijf ik nu beter aangehaakt en geboeid dan bij de meer historische afleveringen. Hoewel die ook veel inzicht geven in de totstandkoming van de denkstromingen van nu en hoe we ons gedragen als het gaat om tolerantie / intolerantie. Bovendien is het fijn en vooral nu zo hard nodig vind ik om goed geïnformeerd te zijn omdat er veel politieke ‘leiders’ zijn die ons stelselmatig met meestal scheve beelden over minderheden op het verkeerde been willen zetten met giftige framing, vaak op onjuiste veronderstellingen en feiten gebaseerd. Kijk naar de ‘immigratietsunami’ framing van de dominante politieke partijen en wat dat doet met de discussies in de samenleving en de prioriteiten in de politieke agenda. Maar aan de andere kant: lees het boek van Hein de Haas (‘Hoe immigratie echt werkt’) over cijfers en feiten rond immigratie en je gaat er genuanceerder over oordelen. De Correspondent spreekt niet voor niks over ‘De Grote Inmigratieleugen’.
Gevolg van de hardnekkige immigratie-framing is helaas veel en steeds meer intolerante narigheid en doorgeschoten polarisatie.
Dankje voor deze bijdrage, goed voor het nodige evenwicht en tegenwicht en het geeft weer denk- en praatvoer.