Waarom je eigenlijk niets zeker kunt weten
Epistemologie en scepticisme. Over de twijfels van Xenofanes, Plato, Sokrates, Pyrrho, Sextus Empiricus, Cicero. En over hun herontdekking in de renaissance.
In English: Why we really can't know anything for sure
Om te beginnen
In de Tolerantie Campagne beginnen wij vandaag met een nieuwe reeks: klassieke bronnen van tolerantie. We beginnen met epistemologie en scepticisme.
De tolerantie die wij nu kennen bestond nog niet in de Oudheid. Het begrip kreeg pas de huidige lading sinds de Reformatie. Maar ons tolerantiebegrip kwam natuurlijk niet uit de lucht vallen. In deze reeks nieuwsbrieven gaan we op zoek naar de bronnen van het tolerantiebegrip in de Oudheid.
In de Griekse en Romeinse beschaving hadden ze uiteraard ook te maken met afwijkende ideeën, fout gedrag, en vreemde volken, met andere culturen en religies. Natuurlijk dachten de filosofen daar ook over na.
Argumenten om te tolereren vind je terug in een heel scala aan klassieke filosofische invalshoeken, waaronder de epistemologie, dialectiek, stoïcisme, humanisme. Die termen leggen we nog uit.
Ook het boeddhisme ontwikkelde een visie op tolerantie, die wel wat gemeen heeft met het klassieke stoïcisme. Omdat het boeddhisme nauwelijks invloed had op het westerse denken over tolerantie, laten wij dat hier nog even buiten beschouwing. Maar in een aparte reeks gaan wij later nog stilstaan bij tolerantie in het boeddhisme.
De twijfel begint
De prachtige verhalen over Herakles, de Argonauten, Theseus en Oedipus, en de bekende Ilias en Odyssee van Homeros (± 800-750 v.Chr.) gaan over de mythische Griekse goden. Alle Grieken kenden die verhalen. Er werd over ze gesproken alsof ze echt bestonden. Ze speelden een grote rol in het dagelijks leven, al bleven ze wel wat mysterieus.
Maar toen kwam de scepticus Xenofanes (560-ca. 478 v.Chr.) Hij noemde de beschrijving van de goden antropomorf: de Grieken beschreven hun goden als mensen. Maar, zo betoogde Xenofanes, als mensen hun goden als mensen beschrijven, zouden paarden dan hun goden niet evenzeer als een paard beschrijven? En zou de god der ossen niet ook een os zijn?
Hij constateerde bovendien dat de goden in andere landen heel anders werden beschreven. Er was blijkbaar helemaal geen universeel godsbeeld. Hoe machtig waren die goden nou helemaal, als ze niet eens door de douane kwamen?
We zijn niet in staat om alle feiten of de waarheid te kennen
Xenofanes zaaide twijfel over dingen die iedereen voor waar had aangenomen. We zijn niet in staat om alle feiten of de waarheid te kennen, stelde hij, en de goden gaan ons echt niet alles openbaren. Al loont het wel de moeite om te blijven onderzoeken.
Xenofanes pretendeerde zelf ook niet dat hij de waarheid in pacht had. Zo beweerde hij van alles over hemel en de aarde, maar hij claimde niet dat hij een openbaring had ontvangen. Hooguit had hij er beter over nagedacht. Zijn inzichten waren naar eigen zeggen 'zoals de waarheid': garanderen kon hij niets.
Geen mens kende ooit of zal ooit de waarheid kennen over de goden en alle dingen waarover ik spreek. Want zelfs al zou hij erin slagen goed te zeggen wat het geval is, dan nog weet hij het zelf niet. Maar geloof komt overal voor.
— Xenofanes , Fragment 34 (5e of 6e eeuw v.Chr.)
Wat is waarheid, wat is de werkelijkheid, en wat is kennis? Die vragen zouden de navolgende eeuwen de Griekse filosofen bezighouden: de kennisleer ofwel epistemologie.
Xenofanes had invloed. De vragen die hij opriep hielden de gemoederen bezig. De filosofen werden het er wel over eens dat kennis over de goden zich niet liet openbaren. Niemand heeft daarover de waarheid in pacht.
Maar zijn vragen riepen weer heel andere vragen op. Is álle kennis relatief of is er ook een absolute waarheid? Wat is de ware aard van kennis? Hoe kunnen wij de waarheid zo dicht mogelijk benaderen?
Plato en Sokrates
De Athener Plato (ca. 427-347 v.Chr.) was ervan overtuigd dat er een absolute waarheid is. Niet alle kennis is relatief. Plato noemde de onbetwijfelbare waarheden vormen, of ideeën. Dat zijn geen fysieke dingen, want tastbare zaken zijn slechts een afspiegeling van de ultieme werkelijkheid. Hij hanteerde in zijn ideeënleer een onderscheid tussen kennis (gnosis), die vaststaat, en opinie (doxa), die wij waarnemen op basis van de veranderlijke werkelijkheid. Echte kennis moet betrekking hebben op onveranderlijke en onvergankelijke voorwerpen van kennis. De voorwerpen om ons heen zijn veranderlijk en vergankelijk. Die kunnen daardoor geen voorwerp van echte kennis zijn. In zijn werk Politeía zegt Plato dat eigenlijke kennis van de ideeën (idea) voorbehouden is aan filosofen. Gewone mensen hebben niet meer dan doxa (mening/opvatting). Die komen niet verder dan wat zintuiglijk waarneembaar is.
De wereld om ons heen biedt onvoldoende houvast voor kennis
Maar ook Plato beweerde niet dat hij het allemaal wel wist. Hij wees dan misschien wel de weg naar de nous, onvergankelijk inzicht of begrip, maar vond niet dat hij patent had op echte kennis.
Zijn leermeester Sokrates (469-399 v. Chr.) stelde zich zelfs nog terughoudender op. In Plato's Apologie van Sokrates krijgt Sokrates van een orakel te horen dat niemand wijzer is dan Sokrates. Maar Sokrates, nooit verlegen om een wijsgerig praatje, vertelde aan iedereen die het horen wou dat hij helemaal niet wijs was. Toch trok hij noch zijn eigen oordeel, noch de profetie van het orakel in twijfel. Hij ging na hoe beide stellingen met elkaar verenigbaar waren. Hij sprak met allerlei deskundigen in Athene: politici, dichters en ambachtslieden. Allemaal beweerden zij dat zij wel het een en ander wisten over belangwekkende zaken. Sokrates vroeg heel irritant door. Hoe kun je dat zo zeker weten? Sokrates wist dat het hem ontbrak aan kennis, zijn deskundigen beseften dat niet. Daarmee was aangetoond dat zowel het orakel als Sokrates gelijk hadden. Aan het slot zegt Sokrates:
Ik weet doordat ik niet weet.
— Sokrates, geciteerd in: Plato, Apologie van Sokrates, geparafraseerd (4e eeuw v.Chr.)
Pyrrhonisch scepticisme
De Griekse scepticus Pyrrho van Elis (ca. 360-270 v.Chr.) werkte die fundamentele onwetendheid verder uit. Het belangrijkste principe in zijn werk is het begrip akatalepsia, wat inhoudt dat het onmogelijk is de dingen te kennen in hun eigen natuur. Wat je ook poneert, het tegendeel kan met evenveel redelijkheid gesteld worden. Daarom moeten we opschorting van alle oordelen nastreven. Geen enkele aanname is immers beter dan een andere. Dit principe van opschorting van alle oordelen moet volgens Pyrrho niet enkel toegepast worden in het theoretische denken, maar eigenlijk ook in het dagelijkse leven.
Streef naar een opschorting van alle oordelen
Pyrrho concludeerde dat aangezien niets gekend kan worden, de enige juiste houding de ataraxia is, de onbezorgdheid of vrijheid van bezorgdheid. Doe maar wat, neem jezelf niet zo serieus. En lach erom, want het is toch nooit goed. Pyrrho's ideeën werden later een inspiratiebron voor het stoïcisme.
Over Sextus Empiricus is niet veel bekend. Hij leefde in de 2e of 3e eeuw van onze jaartelling en schreef in het Grieks. Hij stond duidelijk onder invloed van Pyrrho’s scepticisme, en werkte diens ideeën verder uit. Sextus ontkende de mogelijkheid van kennis niet. We komen er alleen niet achter, en daarom is het maar beter om alle geloof op te schorten.
Om toch tot handelen te komen had Sextus een paar vuistregels: laat de natuur je leiden, laat je leiden door je gevoelens, door wetten en gewoonten, en door mensen met ervaring. Op meer zekerheid hoef je niet te rekenen.
Academisch scepticisme
Waar Sextus de mogelijkheid van kennis niet ontkende, stelden de academische sceptici dat kennis per definitie onmogelijk is. De waarheid bestaat misschien wel, maar wij zijn niet in staat om die te kennen. Opvattingen en noties zijn per definitie nooit waar.
Je zit er sowieso geheid naast
Hoe kom je dan toch tot handelen? Sextus raadde aan om te handelen op basis van vuistregels. De academische sceptici waren nog radicaler: accepteer nou maar gewoon dat je uitgaat van veronderstellingen en waarschijnlijkheden. Je zit er sowieso geheid naast.
Over de academische sceptici hoef je verder niet veel te onthouden, behalve dat zij zich afzetten tegen die betweters van de Stoa. De stoïcijnen zijn vooral bekend van hun praktische levenslessen. Zij lieten zich weliswaar inspireren door de scepticus Pyrrho, maar er zaten toch ook hele metafysische, ethische en epistemologische theorieën achter (die wij tegenwoordig niet meer zo serieus nemen). Academische sceptici vonden weinig leuker dan stoïcijntje pesten met de vraag: hoe weet je dat zo zeker?
De romein Cicero wordt vaak in één adem genoemd met de Stoa, maar er waren wel degelijk verschillen. Een belangrijk verschil is dat Cicero duidelijk aan de kant van de academische sceptici stond.
Invloed op ons tolerantiebegrip
Voor de ontwikkeling van het tolerantiebegrip hadden deze epistemologische en sceptische inzichten grote betekenis. Als niemand immers patent heeft op de waarheid, wie kan dan een ander veroordelen omdat die een andere mening heeft of afwijkend gedrag vertoont?
Tot aan de renaissance had het scepticisme weinig invloed. Het christelijke denken stond vooral in de traditie van Aristoteles, de neoplatonisten en Augustinus. Er was volgens de middeleeuwse christenen wel degelijk een kenbare waarheid: het woord van God. En met die heidense Grieken en Romeinen moest je sowieso oppassen.
In de renaissance werd het scepticisme herontdekt. Het academische scepticisme landde via Cicero als eerste. Cicero werd in de 14e eeuw weer gelezen, vooral vanwege zijn pedagogische inzichten. Op de bagagedrager kwam ook zijn sceptische boek Academica mee, waarin hij de opvattingen van de academische sceptici braaf had overgepend.
Scepticisme kwam goed van pas in de reformatie
In 1559 werd de tot dan toe vrijwel onbekende Sextus Empiricus vertaald in het Latijn. De herontdekking van Sextus en Pyrrho verspreidde zich als een olievlek door Europa, dat in de ban was van de reformatie. Religieuze tolerantie was een hoogst actueel onderwerp; scepticisme was een intellectueel nieuwtje. Erasmus bediende zich van sceptische argumenten in zijn polemieken met Luther, vooral over de vrije wil. Onthoud ook de namen van Sébastien Castellio (1515-1563), Michel de Montaigne (1533-1592) en Pierre Bayle (1647-1706); die komen later nog aan bod.
De Engelse filosoof John Locke komt later ook nog uitvoerig aan bod. Ook hij zou sceptische argumenten gebruiken in zijn pleidooi voor religieuze tolerantie. Maar tegelijk worstelde hij met het scepticisme:
Wie een kaars ziet branden en de kracht van de vlam ervan heeft uitgeprobeerd door er zijn vinger in te steken, zal er weinig aan twijfelen dat dit zonder hem bestaat en hem schade berokkent en veel pijn bezorgt.
— John Locke, An essay concerning human understanding (1689)
Meer afleveringen
Dit was de eerste nieuwsbrief in een reeks over klassieke bronnen van tolerantie.
De hele reeks bestaat uit:
Waarom je eigenlijk niets zeker kunt weten
Epistemologie en scepticisme. Over de twijfels van Xenofanes, Plato, Sokrates, Pyrrho, Sextus Empiricus, Cicero. En over hun herontdekking in de renaissance.Waarom wij tegengestelde opvattingen nodig hebben
Dialectiek en vrije meningsuiting in klassiek Athene en Rome. Over egalitaire Griekse koloniën, isegoria en parrhesia in Athene, de socratische methode, en het landverraad van Cordus.Zijn morele overtuigingen inbeelding?
Moreel scepticisme van klassiek Griekenland tot de Verlichting. Over mensen die hun ouders opeten, menselijke aard volgens de sofisten, morele intuïties volgens Sextus, en pyrrhonisme als vergrijp.Laat je niet van je stuk brengen
Hoe wij denken over tolerantie is ook beïnvloed door het klassieke stoïcisme. Over de omgang met pijn, de dubbele moraal van de stoa, en de invloed van de stoa op christelijke ethiek.Humanitas en vergeving
Clementie en menselijkheid als bron van tolerantie. Over de biologische neiging tot vergeving, de menselijkheid van Cicero, de bron van de Jezus' vergevingsgezindheid, en over berouw en vergelding.Onze idealen van vrijheid en gelijkheid hebben wij niet van de Oudheid
Vrijheid en gelijkheid zijn het koningskoppel van de tolerantie. En de Grieken en de Romeinen kenden die ook. Maar deze bron van tolerantie hebben wij nauwelijks aan hen te danken.Over pragmatische heersers en onderworpen naties
Premoderne despoten konden best veel tolerantie opbrengen voor overwonnen naties. Over de roof van godenbeelden, Romeins exceptionalisme en de tolerantie van Dzjengis Khan.
Tot slot: deel deze nieuwsbrief of de Tolerantie Campagne gerust met vrienden.
Ik ben dol op lezers!